zaterdag 14 september 2019

BART KAËLL

Ze komt bijna elke dag nu. Als ze me ziet glimlacht ze verleidelijk, ja, je zou gerust kunnen stellen dat ze naar me lonkt, met me flirt, ook al is ze tweeëntachtig. En bijna doof.
Verfrissend, iemand die niet maalt om wat leeftijdsverschil.
Telkens heeft ze wel iets te melden, ze lijkt een nieuwskanaal op zich. Soms is het best wel heftig, waar ze mee voor de dag komt. Zoals eerder deze week.
‘Mijn dochter, je weet wel, die met een beperking? Ze heeft vanmorgen geprobeerd om zelfmoord te plegen! Met pillen!’
Daar sta je dan. Ogenblikkelijk flitste er een vraag door mijn hoofd: ‘Wat doe jij dan hier?’ Maar in plaats daarvan riep ik: ’EN ZE IS NU NAAR HET ZIEKENHUIS?’
‘Ja, ze ligt op de afdeling intensieve zorgen, maar ze is buiten levensgevaar.’
Ze schudde haar hoofd.
‘Je mag er niet teveel aan denken. Want het leven gaat door. Het is niet gemakkelijk hoor. Mijn man ligt ook de hele tijd te kankeren. Je weet dat hij enkele trombose's heeft gehad hé?’
En dan zegt ze wat ze bijna altijd zegt: ‘Best dat ik mijn muziek heb.’
Vandaag stond er een lange rij aan kassa aan te schuiven. Het was vrijdag en de derde keer dat ik haar zag deze week. Toen het haar beurt was, zei ze, alsof ze vond dat ik met het voorgaande nog niet genoeg materiaal had voor een stukje: ‘Er komt hier toch veel materiaal binnen hé? Terwijl ik naar hier wandelde, reed de ene na de andere auto op om spullen uit te laden. Het is goed dat ze het niet weggooien en het naar hier brengen natuurlijk, maar de mensen hebben toch veel te veel hé?’
Ik scande de gigantisch grote, huidkleurige onderbroek in, en tikte twee euro voor de cd van Bart Kaëll.
‘Toen de oorlog uitbrak, was ik drie jaar. Mijn ouders hadden zes kinderen. Mijn vader had geen werk, en de mensen kregen toen ook geen kindergeld. Iedere dag vroegen we ons af of we iets te eten zouden krijgen voor we weer naar bed gingen. Honger dat ik toen heb gehad! Je kunt je dat niet voorstellen! We hebben het toch goed hé nu?’
‘WAT DE TOEKOMST BRENGT, WEET JE NATUURLIJK NOOIT,’ riep ik voorzichtig, en tegen de klant die na haar kwam, ‘mevrouw hoort niet meer zo goed’, waarna ik me weer tot haar wendde, ’MAAR MOMENTEEL MOGEN WE NIET KLAGEN!’
‘Wel, dat zeg ik ook! De mensen hebben het nog nooit zo goed gehad. Toch zijn mijn dochter en mijn man altijd ontevreden. Altijd mopperen, nooit is er iets goed. Wat gaan zij doen als er echt iets scheelt?! Maar we moeten vooruit hé!’ Ze betaalde, en terwijl ze haar aankopen bekeek, zag je haar boosheid van haar af vallen.
‘EN JE HEBT WEER EEN CD GEVONDEN VOOR IN JE COLLECTIE!’
‘Ja!’ Ze lachte, draaide de cd om, ‘en als ik thuis kom, zal ik de Marie-Louise opzetten, luid, zoals het moet, en als ze daar niet goedgezind van worden, dan weet ik het ook niet meer!’
Ze stak de spullen in haar handtas, glimlachte nog eens heel lief naar me, en ik keek naar dat gezicht, naar die bleke, vliesachtige huid waardoor haar schedel priemde en in het midden die oude, maar nog steeds strijdlustige ogen.
Weglopend zwaaide ze, zonder om te kijken, en ik begon aan de volgende klant, terwijl er een intense golf van blijdschap doorheen mijn lichaam trok.
Want geluk zit in de kleine dingen.
Zoals, bijvoorbeeld, omdat je geliefde niet van Bart Kaëll houdt.

Geen opmerkingen: