woensdag 19 december 2007

Kabouter



Eerst lijkt het alsof het raam beslaat. Algauw worden de druppels groter, daarna is het uitzicht wazig van de regen.
“Je hebt een nieuwe kabouter” zeg ik, een koffiekop afdrogend. Het oortje is verdwenen; de verwonding lijkt al oud maar ziet er nog steeds pijnlijk uit.
Ik zet hem naast andere slachtoffers in de kast.
“Waar?” Ma schudt met haar hoofd.
“Maar nee, die staat er al jaren.”
“Die daar”, wijs ik, “met z’n rode jas.”
Ze kijkt of ze er niets meer van begrijpt. Dan klaart haar gezicht op.
“Ah, maar die staat hier ook al een tijdje hoor...”, het klinkt niet half als een verontschuldiging.
“Herinner jij je nog dat vrouwtje van aan de overkant, Zulma? Een paar maanden geleden hebben ze haar naar een tehuis gebracht. Vierennegentig was ze. Haar kinderen vonden dat ze te oud was om alleen te blijven. Ze vergat teveel. Ze waren bang dat ze zou vergeten het gas uit te draaien bijvoorbeeld. “Alsof er geen veiligheid op mijn fornuis zit”, zei ze... Ze was anders nog goed bij haar hoofd.”
Ze spoelt enkele borden af.
“En ze wilde niet uit haar huis weg...”
We kijken allebei naar de kabouter.
“Maar het was de laatste tijd wel erger geworden. Ze was al een paar keer naar de GB geweest in haar slaapkleed, en toen ze op zo’n keer vergeten was waar ze woonde is de politie er bijgekomen.”
Ze zucht en laat het water uit de wasbak weglopen.
“Daarna heeft ze me haar trouwservies gebracht. Ze zei dat het nog nieuw was, nooit gebruikt, en dat niemand van haar kinderen het wilde. Toen vroeg ze of ik voor de kabouter wou zorgen. Die mocht ze niet meenemen. “Het was de laatste man in mijn leven”, zei ze”.
De kabouter ziet er bleekjes uit, heeft wellicht te lang in de zon gestaan.
Met een schoteldoek veegt ze het aanrecht af. Het is nu hevig aan het regenen.
Ik moet enkele kastdeuren openen voor ik zie waar ze de borden wegzet.
“Jullie gaan me daar ook nog steken om van me af te zijn”.
“Ik zou voor alle zekerheid in een gewone jurk gaan slapen”, zeg ik.
Ze geeft me een stomp.
“Kijk eens” zegt ze plots opgewekt, “hoe schoon hij blinkt!”
De kabouter staat onder een kleine rozelaar te grijnzen. Er valt een druppel van zijn neus.
Misschien heeft Zulma hem ook gekregen van iemand die naar een tehuis moest.
Ma veegt haar handen aan haar schort af terwijl ze naar buiten kijkt.
“Je moet toch eens kijken hoe schoon alles glinstert... Een cappuccino’tje?”
Ze vult de waterkoker en schept twee lepels Nesquick poeder in echte cappuccino koppen. Terwijl we wachten tot het water kookt, kijken we opnieuw door het raam naar de tuin. Ze giet water bij het poeder en roert eerst in mijn kopje, en daarna in het hare.
“Alles is mooier als het regent”, mompelt ze en likt het lepeltje af.

Geen opmerkingen: