Over een kwartiertje sloot de Kringloopwinkel. Het was opnieuw zo’n
drukkend warme dag geworden waarmee deze zomer de eindejaarslijstjes wel
moest halen als voorlopige zomer van de eeuw. Ik had Faisal, een van de
magazijniers, in de loop van de namiddag gevraagd om nog enkele reeds
geprijsde bakken speelgoed uit te zetten. Ik zag dat ze nog steeds in de
speelgoedafdeling stonden. Enkel de bovenste bak was leeggemaakt. Ik
kon niet klagen over Faisal, hij had zijn best gedaan die dag en ik besloot de rekken dan maar zelf aan te vullen met de rest van het materiaal. Faisal kwam aangelopen.
‘Sorry sorry, Rino’, mompelde hij, nam wat speelgoed uit een bak en reikte het me aan.
‘Zet maar uit’ zei ik.
‘Maar ik weet niet waar ik het moet zetten!’ zei hij, er klonk ergernis
in zijn stem. Hij had in die paar jaar die hij hier was verbazend goed
Nederlands leren spreken.
‘Ik weet dat het je afdeling niet is,
maar je zou kunnen beginnen met de rekken eens te overlopen om na te
gaan hoe de onderverdeling is.’ Ik toonde hem waar de puzzels bijeen
stonden, de autootjes, de poppen en de gezelschapsspelletjes. De manden
met strandspeeltjes en tuinspeelgoed. Poppenhuizen. Knikkers.
‘Gewoon eens goed kijken’ zei ik.
‘Maar Rino’ zei hij moedeloos, ‘ik ken niets van speelgoed, ik heb
nooit speelgoed gehad. Bij ons was er alleen maar oorlog, altijd
oorlog...’
Daar stond ik dan. Ik vroeg hem of hij nog broers of
zussen had. Hij bleek een jongere broer te hebben. Zijn vader was
gestorven toen hij op weg naar zijn werk op een mijn liep, maar zijn
moeder leefde nog.
‘Komt je broer ook naar hier?’ vroeg ik.
‘Hij kan niet, hij moet voor mama zorgen. Toen papa stierf is ze ziek
geworden van verdriet’. Tranen welden in zijn ogen, die hij met zijn
mouw wegveegde.
‘En mama wil niet weg uit Afghanistan’.
woensdag 16 september 2015
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten