zaterdag 26 oktober 2019

DIGIBEET

Ik arriveerde op mijn bestemming, luisterend naar radio 1 en hoorde voor ik uitstapte nog net de term 'digibeten' vallen.
Onlangs was ik thuisgekomen met rode stippen op mijn onderbenen die ongenadig jeukten; dat het vlooienbeten waren zei mijn vriendin, en dat ik eraf moest blijven. Het zijn de risico's van het vak voor een kringloopwinkelier. Gebeten worden door ongedierte die via je broekspijp naar boven sluipt.
In mijn ergste nachtmerries word ik levend opgegeten.
Enkele dagen later begon de kitteling weer af te nemen en nog iets later waren ze verdwenen. Ik zal wellicht nooit met zekerheid weten wat de oorzaak precies was, en misschien is dat maar goed ook.
Maar ik moest er meteen aan denken toen ik digibeet hoorde, waarin de samentrekking van digitaal en bijten me aan een beet deed denken, figuurlijk dan, in de zin dat iemand ‘gebeten’ is, en in dit geval dus verslaafd aan computers en de virtuele wereld.
Toen ik het woord even later tijdens de werkbespreking liet vallen, bleek ook daar niemand het eerder gehoord te hebben, maar Robin dacht meteen aan een virus. De rest knikte.
'Het klinkt ook logisch', zei Dwino, en illustreerde wat hij zo logisch vond met een zin die hij, met een hand die hij van links naar rechts boven hem dirigeerde, in de lucht leek te lezen: 'Dat is een digibeet, het computervirus heeft je te pakken!'
We gingen aan het werk maar het nieuwe woord bleef in mijn hoofd rondspoken. In de pauze tikte Nawid het woord in op zijn GSM.
'Een slechte samenstelling', las hij luidop, en gaf - toen hij mijn verbaasde blik zag - zijn telefoon aan mij. Hij was op Wikipedia terechtgekomen. Daar hadden ze het vooral over het woord digibeet zelf, en niet over de betekenis, namelijk dat iemand een computeranalfabeet was.
Maar ik kon de bewering van Wikipedia alleen maar bijtreden. Het leek me een heel ongelukkig gekozen term voor wat ermee bedoeld werd, want eigenlijk zeg je met digibeet precies het omgekeerde.
'Alleen een analfabeet kan zoiets bedenken', zei Christophe 's middags aan tafel waarna iedereen lachte, ook onze anderstaligen die nochtans niets begrepen van de hele kwestie. Merkwaardig genoeg bestond het woord al sinds 1995, toen het voor het eerst gebruikt werd in de Volkskrant.
We brainstormden een tijdje en daar kwamen de suggesties 'digitaalloos' uit, een beetje voor de hand liggend en saai, 'diginihil', wat leuk was om tien keer na elkaar uit te spreken, ’digidom’, dat me aan een virtuele kathedraal deed denken, en, tenslotte, ‘digidebiel’. De laatste was de beste vond ik, want die dekte de lading min of meer. Een beetje confronterend maar daarom niet minder waar.
Dus stel ik voor om 'digibeet' of 'digibeten' voortaan te vervangen door 'digidebiel'. Tenzij u nog iets beters hebt.

Geen opmerkingen: