vrijdag 21 december 2007

“My Childhood never lost its Magic, never lost its Mystery, never lost its Drama...” Louise Bourgeois in Tate Modern in Londen





Kenners zijn het er stilaan over eens: Louise Bourgeois geldt vandaag als de belangrijkste, nog in leven zijnde kunstenares. Toch is ze slechts bij een select publiek bekend, wat wellicht te wijten is aan het feit dat ze zich haar leven lang ver verwijderd hield van gangbare modes en tendensen. De tentoonstelling die momenteel in het Tate Modern (tot 20/01) te bezichtigen is, omvat zo’n tweehonderd creaties waaronder een aantal sleutelwerken van de inmiddels zessennegentig jarige Frans-Amerikaanse beeldhouwster. Over tien kamers verspreid wordt verslag gebracht van haar verlangens, liefdes, verdriet, angsten en pijn.

Louise Bourgeois werd geboren op kerstdag 1911 in Parijs. De relatie tussen vader en moeder liep niet van een leien dakje: “Father en mother were fighting like cats and dogs.” De in huis gehaalde kinderjuf die de kroost Engels bij moest brengen, bleek niet ongevoelig voor de avances van de vader, en hiermee ontkiemde het trauma dat Louise een leven lang inspiratie zou opleveren.
Louis Bourgeois liet binnen het gezin geen twijfel bestaan over z’n affectie voor Sadie Gordon Richmond in wiens bed hij algauw de meeste nachten doorbracht. Ten opzichte van haar kinderen negeerde moeder Joséphine Fauriaux het voorval, een houding die Louise niet begreep, en de verafgoding voor haar vader sloeg om in een liefde/haat verhouding.
“My best friend was my mother, and she was deliberate, clever, patient, soothing, reasonable, dainty, subtle, indispensable, neat and useful as an araignée.”
Het daaruit voortvloeiende, monumentale ‘Spider’ (1997) en ‘Maman’ (1999) - de moeder uitgebeeld als een reusachtige, beschermende spin - zal één van de meest geliefde werken uit het oeuvre van Bourgeois worden.



Wat Sadie betreft; zij bleef tien jaar lang bij het gezin inwonen.
Als tiener hielp Louise haar ouders in hun bedrijf waar ze kostbare, antieke tapijten restaureerden. Louise had een gave voor het ontwerpen van ontbrekende stukken.
Na de vroegtijdige dood van haar moeder begon ze kunst te studeren.
In 1938 huwde ze de Amerikaanse kunsthistoricus Robert Coldwater met wie ze naar New York verhuisde. Later zou hij er directeur van het museum voor Primitieve Kunst worden. Het is allemaal terug te vinden in haar vroege werk: abstracte en organische vormen die een ontwrichte, wat onstabiele indruk maken.



Ze worden vrienden met en gaan op visite bij Leo Castelli, Peggy Guggenheim, John Cage, Willem De Kooning, Hans Richter, Le Corbusier, Max Ernst, Marcel Duchamp en Mark Rothko, en tientallen anderen, samen voor een groot stuk verantwoordelijk voor hoe de kunstwereld er vandaag uitziet. Louise heeft ze allemaal persoonlijk gekend.

In 1939 keren ze kortstondig terug naar Frankrijk voor de adoptie van de driejarige Michel Olivier. Later komen er nog twee zonen bij.
Louise begint les te geven aan het Pratt Institute, de School Of Visual Arts en aan de New Yorkse universiteit. Ze lijdt aan slapeloosheid, wat haar creativiteit ten goede komt.



In 1945 heeft ze in New York haar eerste solo tentoonstelling ‘Paintings by Louise Bourgeois’. Aan het eind van de jaren veertig laat Bourgeois het schilderen achter zich en legt zich toe op conceptuele kunst. In 1951 sterft haar vader.
Na de verhuis naar een ruimer atelier, begin de jaren zestig, worden haar objecten groter, en begint ze te werken met rubber, brons en steen. Steeds meer vormt het trauma dat ze tijdens haar jeugd opgelopen heeft, het voornaamste thema in haar werk. Al langer verwijten kwatongen Bourgeois dat ze haar eigen mythe creëert en trekken het relaas van haar verleden in twijfel. Vreemd, sinds wanneer dient een artiest zich te verantwoorden voor de waarheidsgetrouwheid van zijn inspiratiebron? Het geheugen gaat nu eenmaal selectief te werk. “All my work... all my subjects, have found their inspiration in my childhood. My childhood never lost its magic, it has never lost its mysterie, and it has never lost its drama.” De duistere trip door het spookhuis van Bourgeois zorgt voor onvervalst kippenvel en haren die en masse ten hemel rijzen.

De tentoonstelling is overzichtelijk en grotendeels chronologisch opgebouwd. Vanaf het begin gaat Bourgeois het verleden te lijf, eerst nog vol zachte poëtische symboliek, later harder en directer.
In de eerste kamer zien we de vertederende reeks ‘Femme Maison’, vrouwen met een huis als bovenlichaam; de vrouw als huisvrouw maar ook als huis om in te wonen, om in ‘thuis’ te komen. Enerzijds veilig en beschut, anderszijds benauwend, soms zelfs claustrofobisch.



Dit vroege werk gaat de confrontatie aan met het zeventig jaar jongere ‘Cell’ (1990 – 93), een marmeren schaalmodel van het ouderlijke huis, enkel te bereiken via een poort uitgerust met een veelzeggende guilotine. In daaropvolgende zalen evolueert de ontgoochelde, ontwrichte dochter naar een verzetsleider die tenslotte de macht grijpt. Bourgeois herhaalt keer op keer wat zich heeft afgespeeld, telkens iets meer uitvergroot, tot er niets anders dan de naakte waarheid overblijft, opnieuw omgezet in materie. Neem nu ‘Filette’, een monsterachtige penis die weerloos aan een haak die – O horror! - door de eikel werd geboord wordt opgehangen; als schuldige tentoongesteld na het proces en de terechtstelling. “I am a scientific person. I believe in psycholanalysis, in philosophy. For me the only thing that matters is the tangible.” En mannen komen er nu eenmaal niet zo goed uit in het werk van Bourgeois.



Een orgelpunt vormt ‘Passage Dangereux’, enkele ontoegankelijke metalen kooien die samen de verschillende leefruimtes binnen een gebouw voorstellen. Het ouderlijke huis als een gevangenis. Dit is memory palace: wat ooit onzichtbaar voor de buitenwereld was, speelt zich nu voor onze ogen af. Stoelen hangen aan het planfond, op het bed vinden ontuchtige handelingen plaats, een spin tracht tevergeefs de kamer uit te komen. Een haast tastbare, hartverscheurende schreeuw die met verstomming slaat.



Ook ‘Red Room’ (1994) dat eigenlijk uit twee kamers bestaat, is ontluisterend: gesloten houten deuren die samen een spiraal vormen waarlangs de toeschouwer naar binnen wordt gezogen. In het ouderlijke gedeelte siert het dubbelzinnige ‘I Love You’ het kussen in het rode bed, waar het overspel vergeven wordt waarna het herbegint... Terwijl in de kinderkamer speelgoed, en kleine prullaria een kinderwereld laten zien die onbezorgd zou moeten zijn, maar waarin armpjes elkaar omstrengelen, bang om alleen gelaten te worden.
Voor de ingang van Tate Modern heeft ‘Maman’ (1999) postgevat, een ruim tien meter hoge spin die waakt over de bezweerders van de pijnlijke herinneringen van haar dochter.



“Art is a guarantee of sanity. That is the most important thing I have said.”

Te bezoeken tot 20/01 in Tate Modern, Bankside, Londen. Elke dag van 10 tot 18 uur, vrij/zat tot 22 uur. Vanaf 05/03/2008 in Centre Pompidou, Parijs.

Gepubliceerd in UrbanMag*

Geen opmerkingen: