vrijdag 26 oktober 2007

Ondergronds

Met zijn stokoude John Deere is Michel, onze buurman, het land hiernaast aan het omploegen. Met de nieuwe vierschellenploeg draait hij moeder aarde twee keer zo snel als voorheen ondersteboven, keert hij haar zonder pardon binnenstebuiten.
Michel rijdt langs onze oprit met de ploegmessen diep in de grond en de tractor trekt schuin naar boven, moet al zijn macht gebruiken om vooruit te komen. John Deere jankt en briest, brult oorverdovend uit protest en er komt zwarte rook uit zijn schoorsteen, maar hij geeft niet op.
“Jongens, dat noemen ze de vooruitgang!”, zegt meester Schoemaeker wanneer hij ons op een foto van de vierschaar wijst. Dan steekt hij zijn vinger in de lucht, een list om onze aandacht te vangen, de hele klas kijkt gebiologeerd naar zijn hand. “Maar het is daarom nog geen verbetering.”
Ik sta aan de rand van de afgrond; zo dicht dat ik de verse, donkerbruine aarde ruik. De ploeg laat diepe, gemene voren achter, en heuvelrijen gebouwd met woeste klompen aarde; het verschil tussen de hoogste en de laagste punten moet toch ruim een halve meter bedragen. Mijn oog valt op een kleine aardkluit die naar beneden rolt, en blijft tollen. Het blijkt een mol te zijn, die vergeefs de uitgang van de wereld zoekt.
De diepe ploegsneden vormen plots geen hindernis meer, met mijn versleten pantoffels spring ik naar beneden en grijp de mol die in de verse aarde wroet. Het is een wonder dat hij de aanvaring met de ploeg ongeschonden is doorgekomen. De mol is in het echt nog kleiner dan ik dacht, hij voelt verrassend zacht aan en heeft kleine handjes.
Meester Schoemaeker zegt dat de mol zijn leven onder de grond doorbrengt, en in afzondering leeft. Ik moet daar vaak aan denken: altijd alleen en in het donker, dat moet triestig zijn.
Ondertussen heeft de mol beslist om met volle overgave zijn tanden in mijn wijsvinger te zetten. Geschrokken trek ik hem los, en plots voelt hij helemaal niet zacht meer aan, of ziet hij er klein en aandoenlijk uit. Hij lijkt meer op een granaat waarvan de pin verwijderd werd, en ik katapulteer hem ogenblikkelijk in een grote boog zo ver mogelijk van mij vandaan. Terwijl hij neerkomt op een stuk veld dat reeds omgeploegd werd, klim ik vloekend uit de groef en bestudeer de kleine, maar diepe put in het topje van mijn wijsvinger. En dan loop ik naar het washok, om mijn pantoffels af te spoelen voordat moeder ze ziet, beseffend dat een eenzaam ondergronds leven voor de mol waarschijnlijk toch het beste is.

1 opmerking:

* zei

wat een mooi verhaal. Maar die arme mol.
Precies, vooruitgang is nog geen verbetering. Er zijn echt te weinig mensen zoals die meestrd Schoemaker, die dit zo goed kunnen uitleggen. Echt mooi geschreven.