zaterdag 14 september 2019

TWEE VLIEGEN

Ik was netjes op tijd vertrokken naar het werk en al eventjes aan het rijden, genietend van ‘A Sense Of Wonder’, het vijftiende studioalbum van Van Morrison uit 1985, toen mijn rust verstoord werd door een vlieg die hardnekkig om me heen bleef cirkelen, alsof ze wat van me wou, of me iets duidelijk wou maken. Een ogenblik later merkte ik nog een tweede vlieg op.
Ik bekeek de insecten die vol interesse het interieur verkenden, ondertussen de grenzen van mijn geduld aftastend. Ze streken om beurten neer op het stuur en de voorruit, kriebelden op mijn wang, liepen over mijn voorhoofd, gingen in het midden van één van mijn brilglazen zitten, doken vandaar naar het dashboard, controleerden of de zijraampjes goed afgesloten waren, keken of ze op de een of andere manier in mijn tas konden komen, maakten nerveuze bochten rond mijn hoofd - en dat alles in een razendsnel tempo, alsof ze haast hadden.
Best vervelend maar ook begrijpelijk als je weet dat vliegen maar drie, vier weken oud kunnen worden. Dan doe je de dingen misschien toch iets sneller. Maar veel verder reikte mijn kennis over de Musca Domestica, ofwel de huisvlieg, niet.
Als dreumes trok ik ooit eens zonder veel inleving de vleugels van een mak exemplaar uit, en als puber sloeg ik met de vliegenmepper tientallen exemplaren dood die de kat, met me meelopend, smakelijk verorberde. Maar met het verstrijken der jaren vond ik de vlieg alsmaar boeiender en aandoenlijker, en als ze hinderlijk werden, probeerde ik ze te vangen en buiten te zetten waardoor ik al eens voor een boeddhist versleten werd. Terwijl het gewoon zo is dat ik op een bepaald moment begreep dat het leven ons kostbaarste goed is en dat dit voor alle levende wezens geldt. Dus gebeurt het dat ik ’s avonds een vinger in mijn glas wijn steek waarlangs dat kleine, in doodsangst spartelende vliegje haastig naar boven klimt, eventjes bekomt en dan plots, als een pijl uit een boog verdwijnt, voorgoed geheelonthouder en met een sterk verhaal voor de kleinkinderen op zak, of op zoek naar nog een glas.
Later, scrollend doorheen het wereldwijde web merkte ik dat er op de vragen die ik had, verbazend weinig antwoorden te vinden zijn. Oké, men weet hoe de vlieg eruitziet en waar ze meestal te vinden is, hoe ze zich voortplant en wie haar vijanden zijn. En dat is het zowat. De rest van de kennis zit vaak in zinnen verpakt waarin ook woorden staan zoals ‘vermoedelijk’, ‘waarschijnlijk’ en ‘men denkt’.
Zo 'denkt men' dat een vlieg slaapt, maar 'waarschijnlijk' niet zolang als mensen. Ergens anders lees ik dat een vlieg in haar hele leven 'vermoedelijk' maar duizend meter ver vliegt, alles bijeen gerekend, maar er zijn ook vliegen bekend die in hun carrière vijfentwintig kilometer ver gevlogen zijn. En 'men denkt' dat een vlieg drie dagen zonder voedsel kan.
Kortom, we hebben er het raden naar. Naar, bijvoorbeeld, of ze de mens eerder als een vriend zien of als de noodzakelijke vijand. Hoe het met hun emotionele intelligentie zit, hoe ze communiceren met elkaar en of er zijn die een stel vormen. Of ze familiefeesten organiseren en hoe ze omgaan met neven én nichten.
Aan de lichten wou ik eerst de zijraampjes openen, zodat ze konden ontkomen, maar toen bedacht ik me; daar midden op zo’n kruispunt was misschien niet de beste plek om enkele vliegen, die vanuit de huiskamer met me mee de garage en vandaar de wagen in waren gevlogen, kennis te laten maken met de echte wereld. Of was het overdreven om in hun belang te denken, en hoefden we geen rekening met de gevoelens van vliegen te houden? Hoewel ik net als iedereen tot hiertoe mijn leven lang in het bijzijn van vliegen had doorgebracht, bleven het wezens vol geheimen. Ze slaan ons gade vanop de muur, of in dit geval vanop het dashboard, ze zouden boeken kunnen schrijven.
Terwijl er weer beweging in de rij wagens begon te komen, besefte ik hoe weinig we eigenlijk weten over het verborgen leven van vliegen.
Frank beloofde een dag met temperaturen die rond de dertig graden zouden liggen en bij de kringloopwinkel in Avelgem aangekomen parkeerde ik onder weelderig in blad staande bomen zodat de wagen de hele dag in de schaduw stond.
Het werd een drukke werkdag en ik vergat het gevleugelde duo tot ik me ’s avonds herinnerde waar ik geparkeerd had. Ik opende de laadruimte en haalde mijn sandalen tevoorschijn waarin m’n, in die veiligheidsschoenen oververhitte voeten, ogenblikkelijk verlichting vonden. Ik stapte in en merkte dat het eigenlijk best meeviel qua warmte.
Het duurde eventjes voor ik een vlieg zag. Ze zat op de binnenkant van het neergeklapte zonnescherm aan passagierszijde. Ze bewoog niet, alsof ze een dutje deed. En toen zag ik de tweede vlieg, op het raampje van de kilometer teller, opgewonden wrijvend in de voorste en daarna achterste poten. Ze zaten redelijk ver uiteen, misschien hadden ze na een dag in deze kleine ruimte eventjes genoeg van elkaar.
Ik startte de wagen, zette de airco niet overdreven koud, selecteerde ‘Five Leaves Left’, het in 1969 verschenen debuut van Nick Drake in de lijst met opgeslagen albums, en reed rustig, van de rit, de muziek en het gezelschap genietend, naar huis via Otegem, Ingooigem, Vichte, Desselgem, Ooigem en Oostrozebeke. De twee vliegen bleven onveranderlijk op hun plaats zitten, alsof die betoverende stem en muziek hen gehypnotiseerd had maar het kan natuurlijk ook dat ze gewoon aan het eind van hun latijn waren en het laatste beetje energie wilden sparen. Toen ik terug in de koele garage stond, liet ik de zijraampjes zakken en zag hoe ze ontsnapten, en warempel: het leek wel alsof ze de weg kenden zoals ze op de deur naar de keuken gingen zitten, geduldig wachtend tot ik openmaakte.

Geen opmerkingen: