dinsdag 3 januari 2012

PARKEREN

Ik parkeerde en liep naar de boekhandel waar ik werkte om wisselgeld. De parkeermeters waren nog maar enkele weken in gebruik. Toen ik weer buiten kwam stond een parkeerwachter naast mijn wagen.
'Pardon', zei ik, 'maar ik ben hier nog maar net aangekomen'.
'Eérst een ticketje nemen' zei de wachter.
Hij was klein van stuk, tenger en droeg een Lennonbrilletje.
'Maar ik had geen kleingeld bij me', verdedigde ik me.
'Eérst een ticketje nemen, het eerste kwartier is gratis.'
'Maar ik werk hier, een kwartier is niet genoeg', protesteerde ik, maar zweeg toen hij hoofdschuddend de ogen sloot.
'Eerst een ticketje nemen, dan naar binnen lopen om wisselgeld, en vervolgens een nieuw ticketje nemen.'

De daarop volgende dagen hield ik de klok nauwlettend in het oog, maar wist toch enkele bonnen te verzamelen. Het tweede incident deed zich ongeveer een week later voor, toen ik toevallig van mijn werk opkeek en een andere parkeerwachter rond mijn wagen zag lopen. Met een schok realiseerde ik me dat mijn laatste ticket alweer een kwartier geleden verstreken was, en ik stormde naar buiten, 'ik weet het, ik weet het, ik ben te laat' roepend, stak de straat over, propte enkele munten in de automaat, nam een nieuw ticket en liep snel terug naar mijn wagen.
'Eigenlijk mag ik dit niet toelaten, maar voor deze ene keer dan', zei de wachter. Ik draaide me glimlachend naar hem toe, in de mening dat hij een grapje maakte, maar nors draaide hij zich om en beende weg.

Ik plakte briefjes aan mijn computerscherm, aan mijn toetsenbord, zette de eindtijd van zo'n parkeerticket op de rug van mijn hand, legde knopen in mijn zakdoek, maar wat ik ook probeerde, steeds weer zag ik op een bepaald ogenblik een wachter - nogal vaak die met het Lennonbrilletje - een foto nemen van mijn wagen. De bonnen stapelden zich op.
Langzaam verdween mijn innerlijke rust. Altijd sluimerde er iets op de achtergrond. Ik begon me te ergeren aan de keren dat ik opschrok, en snel naar de klok op mijn mobieltje of naar die digitale cijfertjes rechts onderaan mijn computerscherm keek. 's Nachts droomde ik over Lennon de parkeerwachter.
Er moest iets veranderen. Dit was geen leven.

Tenslotte vond ik een trucje dat redelijk goed werkte: ik activeerde de wekfunctie van mijn gsm. Die liet ik even voor eindtijd aflopen, negen minuten om precies te zijn, en dat was niet toevallig.
Omwille van technische beperkingen zag men zich tientallen jaren geleden verplicht de eerste klokradio's om de negen minuten te laten afgaan. Hoewel inmiddels volledig achterhaald bleef de sluimertijd al die tijd onveranderd omdat iedereen het zo gewoon geworden was.
Wanneer mijn gsm het minst enerverende geluid uit de keuzemogelijkheden liet horen, had ik nog negen minuten de tijd om de klant(en) af te werken, me van kleingeld en autosleutels te voorzien, de straat over te steken en een nieuw ticket te nemen. Wanneer het tegenzat, kon ik de klant er bij het tweede signaal op wijzen dat mijn parkeerticket ten einde was, en snel even over en heen hollen. De klant zou daar beslist begrip voor hebben, maar eigenlijk vond ik dat weinig professioneel. Dat verklaarde waarom ik soms toch enkele minuten te laat naar buiten rende. Die keren rekende ik op de goodwill en het gezond verstand van zo'n wachter. Het kon toch onmogelijk op enkele minuten aankomen?

'Bent u al aan het schrijven?' vroeg ik aan de parkeerwachter die naast mijn wagen stond. Hij keek bedenkelijk achterom.
'Gedeeltelijk', zei hij. Ik lachte, maar toen doordrong dat de man ernstig was, kreeg mijn lach een hysterische bijklank.
'Luister', vloog ik uit, mijn geduld raakte ten einde, 'ofwel sta ik er al op, ofwel niet, wat is het nu?'
De man keek verstoord.
'U moet eens luisteren', zei hij, 'u bent vijf minuten te laat, dus u hebt geen reden om zo'n toon aan te slaan. U staat nog niet op de bon maar toch geef ik u een halve dagticket.'
Ze hebben het niet over een boete, ze noemen het een halve dagticket, ook al is het dan minimum twee keer zo duur.
'Meneer', zei ik, ' ik werk hier. Iedere twee uur ren ik naar buiten om een nieuw ticket te nemen. Twee ticketten in de voormiddag, en twee ticketten in de namiddag, terwijl het mijn taak is om achter de toonbank van deze winkel te staan. U begrijpt toch dat het niet altijd even gemakkelijk is om mijn plaats daar te verlaten?'
'Het is u nu toch ook gelukt?' zei de man rustig.
Ik dacht dat er iets in mijn hoofd ging knappen.

'Excuseer, eigenlijk heeft u gelijk', zei de wachter plots. Argwanend keek ik hem aan.
'Echt, u hebt helemaal gelijk. Tien minuten speling, dat zou de regel moeten zijn'. Hij knikte naar me, alsof hij het daar werkelijk volledig mee eens was.
'Dus is het aan u om iets te ondernemen, en naar het stadhuis te gaan, om te protesteren. Want zij bepalen de regels, zij zeggen hoe het moet. Ik doe alleen mijn job. Daarom krijgt u nu een ticket.'
'Schrijf maar!', riep ik en liep met grote stappen de winkel in.
Hij schreef.
Een kwartier later was ik nog steeds woedend. Ik was er zelfs een beetje misselijk door. Ik sprak mezelf vermanend toe dat het de moeite niet was me er zo in op te winden. Maar ik luisterde niet. Tenslotte beloofde ik mezelf om nog beter op te letten, maar tevens dat ik erin zou berusten als ik de wachter weer eens zag schrijven. En dan een glimlach te produceren. Alsof het een wedstrijd was, en ik een sportieve verliezer. Het was al te belachelijk omwille van deze onzin een hartkwaal te kweken. Ik had trouwens al enkele dagen een beklemmend gevoel in mijn borst.
In de daaropvolgende weken leek deze nieuwe regel zijn vruchten af te werpen.

Op een morgen kwam ik aan de winkel en had onderweg met de wagen al enkele parkeerwachters gezien. Gealarmeerd nam ik direct een ticket van een kwartiertje, en liep toen naar binnen. Toen ik meteen daarna met het eerste van de twee winkelborden en wat wisselgeld naar buiten kwam, zag ik Lennon naderen, iedere wagen die hij passeerde nauwlettend inspecterend. Hij liep me voorbij, bekeek het ticketje in mijn wagen en draaide zich naar me toe.
'U weet dat uw ticket zo dadelijk verstrijkt?'
'Jazeker', zei ik.
'En u weet dat een ticket van een kwartier een tweede keer ongeldig is?'
'Nee, dat wist ik niet' zei ik, 'maar ik heb wel wat anders te doen dan om het kwartier naar buiten te hollen' en toonde het wisselgeld in mijn hand.
Hij liep verder, ik nam een ticket, legde het in mijn wagen en haalde het tweede bord naar buiten. Ik voelde me opgelaten en het nummer dat ik daarnet in de wagen hoorde van Kommil Foo dreunde nog na tussen mijn slapen. Ik maakte er mijn eigen versie van en zong, terwijl ik opnieuw naar binnen liep en ondertussen mijn uitstalraam inspecteerde, 'Eenzaam, eenzaam... Eenzaam is de parkeerwachter, die niet scoort...' Tot mijn verrassing passeerde Lennon me opnieuw. Blijkbaar had hij verder rechtsomkeer gemaakt, en was teruggekeerd. Hij keek emotieloos voor zich uit terwijl hij verder wandelde. Er bekroop me een gevoel van schaamte. Want eigenlijk draag ik Lennon geen kwaad hart toe. Tenslotte is het zijn job om halve dagticketten uit te reiken.
Soms, als er zich enkele klanten aan de kassa bevinden, en iemand zich moet haasten omwille van een verstrijkend ticket, komt het parkeerbeleid ter sprake. De kijk op de situatie is dan meestal nogal eenzijdig, en af en toe is er dan wel iemand die ronduit beweert dat parkeerwachters op commissie werken. Dat lijkt me nogal sterk, maar mocht het waar zijn, dan zou je kunnen stellen dat een parkeerwachter verhinderen te schrijven eigenlijk een vorm van broodroof is.

En ik heb te doen met de parkeerwachters die de wind van voor krijgen omdat ze aan het schrijven zijn. Regelmatig hoor je hoogoplopende discussies in de verte, en zie je een parkeerwachter die de scheldpartij lijdzaam ondergaat. Er loopt zelfs een wachter met zwarte huidskleur door de straten. Ongelofelijk vind ik het dat die man hiervoor werd aangeworven. Eén keer heb ik het meegemaakt dat iemand hem vroeg of wij dat ginds, in zijn land van herkomst, ook zouden moeten proberen... Regelmatig hoor ik van klanten in de winkel hoe het verbaal geweld tussen iemand die een ticket kreeg, en die wachter even leek te zullen ontaarden in een handgemeen, ware het niet dat de zwarte man het gesprek dan stopzet en de racistisch getinte storm lijdzaam ondergaat. Nee, ik acht een groot deel van het Roeselaarse volkje niet klaar voor een zwarte parkeerwachter, en vrees dat het de arme man op een dag slecht zal vergaan. Terwijl het niet zijn schuld is, maar van diegene die te laat komt, of helemaal geen ticket genomen heeft. Met mezelf heb ik afgesproken om nog beter mijn best te doen en er gewoon altijd voor zorgen dat er een geldig ticket ligt.

Maar vanmorgen bleek nogmaals dat goede voornemens vaak onopgewassen blijken tegen de werkelijkheid. Het kassasysteem was vastgelopen, en na lang wachten had ik de computerman eindelijk aan de lijn. Ze waren onderbemand en overstelpt met werk. Tenslotte was hij ingelogd, zag mijn scherm en probeerde te achterhalen wat er misliep. Af en toe gaf hij een opdracht, want zelf kon hij bepaalde acties niet uitvoeren. Mijn gsm liep af. Ik had nog negen minuten. Ik vroeg hem of ik snel even het parkeerticket in mijn wagen kon vervangen, maar hij zei me dat hij geen tijd had om te wachten en zijn werk zo dadelijk afgelopen was. Ik volgde zijn laatste commando's op. Er waren twee klanten aan het wachten tot ik ze kon afrekenen. Mijn wekker liep opnieuw af. De computerman rondde af en haakte in. De telefoon ging onmiddellijk opnieuw over. Iemand die een bestelling wilde plaatsen. Tussendoor rekende ik de twee klanten af. De wekker in mijn gsm protesteerde voor de derde keer. Pratend in de telefoon liep ik naar buiten, keek op de kerkklok, boog me over mijn wagen en controleerde het tijdstip op het ticket. Tien minuten te laat. Ik keek snel om me heen om te zien of de parkeerwachter in aantocht was.

'Pardon, dat is mijn werk.' De grootste parkeerwachter ooit stond naast me. Sommige parkeerwachters lijken te zwemmen in hun uniform, maar bij deze man zat zijn pak als gegoten, dit was maatwerk. Hij straalde autoriteit uit, leek met zijn massieve snor eerder een agent, en het was meteen duidelijk dat hij geen tegenspraak duldde.
'Is dit uw wagen?' Hij draaide zich om.
'Dit is mijn wagen', beaamde ik.
'U weet dat u te laat bent?'
'Dat heb ik net gezien.'
'En?' Hij keek me streng aan.
'Wat gaat u daaraan doen?'
'Als u het me toestaat, neem ik nu snel een ticket.'
Een tweede parkeerwachter kwam voorzichtig dichterbij.
'Hophop! Haast je! Loop snel om een ticket!' Hij deed me denken aan een sergeant die wat obligate lol trapt tijdens de opleiding van jonge rekruten. Ik kwam in beweging hoewel de energie om me te haasten ontbrak. Het hele gedoe maakte me moedeloos.
'Maar... kijk eens naar mijn vinger!' Langzaam draaide ik me weer om.
Hij had een hand omhoog gebracht, en zijn wijsvinger ging ritmisch heen en weer. Hij keek er van opzij naar, met een blik alsof ook hij zich verwonderde over wat hij nu zag. Het leek wel een mechanische metronoom. Maar er kwam geen muziek bij kijken.
'Eén keer. Begrepen? Eén keer. En daarna nooit meer. Oké?'
Ik maakte aanstalten om mijn tocht naar de automaat verder te zetten, maar mijn lijf kwam in opstand en draaide zich andermaal om.
De grootsheid van een stad staat of valt met de bekwaamheid van haar ambtenaren.
'Mag ik u iets vragen', begon ik.
'Tuurlijk', zei hij, op me neerkijkend.
'Heb ik u iets miszegd? Was ik onbeleefd, of brutaal?'
'Nee', zei hij, een beetje aarzelend. Zijn collega kwam nog wat naderbij.
'Ik begrijp het niet goed', zei ik. 'Ik baat hier een winkel uit. Als u vindt dat u moet schrijven, dan moet u dat doen. Ik ben te laat, dus u hebt gelijk. Maar alstublieft...'
'Mijnheer! Neem een ticket! Nu! Dit is uw allerlaatste kans!'
Nadat hij me deze woorden had toegeblaft, maakte hij een bocht van honderdtachtig graden, en het zou me niet verwonderd hebben als hij met de hielen had geklakt. Samen met de andere parkeerwachter wandelde hij weg.

Mijn gezicht voelde aan als een bevroren meer waarop ik tevergeefs een glimlach probeerde te forceren.

1 opmerking:

Anoniem zei

Ik stel een protestactie voor tegen deze bijkomende sociaal onrechtvaardige belasting: we sparen met zijn allen al onze parkeerticketjes die we ooit genomen hebben en leggen ze steeds allemaal achter onze voorruit