Af
en toe komt de medewerker die de ontvangstreceptie bemant, me halen.
‘Mensen brengen meubelen’ zegt hij dan, en: ‘niet goed’. Over het
algemeen gaat het om een zetel waar de kat zich in heeft uitgeleefd. Een
zwaar mishandelde matras. Een dressoir waarvan de lades ontbreken.
Keukenkasten zonder deuren. Meubelen die helemaal zijn opgeleefd. Dat de
receptionist dingen weigert, valt niet altijd in goede aarde bij de
brengers. Dat zijn Nederlands daarbij ook nog eens niet goed is, blijkt
soms olie op het vuur. Mensen kunnen echt woest worden als je ze niet
toelaat hun spullen af te zetten. Dus moet je heel omzichtig te werk
gaan om zaken te kunnen weigeren.
Want niet alleen voorzien de
brengers ons van onze spullen, vaak zijn ze ook nog eens klant. Soms
vertrekken ze met meer dan dat ze hebben binnengebracht.
Dus leggen
we dan zo vriendelijk mogelijk uit dat we geen atelier hebben waar we
zaken kunnen herstellen, en wij deze goederen ook moeten weggooien. Dat
ze beter meteen naar het containerpark kunnen rijden.
Dat ik
eraan kom, is over het algemeen voldoende voor de klant om in te binden.
Soms ook niet. Soms is enige diplomatie noodzakelijk. Maar soms hebben
ze zelfs daar geen oren naar.
De mensen bieden hun vracht aan, de
receptionist gaat kijken en samen laden ze dan uit. Negenennegentig op
de honderd keer materiaal dat zo naar de winkel kan. Deze mensen doen er
meestal het zwijgen toe. Het materiaal spreekt voor zich. Maar hoed je
voor diegenen die erop blijven hameren hoe goed de meegebrachte zithoek
nog is, alsof ze daarmee een mist willen optrekken waardoor je die
scheur niet meer ziet, de door het zonlicht verschoten kleuren, die
afgebroken poot…
Misschien had er dan ook een lampje moeten
branden toen die mensen met een volgeladen bestelwagen parkeerden. Ik
was toevallig in de ontvangstreceptie aanwezig en hielp met uitladen.
‘Een tweepersoonsbed van een meter tachtig breed, en een tweedeurs
kleerkast met spiegeldeuren. Zo goed als nieuw. We hadden alles opzij
gezet, konden het niet over ons hart krijgen om weg te doen, maar we
hebben die ruimte door omstandigheden nu nodig. En hier zullen wellicht
mensen komen die een kast of een bed kunnen gebruiken.’ Daar had hij
helemaal gelijk in.
En het leek inderdaad goed materiaal. De fris
uitziende stickers van Ikea kleefden nog op de onderkant waardoor het
geheel zelfs actueel leek. Kast en bed waren zwart van kleur, de textuur
van hout en de tekening van eik. Beplakte spaanplaten uit het betere
aanbod van de Zweedse onderneming, pakweg tien jaar oud en nog steeds
redelijk modern ogend. In een goede staat.
Op het eerste zicht dan toch.
De magazijniers waren onder de indruk. ‘Mooi Rino’ fluisterden ze
herhaaldelijk, al dan niet in koor – alsof ze bang waren het luidop te
zeggen waardoor de klant zich alsnog kon bedenken en de waar weer mee
zou nemen.
Ik vind het altijd grappig wanneer ik ze met zoveel
ontzag zie staren naar deze nepmeubelen. Ze zijn hier nog maar zo kort
en ze laten zich ook al verblinden door uiterlijk vertoon. Die massieve
houten kast van honderd jaar oud met geslepen glas in de deuren hebben
ze nooit een blik gegund. Dat ze probleemloos nog tientallen keren uit
elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden maakt geen indruk op
hen. Meer nog, ik heb moeten pleiten opdat ze het ding naar de winkel
zouden brengen. In hun jonge ogen is oud vaak synoniem voor
minderwaardig. Zoals bij de meeste jonge mensen. Hoog tijd om afscheid
te nemen. Toch als het over meubelen gaat.
Dat die nieuwe kasten
amper aan elkaar vast hangen en recht blijven omdat er een kartonnen rug
tussen steekt, lijken ze niet door te hebben.
Als je je onverhoeds
in iemands slaapkamer moet verbergen, kruip je beter niet in zo’n kast.
De kans bestaat dat ze op een cruciaal moment uit elkaar valt. Die oude
kasten daarentegen, daar losten minnaars elkaar vroeger gewoon in af.
Daar kon je - zo nodig - in overnachten.
Ze hadden plaats gemaakt achteraan de winkel, waar de kleerkasten
staan. Hadden de stukken naar daar gebracht en uitgezocht hoe het ding
ineen zat. Toen alles eerst naast elkaar geschikt. Bovenstuk, onderstuk,
zijkanten, middenstuk, legplanken, achterkant, plinten, vijzen. Nu
waren ze de onderdelen in elkaar aan het passen. De plinten wezen erop
dat de onderste plank zich iets boven de oppervlakte bevond. Ze keken
bezorgd, je kon zo zien dat er hen iets dwars zat. Ik ging dichterbij.
Zag ze kijken naar enkele grote gaten waar de kast ontmaskerd werd.
Zoals bij die als twee druppels water op mensen lijkende androïden waar
melkachtig vocht uitstroomt als ze al dan niet per ongeluk verwond
worden. Geen massieve houten planken zoals de buitenkant ons voorloog,
maar lijm en spaanders.
Sporen van een brutale ontmanteling. Toch niet zo nieuw meer.
'Rino, is mooie kast maar kapot' zei Mahmoud.
'Neenee, kan gemaakt worden' zei Bilal.
Er was onenigheid in de rangen. Ik bestudeerde de kast opnieuw, nu met
een iets kritischer blik en schatte de kansen op herstel eerder klein.
Ook al haalde Bilal er de doos met hulpstukken bij die hij van vorige,
voortijdig verscheiden kleerkasten had opgespaard. Maar ik liet begaan,
hij had mij al eerder weten te verrassen.
Maar even later kwam
Mahmoud me opnieuw halen, de blik halsstarrig op de vingertoppen van
zijn handen houdend die hij over elkaar wreef waarmee hij behendig
voorkwam dat dikke witte druppels houtlijm naar beneden dropen. Bilal
bleek in de knoei te zitten. De kast was niet meer te redden. Zo'n ding
weegt als lood, zeker met die hoge spiegeldeuren en je mag geen enkel
risico nemen. En het is niet omdat de jongens erin slagen om de kast
opnieuw in elkaar te zetten, dat deze een volgende opbouw nog eens
overleeft.
'Maar Rino, het is een mooie kast' zei Bilal ontgoocheld.
'Ik weet het' zei ik, 'maar de mensen hebben niet goed voor de kast
gezorgd. Het enige wat we nu nog kunnen doen is bruikbare stukken
verzamelen voor volgende kasten en de rest mag dan naar de bak met
houtafval. Daarna kun je voor de ingang het bed opstellen om te zien of
dat compleet is'.
Gelukkig kan er met een bed niet veel verkeerd gaan.
Even later zag ik ze met de beugelkar passeren, ze hadden de stukken
weer opgeladen en brachten ze naar de afvalsortering. Daarna haalden ze
de onderdelen van het bed naar buiten: eerst het voorste stuk, daarna de
twee zijkanten en tenslotte het voeteinde. We keken samen. Aan gaatjes
en bouten te zien moest er ook een middenstuk zijn maar dat ontbrak. We
zochten in onze opslagplaats maar alles was naar buiten gebracht. Bilal
haalde zijn doos met hulpstukken voor bedden erbij en we zochten in de
werkplaats van de magazijniers. Maar ook daar vonden we niks dat we
konden gebruiken. Zoals het bed nu was, kon er geen bednet of een
lattenbodem in geplaatst worden. We controleerden alles opnieuw maar
concludeerden enkel dat we het goed gezien hadden en dat er een stuk
ontbrak. Een bejaarde man stond al een hele tijd met gekruiste armen toe
te zien.
'Meneer, kunt u ons helpen? Doen we iets verkeerd?'
Bilal had zich tot de bejaarde man gewend en deze kwam nu naderbij.
Samen keken we nog eens naar het bed.
'Ja...' zei de man, 'gee n stik tekort ee... Doa sig, voe in t midden en da moej ton mè vyzn vaste moakn in die goatn...'
'Ik weet' zei Bilal, 'maar stuk niet hier...' Ook zijn kennis van het
West-Vlaams is er de laatste maanden fel op vooruit gegaan.
De man haalde de schouders op en stapte weer achteruit.
'Doe het bed maar weg' zei ik, 'er is niets aan te doen'.
'Maar Rino, dit bed is sterk!'
'Ik weet het' zei ik, 'maar het is niet compleet'.
'Maar waarom brengen mensen dan' zei Bilal geërgerd.
'Misschien weten zij het zelf niet meer' zei ik, 'soms zetten zij iets
opzij en vergeten dat er een probleem mee is.' De jongens knikten en
liepen weg.
Je moet altijd het beste denken.