donderdag 10 augustus 2017

DINOSAURUS

'Nee Rino, dat geloof ik niet...'
Ik heb zonet de bestemming van onze uitstap meegedeeld aan Bilal.
Daarstraks – tijdens het werkoverleg – was ik al eens doorheen het programma van onze dagreis gegaan. We zouden met ons ploegje van De Kringloopwinkel in Avelgem naar het museum voor natuurwetenschappen in Brussel gaan.
Wegens een moeilijke verbinding met de bus van zijn huis naar hier begint Bilal op zaterdag iets later. Daarom leg ik het nog eens apart aan hem uit. Dat we hier donderdag 13 juli 's morgens afspreken, naar het station in Kortrijk rijden en vandaar de trein naar Brussel nemen. Eindstation halte Luxemburg. Vandaar te voet naar het museum. We brengen er onder andere een bezoek aan de Galerij van de Dinosauriërs, het paradepaardje van het museum, onder begeleiding van een gids. Ik vertel hem over de reusachtige, miljoenen jaren oude skeletten van uitgestorven dieren die ze daar bewaren. Zie het ongeloof op zijn gezicht.
'Rino... Hoe kan dat zolang bewaard gebleven zijn? En die dinosaurussen... Zo groot! Dat kan toch niet? Dat geloof jij toch ook niet?'
'Het maakte deel uit van de leerstof op school en ik heb blindelings aangenomen dat het waar was. Het is nooit bij me opgekomen dat het misschien allemaal verzonnen is. Maar weet je wat? We gaan gewoon kijken. Het is goed dat je zo kritisch bent.'
'Oké' zegt hij lachend.
Over enkele weken loopt zijn traject hier ten einde. Straks woont hij in Gent. Hij heeft zich daar ingeschreven aan de universiteit.
'Zes jaar ben ik verloren door de oorlog' zei hij me onlangs, toen we het over zijn toekomst hadden. 'In 2011 had ik me ingeschreven aan de universiteit van Damascus. Engelse literatuur. Toen brak de oorlog uit en moesten we vluchten. Dat was zes jaar geleden. Maar straks begin ik opnieuw.' Ik bewonder zijn weerbaarheid en doorzettingsvermogen. Want ook al vertelde hij in de pauze over de onmenselijke omstandigheden waarin zijn familie in Syrië - waar hij elke dag contact mee had - verkeerde, toch ging hij daarna aan het werk alsof er niets aan de hand was. Tijdens zijn traject is hij één dag ziek geweest.
Vorig jaar, tijdens de Ramadan, zat hij tijdens de pauze buiten aan tafel een sigaret te roken terwijl hij een glas water dronk.
'Ik heb nieuws gekregen' zei hij. 'Mijn oom is op een mijn gestapt. Hij is dood. Bijna alle broers van mijn vader zijn dood. Waarom?' En hij stak zijn armen naar boven en keek naar de lucht. 'Waarom!'
Daarna merkte ik dat hij het niet meer zo nauw nam met de van bovenaf opgelegde spelregels.
De afspraak voor het gearrangeerde huwelijk dat ze in zijn geboorteland voor hem in petto hadden, had hij onlangs verbroken.
'Zij wou niet en ik wou niet' zei hij daarover. 'Maar we gingen trouwen omdat onze ouders het wilden. Nog steeds, ook al ben ik nu hier. Maar ik heb er een einde aan gemaakt. En nu zijn ze allemaal boos.' Hij haalde zijn schouders op.

Ieder jaar mag elke vestiging een uitstap maken met zijn team. Niet dat de winkel dan gesloten is. Er komen enkele collega's uit andere winkels uit de regio die het werk voor een dagje overnemen.
Het is altijd een hele opgave om een goeie bestemming te vinden. Twee jaar geleden gingen we naar Brussel. Een bezoek aan het Vossenplein in de voormiddag, in de namiddag een wandeling door de stad. Om onze blik eens te verruimen. Ronddwalen in deze metropool, de mooiste stad die ons land rijk is en waar alle uitersten worden samengebracht. Zowel het onbeduidende als het monumentale.
Voor enkele van onze inlanders was het de eerste keer dat ze zich buiten de provincie begaven. Maar ook voor onze buitenlanders zou een bezoek aan de hoofdstad van ons land heel interessant kunnen zijn. Dachten we.
Al meteen na aankomst namen onze anderstalige collega's ons bij de hand. Ieder van hen had hier minstens enkele maanden verbleven en allen kenden ze de de stad als hun broekzak. Wezen naar het raam in de gevels van de oude huizen waarachter ze gewoond hadden. Op het Vossenplein schudden ze oude bekenden de hand.
Het jaar daarna was mijn oog op het thema van Kunstenfestival Watou gevallen, 'De kracht van mededogen - over identiteit, diversiteit en mededogen'. Over overbevolking, migratie en empathie.
Ik had de catalogus gekocht en vooraf gelezen. De werken waren heel zorgvuldig bijeen gezocht, het een al sterker dan het andere. Maar nooit vrijblijvend.
Voor de mensen die hier werken is kunst meestal – en dan vooral beeldende kunst – een ver van mijn bed show. Ze hebben wel andere katjes te geselen. Er waren dan ook veel verbaasde gezichten, de ochtend dat ik de bestemming van onze uitstap uitlegde. Wat de tentoonstelling betrof, hield ik het redelijk sec. Dat kunstenaars soms mooie, of leuke, of grappige dingen maken. Maar dat ze ons soms ook aan het denken kunnen zetten. Dat kunstenaars problemen durven aan de kaak stellen zonder taboes te schuwen, en soms zelfs mee helpen denken over een oplossing. Ik zag het donderen in Keulen.

Ze voorspelden een zonnige dag. Onze ploeg bestond uit vier mensen uit Avelgem, vijf anderstaligen, Nathalie – mijn assistente – en ik. Rond elf uur starten we de wandeling in het Festivalhuis waar 'Agony', de indrukwekkende uit scheermesjes opgetrokken rolstoelen van Tayeba Begum Lipi - een kunstenares uit Bangladesh - de aandacht trok. Dat ze met haar werk onder meer het geweld tegenover vrouwen in haar thuisland en bij uitbreiding over heel de wereld aanklaagde, zorgde voor een instemmend geknik bij onze dames.
In het Gemeentehuis zocht ik vergeefs naar 'H20' van Robert Gligorov uit Macedonië. In een groot aquarium met tientallen vissen werd een kooi gebouwd met daarin een aantal kanaries. Door deze twee totaal verschillende soorten samen te brengen bewijst de kunstenaar dat we, hoe moeilijk het ook is en hoe anders we ook zijn - als we het echt willen, perfect kunnen samenleven. Ik klampte een suppoost aan om te informeren naar het werk, maar die zei dat ze hadden moeten verwijderen. Na enkele dagen was het merendeel van de vissen reeds gestorven...
Dan maar 'Tierra' van Regina José Galindo uit Guatemala. In deze video is de jonge kunstenares te zien terwijl ze naakt in een landschap staat. Een gigantische kraan met een enorme klauw haalt de aarde om haar heen weg zodat ze uiteindelijk, afgesneden van de rest van de aardbol, op een metershoog eilandje achterblijft. Het werk verwijst naar de grondoorlogen waarbij systematisch mayadorpen werden uitgemoord tijdens de Guatemalteeske burgeroorlog gedurende de laatste veertig jaar van de vorige eeuw. Maar ook als je dit niet weet lijkt het een krachtige metafoor voor de wereld van vandaag.
Onze groep zette zijn weg voorzichtig verder in dit labyrint vol onvermoede confrontaties. Onder een stralende zon maakten we de wandeling naar de Douviehouve terwijl een zacht briesje onze wangen streelde.
Bij het marmeren beeld 'Refuge' van de Australische Alex Seton waarbij een in een deken gehulde vluchteling op een houten vlot zit, werd het stil. 'Casa Tomada' van de Colombiaanse Rafael Gomezbarros - een tombe waar je doorheen moest en waarin je je tussen honderden kolossale mieren begaf – ontlokte dan weer angstige gilletjes aan de bezoekers.
Op een bepaald ogenblik tikte Ndue me op de schouder; dat ik eventjes mee moest komen omdat daar een man stond die zich onwel voelde.
Het betrof een werk van de Nederlandse Roy Villevoye, 'Reset' waarbij een levensgroot, griezelig realistisch beeld van een jonge man wordt getoond die de kraag van zijn lange jas bij elkaar pakt en uitgeput tegen de muur leunt. Bezorgd stonden enkele mensen uit onze groep naar de man te kijken.
'Dit is geen man' zei ik zonder het goed te beseffen naar Magritte, 'dit is een beeld'. Ndue kwam nu nieuwsgierig dichterbij en porde met zijn vinger in de schouder van de jongeman die onbeweeglijk stil bleef staan.
'Herkennen jullie hem niet?' Ze kwamen nu allen naderbij en bekeken het beeld aandachtiger.
'Het is de jonge Adolf Hitler.'
Djetenin stoof naar voren en vuurde ogenblikkelijk een verbale woordenstroom vol verwensingen op het beeld af, in dat Afrikaanse-Frans van haar waar zo al niemand van ons iets van begrijpt. Toen ze uitgeraasd was, draaide ze zich om en liep weg maar ik riep haar terug.
'Dit is Adolf toen hij als twintigjarige in Wenen rond zwierf nadat het hem niet gelukt was om toegelaten te worden aan de kunstacademie. Tenslotte was hij dakloos, en moest met kapotte schoenen en versleten kledij de koude trotseren. De kunstenaar vraagt zich met dit werk af of deze jongeman, als iemand hem destijds de hand had moeten reiken en helpen, ooit dat monster zou geworden zijn.' Vol bewondering staarden ze me aan, dat ik dit allemaal wist! Maar ik herhaalde alleen maar wat er in de catalogus stond.

We genoten van de sublieme video van de Belgische Mexicaan Francis Alÿs, 'When Faith Moves Mountains (making of), waarin Alÿs met achthonderd vrijwilligers met schoppen en veel gevoel voor humor aan de voet van een berg begint te scheppen en zo langzaam opschuift. Uiteindelijk hebben deze mensen samen een berg verzet, ook al is het maar enkele centimeters.
Het werk van Louise Bennett uit Australië met als titel 'See your self in me' leverde ons een mooie herinnering op aan de dag. De woorden werden uit een doek dat naar de wolken wijst, gesneden. Zo lijkt het alsof de natuur tot je spreekt, aldus de kunstenaar, en als je wat dieper graaft zou je het kunnen interpreteren als een boodschap van de overledenen. Wij gingen er met onze groep onder staan, vroegen een voorbijganger een foto te nemen en gaven het werk, door de diversiteit in onze groep, toen een eigen betekenis.
Nog enkele andere memorabele ogenblikken: in de Graanschuur bij het werk van Cindy Wright, 'Blue Bird', een stilleven van een prachtig gevederd maar dode meesje. Als je iets beter keek, merkte je plots dat het meedogenloze verrottingsproces reeds was ingezet. En Pascale Pollier, 'History of Hurt': twee afgehakte armen waarvan de oude, biddende handen geen gebedskrans maar een stuk prikkeldraad vasthielden.
In de Kelder Brouwerij bij 'The Clearing' van Roy Villvoyeen; twee natuurgetrouwe beelden van een zwarte en een blanke man die in een verwrongen houding op de grond lagen, alsof ze onlangs waren aangespoeld uit zee, en in het Klooster met 'Flashdance' van Sandrine Pelletier; twee balletschoentjes op de toppen van hun tenen die een bloederig spoor achterlieten.
Tussen al deze gruwel door konden we gelukkig in de zon lopen, en 's middags gingen we ter compensatie lang en lekker eten in het Ovenhuis.
De poëzie die her en der te lezen hing, was iets moeilijker te doorgronden en niet enkel door onze anderstalige medewerkers. Maar ze stonden in de catalogus en we spraken af dat we in de volgende weken, voor het werkoverleg, af en toe eens een gedicht of een stuk ervan onder de loep zouden nemen.

Maar goed, dat was dus vorig jaar.
Hoewel het thema van het kunstenfestival opnieuw toepasselijk was – 'Over Alleenigheid en Ondraaglijke Eenzaamheid' – durfde ik het geen twee jaar na elkaar voor te stellen aan Nathalie. Maar we gingen dit jaar wel weer voor een uitstap waar we plezier aan inhoud konden verbinden.
Voor we tot dit besluit kwamen, hadden we weeral een hele weg afgelegd. Misschien een fietstocht, eventueel met tandems? Met z'n allen paardrijden in Oudenaarde? Naar Ieper? Gent? Rijsel? Om wat te doen? Je kunt ook gaan wandelen op de zeedijk in Oostende.
Plots kwam het natuurhistorisch museum in Brussel op de proppen. Het is een raadsel hoe we erbij gekomen waren maar Nathalie was meteen enthousiast.
Het was veel voor één dag, maar het zou er gewoon op aan komen alles goed te organiseren. En toen herinnerde ik me dat ik een vriend had die er werkte.
'Vraag naar Tine als gids' zei hij. 'En in ''L Horloge Du Sud', een restaurantje vlakbij, kun je lekker eten voor een zacht prijsje.'
Je hebt maar één dag en daar moet je alles uithalen. Bovendien hebben veel mensen kinderen. Dat betekent dat je niet veel kunt rommelen met het uur van vertrek en terugkeer. De oppas houdt niet van uitzonderingen. Dus om negen uur vertrekken en om vijf uur weer terug. Ik besloot de flexibiliteit van onze groep toch eens te testen. Ik had geluk.
De ochtend van donderdag 13 juli brak aan. Het regende ervoor en het regende nadien maar die dag werd het mooi weer. We vertrokken met twee auto's om kwart na acht. Namen de trein in Kortrijk, iets na negenen. Kwamen in Brussel aan bij halte Luxemburg om kwart voor elf. Dronken samen een koffie, liepen snel naar het toilet en profiteerden van het geluk dat het museum maar op een boogscheut lag. We hadden om kwart na elf afgesproken met de gids, wat we gek genoeg net haalden. Tine nam ons mee haar teletijdmachine in, naar honderdvijftig miljoen jaar geleden. Draaide haar hand er niet voor om om af en toe enkele miljoenen jaren vooruit of achteruit springen. Ik had nog nooit eerder een tijdsreizigster ontmoet. Maar het leek allemaal volstrekt normaal.

Een professor met bijhorende bos witgrijs, warrig haar en een openhangende stofjas, was – omringd door allerlei hoog technologisch gereedschap – in een grote glazen kooi aan het poseren voor een jonge fotografe. Tine vertelde ons ondertussen over de mijnwerkers die in 1878 in de Sint-Barbaramijn in Bernissart op een diepte van 320 meter met goud gevulde boomstammen vonden. Helaas voor hen was het geen goud maar waren het met pyriet gevulde beenderen, een mineraal met een goudachtige glans die ook wel klatergoud genoemd wordt. Of gekkengoud. Uiteindelijk bleek het om een dertigtal zo goed als complete Iguanodonskeletten te gaan die naar schatting honderdvijfentwintig miljoen jaar oud waren en zich dankzij de versteende klei waarin ze fossileerden in een perfecte staat bevonden. Daarmee was het een van de indrukwekkendste paleontologische vondsten aller tijden. Een team van deskundigen uit het natuurhistorische museum van toen schakelde een ploeg mijnwerkers in om de karkassen uit te graven. De fragiele beenderen werden in gipsen schalen verzegeld naar boven gebracht. Hierdoor kon de mensheid in 1883 in Brussel voor het eerst een dinosauriër in al zijn glorie bewonderen.
Deze dieren regeerden de wereld 165 miljoen jaar lang, tijdens het mesozoïcum. Tot het noodlot toesloeg, zo'n zestig miljoen jaar terug. Hoe, daar is men nog niet helemaal over uit. Maar vermoedelijk lag de inslag van een reusachtige asteroïde aan de basis. De aardkorst kreeg een ferme deuk en het stof waaide hoog op. De atmosfeer werd verduisterd en verhinderde het zonlicht door te breken. Door de koude en het gebrek aan licht stierven de planten af. Daarvan werden de plantenetende dino's de dupe. Net zoals de ijsberen nu, werden ze elke dag magerder. Ze dwaalden rond, raakten uitgeput en stierven tenslotte van de honger. Hierdoor werden toen ook de vleesetende dino's getroffen. Algauw zat er niets anders op dan elkaar op te peuzelen. Hoe dan ook met tragische gevolgen. Toen de planten zich na verloop van tijd herpakten, bleken zo goed als alle dino's van de aardbodem verdwenen.
De skeletten die we hier zagen waren originelen met een waarde die in de tientallen miljoenen euro's liep. Ze hadden reizen gemaakt, tot in Japan.
De een zijn dood is de ander zijn brood.

Ik had een vraag. Of er nooit bezoekers waren die twijfelden aan de echtheid van dit alles. Meer nog, die er zeker van waren dat dit altegader een fabeltje was. Ik voelde hoe enkele hoofden zich naar me draaiden maar gebaarde van co en bleef strak naar Tine kijken. Ze sprak iets zachter nu.
'Natuurlijk' zei ze. Vertelde toen dat er nog niet zo lang geleden een klas uit een katholieke school op bezoek kwam waarvan de leraar haar gewaarschuwd had. De kinderen mochten naar de dino's kijken en zij mocht daarbij uitleg geven maar ze moest ten allen tijde vermijden om het over evolutie te hebben. Ze lachte.
'In een natuurhistorisch museum draait het om evolutie. Hoe kun je het over dit alles hebben (ze wees met haar hand om zich heen) zonder naar de geschiedenis van onze aarde te verwijzen?' Ze haalde haar schouders op. 'Maar zo is het nu eenmaal' zei ze. 'Je zult deze mensen ook nooit kunnen overtuigen. Want ze moeten er in de eerste plaats zelf voor openstaan.'
Ze was een goeie gids en een heel stuk wijzer namen we afscheid. Ze zou mijn groeten overbrengen naar mijn vriend die momenteel - jammer voor ons maar gelukkig voor hem - op reis was. Zo dadelijk gingen we eten, maar we hadden nog wat tijd voor het zover was. Er werden folders meegenomen om met de kinderen terug te komen tijdens het verlof. Mobieltjes kwamen boven. Er werden foto's gemaakt. Foto's met Iguanodons. Met de Oviraptor. Met de Diplodocus. Met de Tyrannosaurus Rex. Met elkaar. We liepen door de galerij van de Dinosauriërs. Vreemde vogels vlogen boven onze hoofden.
We keken nog eens vol verbazing naar dat onderbeen dat op zijn eentje al zeven meter hoog was. Afkomstig van iets dat bij iedere stap moeiteloos vijf meter overbrugd had.
We hoorden een vreemd grommen. Gelukkig bleek het afkomstig van onze magen.

''L Horloge Du Sud', het Afrikaanse restaurant dat ons aanbevolen was door mijn vriend die in het museum werkte, ligt op de grens van Matongé. De Senegalese restauranthouder Ken Ndiaye die ook een bekend danser en acteur is, wilde vooral een ontmoetingsplaats creëren waar kleur, leeftijd of rijkdom geen rol spelen. Het was een gouden tip, we voelden ons er meteen thuis en het eten was er heerlijk. We kozen voor de royale buffetformule die op donderdag aangeboden wordt.
Tenslotte keerden we nog eens naar het museum terug, nu we hier toch waren, voor de tijdelijke tentoonstelling 'gif'. Een grote ruimte waarin ratelslangen, schorpioenen, varanen, vogelspinnen, adders, hagedissen, gifpijlkikkers, een zwarte weduwe, reuzenduizendpoten, een vuurbuiksalamander, padden en tal van andere giftige dieren ondergebracht waren in terrariums. Het grootste terrarium was voor de dierenverzorger.

Enkele dagen later zitten Bilal en ik samen buiten in onze pauze. Zoals wel vaker de laatste tijd leest hij een boek.
Het is de laatste week voor het verlof. En de laatste week dat hij hier werkt. Zijn traject is bijna afgelopen.
'En?' vraag ik. 'Eerlijk Bilal, hoe denk je nu over de dinosaurus?'
'Ik denk dat het misschien wel waar is.' Ik lach en maak een wegwerp beweging met mijn hand.
'Nee, echt. In Syrië leerden we op school dat dino's niet bestaan, dat ze bedacht zijn om verwarring te zaaien onder de gelovigen. Maar ik heb ze nu met mijn eigen ogen gezien, en hoe ze uit de grond naar boven werden gehaald. Ik heb boeken geleend in de bibliotheek.' Hij toont me het boek dat hij leest. 'De Geschiedenis van de Aarde' van prof. Manuel Sintubin, hoogleraar geodynamica aan de KU Leuven. Geen miljoenen maar miljarden jaren geschiedenis.
'De wereld is oud, veel ouder dan we denken.' Hij heeft nog een tweede boek bij zich.
'Wat is dat ander boek, Bilal?' Hij glimlacht verlegen.
'Dat is een woordenboek, Rino.'

Geen opmerkingen: