woensdag 17 oktober 2007

Devendra Banhart en Het Museum Van De Intensiteit



Mijn kennismaking met de muziek van Devendra Banhart was een overrompeling. Ik ben nochtans een en ander gewend. Op het ogenblik van de feiten, baatte ik een praatcafé uit met op vrijdag en zaterdag jazzmuziek, op donderdagen blues en Americana, op zondag wereldmuziek en in de late uurtjes singer/songwriters. Daarvoor had ik jaren als muziekrecensent voor Markant, Teek!, Scoops en RifRaf geschreven. Interviews en cd recensies. Met het café was daar een eind aan gekomen.
Mijn broer, die een muziekwinkel uitbaat, had me gewezen op de zonderlinge New-Yorker. Hij had zijn eigen cd-exemplaar meegegeven, en de naam Devendra Banhart deed me eerst aan iets duisters, ontoegankelijks denken, Duitse noise, vergeef het me dude, of experimentele rock, in elk geval; het cd’tje met het intrigerende hoesje bleef nog een tijdje op de kast liggen.
Tot die dag.

Rejoicing In The Hands... Het is alsof Banhart de muziek uit het verleden anders heeft geïnterpreteerd: op ongebruikelijke wijze combineert hij oude folk met elementen uit ragtime, blues en country, een ietwat voorbijgestreefde hang naar mystiek en psychedelica verradend. Het spookachtige, surrealistische resultaat is verbluffend: luister naar het bezwerende It’s A Sight To Behold of het maniakale Poughkeepsie, meesterlijke proeven van een uniek songschrijverschap. Deze tinteling in mijn hoofd heb ik al niet meer gevoeld sinds de eerste platen van Prince. Ook Nino Rojo, de enkele maanden later verschijnende tweelingbroer met mijlpalen als het smachtende At The Hop, of het hypnotiserende Little Yellow Spider, kent diezelfde verslavende kracht.



Daarnaast blijkt hij een begenadigd tekenaar die ieder nieuw werkstuk als totaalconcept presenteert. De zelfontworpen hoesjes en tekstboekjes zijn dan ook een lust voor het oog, volgestouwd met kleine merkwaardige maar aandoenlijke tekeningetjes die niet zouden hebben misstaan bij de tentoonstelling Geheim Schrift in het museum Guislain, een paar jaar terug.

De zessentwintig jarige, door India geobsedeerde Venezuelaan die in Texas opgroeide, lange tijd in L.A. verbleef, en nu in New York woont, debuteerde anderhalf jaar eerder met Oh Me Oh My... The Way The Day Goes By The Sun Is Setting Dogs Are Dreaming Lovesongs Of The Chritsmas Spirit, een verzameling demo’s die op Young God, het label van Michael Gira (Swans, Angels Of Light) verscheen. Hier hoor je de aanzet van wat op de twee volgende albums z’n beslag krijgt: een krachtige bundeling van originaliteit, humor en virtuositeit van een op openbarsten staand natuurtalent. Banhart beschikt over een stel volstrekt unieke, atletische stembanden die hij combineert met een al even eigenzinnig gitaarspel en een groot songschrijvertalent.

Wat niet betekent dat zijn muziek voor elk stel oren geschikt is: het café wordt bij sluitingstijd het snelst ontruimd wanneer Devendra Banhart uit de speakers komt getuimeld...



Ik moet bekennen dat mijn eerste kennismaking met het vierde album, Cripple Crow, najaar ’05, teleurstellend was. Banhart klinkt relaxter, en er is meer aan de nummers gewerkt, waardoor het heerlijke low-fi sfeertje verdwenen is. Soms kan hij het bloemenkind in zich niet onderdrukken, wat dan weer ten koste van de algemene spanning gaat. Het album is ook toegankelijker, scherpe kantjes lijken afgevijld. Langzaam echter winnen de nummers aan kracht, en hoewel het album in zijn geheel het niveau van de twee voorgangers niet haalt, herbergt Cripple Crow een paar van zijn mooiste songs. Banhart, die zich steeds behaaglijker lijkt te voelen in het hem aangemeten acid-folkie/neo-hippie kostuum en als aanvoerder wordt beschouwd van een stoet licht gestoorde freakfolk-troubadours, wisselt luchtige, charmerende niemendalletjes af met een verbluffende muzikale maturiteit: verstilling bij de anti-oorlogsong Heard Somebody Say, het ontroerende Inaniel of het wonderlijk, beklemmende Koreandogwood. Tijdens de tournee die hierna volgt komt Banhart in de AB langs. Ik heb er geen idee van hoe hij eruitziet, hij is bijzonder spaarzaam met foto's op zijn hoesjes, en denk dan ook dat er sprake van een vergissing is wanneer een stel hippies het podium bezet. Samen met zijn vrienden/soulmates van Vetiver, bouwt hij spontaan een feestje en het is meteen duidelijk: deze jongens zijn het feestvieren gewoon. Rondhuppelend in ontbloot bovenlijf verdwijnt de, zelfs met forse baard en lange haar aantrekkelijke en charismatische jonge zonnekoning, af en toe in de chaotische menigte die het podium bevolkt. Nog meer dan op plaat blijkt hier het contrast tussen de lichtvoetige deuntjes en de ontroerende mokerslagen die hij, gelukkig, spaarzaam uitdeelt, en waartoe een plots ernstige Banhart het podium ontruimt en ons het verstommende moois toespeelt, helemaal alleen, zittend op een stoel.



Het zopas verschenen Smokey Rolls Down Thunder Canyon, dat onder meer aan de betreurde Elliott Smith werd opgedragen, is een logisch verderbewandelen van de ingeslagen weg. Met zijn goede vriend en producer Noah Georgeson verkende hij de heuvels van Hollywood en dat heeft zijn sporen nagelaten. De Banhartiaanse ingrediënten zijn opnieuw rijkelijk aanwezig, maar het geheel wordt hier en daar nog eens bijgekruid met een snuifje Samba, een vleugje reggae én een dosis seventies-rock/Westcoastpop. Banhart heeft ondertussen een hechte groep rond zich verzameld waarin naast Noah gitaristen Rodrigo Amarante en Andy Gabic resideren, bassist Luckey Remington, pianist Pete Newsom & drummer Greg Rogove. Hij kan daarnaast op veel sympathie rekenen bij zijn medemuzikanten, getuige de aanwezigheid van onder meer Joanna Newsom en Antony And The Johnsons op Cripple Crow, terwijl hij nu steun krijgt van Nick Valensi in het zwoele doo-woppige Shabop Shalom, en Chris Robinson die een soort mandoline speelt in Samba Vexillograpica. Of Cristobal, de heerlijke melancholische opener met de Mexicaanse acteur Gael Garcia Bernal als gastzanger. Het is al snel duidelijk dat zijn recente breuk met één van de CocoRosie zusjes, Bianca Casady, tot een minder vrolijk en uitbundige plaat heeft geleid, maar dan eentje die als geheel een samenhangender indruk dan zijn voorganger maakt. Aan het eind van het album wachten nog enkele parels op hun opname in Het Museum Van De Intensiteit, zoals zijn credo aan de vrijheid, Freely, en het in triestesse badende I Remember. Het album eindigt met My Dearest Friend waarin hij in duet treedt met zijn grote invloed & mentor, de tweeënzestig jarige Britse folkgoeroe Vashti Bunyan, die en passant mee profiteert van de hernieuwde belangstelling voor psychedelische folksongs. Samen sluiten ze af met een hoopvolle boodschap voor elkaars toekomst:

‘my dearest friend,
you’ll soon begin
to love again,

to love again...’
.



Tijdens de Smokey Rolls Thunder Canyon tour wordt (voorlopig) niet in Belgïe geconcerteerd. Dichtsbijzijnde concerten: 10/11 in de Tivoli in Utrecht, 12/11 in de Olympia in Parijs, en 14/11 in Theatre Splendid in Rijsel.

Geen opmerkingen: