dinsdag 31 maart 2009

Muziek

Annick stond voor me in de winkel. Kennissen van vroeger die ineens voor je neus staan kunnen vreemde reacties teweegbrengen. Ik voelde me plots vrolijk uitgelaten. Wie we daar hebben.
Ze verontschuldigde zich omdat ze nog niet eerder langsgekomen was. Ach wat. De alledaagse drukte waar we ons mee ingelaten hebben eist voor elk van ons zijn tol. Ze toonde de uitnodigingen die ze bij zich had. Het was haar laatste week als lesgeefster in de toneelschool. Ze woonde al jarenlang in Frankrijk. Iedere week op en af. Daar kwam nu een einde aan. We zouden haar niet vaak meer zien. Dat ze daarom een afscheidsfeestje gaf in de kelder van het schoolgebouw.
Ik en Greetje moesten daarbij zijn. Morgenavond al. Om acht uur stipt. En we mochten niet gegeten hebben.
Wel dat raakte mij. Na al die jaren zo zonder contact.
Mooie winkel vond ze. Ze keek om zich heen. Ik registreerde een verstrooide blik. Vroeg me af of ze de boeken zag.
Ze zag er zorgelijk uit. Zag er ineens ook heel erg moe uit. Eén van haar mouwen bolde vreemd op, er kwam een aap tevoorschijn. De jongen die morgenavond muziek zou komen draaien was zijn iPod gestolen op reis. Heel erg vervelend ja. Hoopte dat ik misschien een oplossing wist. Alles werd weer wat duidelijker nu.
Ik begreep het maar goh nee muziek gaan draaien dat deed ik niet meer. Was daar overheen geraakt. Was daar vanaf eigenlijk. Had andere dingen aan mijn hoofd nu. Daar werd ze nog moeder van en ging nog zorgelijker kijken.

Tja. Als ze daar iets mee was mocht ze gerust mijn laptop gebruiken. Daar stond ook wel wat muziek op.
Ze klaarde helemaal op. Ik wist het zei ze. Dat ze bij mij moest zijn. En dat ze altijd had gevonden dat ik zoveel van muziek afwist.
Ik had al toegezegd. Die vleierij was niet meer nodig. Maar ik vond het ook niet erg.
Ze zei nog dat ze zich een beetje schaamde omdat ze dit moest vragen. Dat ze bijna niet gedurfd had. Vooral omdat ze hier nog niet eerder was geweest. Wat wou ze dat ik zei? Ik wuifde de woorden weg.
We spraken af. Morgenavond na sluitingsuur ergens zo rond halfzeven.
Tegen Greet zei ik enkel dat we uitgenodigd waren. De reputatie van Annick als doorwinterde regelnicht was alom bekend. Dat ik haar wou helpen was mijn zaak. Het was ook maar een kleine moeite. Gewoon de laptop aansluiten en even demonstreren hoe het in zijn werk ging. Ik kon zelfs nog naar de winkel terugkeren en mijn bestellingen afwerken.
Greet zou het niet begrijpen. Ze zou zeggen hoe is het mogelijk je kent haar toch. Altijd profiteren.
Ik kreeg gelijk. Greet begreep het nu al niet. Heeft ze werkelijk niets anders gevraagd? Het was duidelijk dat ze het niet vertrouwde.
Maar wees toch eens niet zo achterdochtig zei ik. En zweeg in alle talen over de muziek.

Die avond had ik nog een late klant. Of hij nog even rond mocht kijken. Dat kon. Maar het is al na zessen zei hij. Geen probleem ik was hier toch nog even bezig. Maar er staat dat het om zes uur sluit zei hij. Ga toch weg dacht ik laat mij met rust ga ergens anders iemand enerveren ja ik weet het zei ik. Ik heb die uurroosters namelijk zelf opgesteld.
Hij nam zijn tijd. Vroeg of hij naar boven mocht. Tweedehandsboeken bekijken.
Dat kon. Ook al was het bijna zeven uur.
Tenslotte kwam hij afrekenen. Twaalf euro vijftig.
Hij haalde een cadeaubon van vijfentwintig boven.

Ik kwam in de toneelschool aan. Het rook er naar paella. Annick leek oprecht blij me te zien. Hier ergens staat de installatie zei ze. In een klein kastje onder de trap. Het was donker in die kast. Er stond een apparaat in die de Duitsers nog verschalkt had in de oorlog. Design van honderd-duizend jaar geleden. De cd speler die erop stond leek een digitale telefoon in de hand van een tinnen soldaat.
Was met een speciale kabel aangesloten. Nooit eerder gezien zoiets.
Maar het is zoals ze zeggen op ieder potje past een deksel. Het deed me denken aan het meisje en de dood. Helaas had ik enkel een laptop en geen cd's bij. Ik ontbeerde dus een aangepaste kabel.
Ik wist het zei Annick. Dat ze het ingegeven was. Dat er iets fout zou lopen. Het kon niet anders.
De conciërge haalde de schouders op toen ik naar zo'n kabel vroeg.
Nooit eerder nodig gehad zei hij.
Computers dienen niet voor muziek zei hij.
Die installatie bleek ook maar zelden gebruikt te worden. De in een ver verleden meegeschilderde luidsprekers waren aangesloten met één kabel. Er hing er één in elke hoek en hier en daar nog eentje tussenin. Logischerwijze opeenvolgend aan elkaar geschakeld.
Geen Tubelar Bells maar alle dertien goed.
Een paar cd's vol Duitse en Vlaamsche schlagers. The best of marsmuziek.
Blonde man. Blauwe ogen. Niets is ooit toevallig.
Een andere versterker had ik nodig. Annick kon niemand bereiken. Wacht zei ik. Ik loop naar een cafeetje hier vlakbij. Misschien heeft de uitbater een reserve apparaat voor noodgevallen.
Niet wanhopen ik kom terug!
Patron Stefaan was er niet. Barman Dries wist niets over een extra versterker. Hij probeerde Stefaan te bereiken. Tevergeefs. Ik dronk een pilsje. Bart zat aan de toog. Filip vertelde straffe verhalen. Over klassieke elpees die hij op de rommelmarkt had gekocht. Zwaaide gewichtig met zijn armen. Eén euro vijftig voor een plaat die volgens kenners onvindbaar en daarom onschatbaar was. Dat hem dat wel vaker overkwam. Hij had een neus voor van die dingen.
Heb je ook een neus voor versterkers vroeg ik. Dries lachte. Filip keek wantrouwend. Begreep niet waar het over ging. Bart werd nieuwsgierig. Ik legde de situatie uit. Voor de toneelschool? Dat kon hij verantwoorden. Kom maar mee zei hij. We maakten een wandelingetje. Kwamen bij de instelling waar hij werkte. Hij bezat de sleutels van de opslagruimte. Toonde me een versterker. Die stak in een kast op wieltjes en bezat duizend flikkerende lichtjes. Die luidsprekers moeten ook mee zei Bart. En die mengtafel. Die kist met kabels. Kortom het was meer dan ik had verwacht. Veel groter dan ik wilde. Hier verkeerde iemand in een euforie. Misschien had Bart een glas teveel op.
En morgen moet alles hier terug zijn want het apparaat was 's avonds verhuurd. Wat denk je vroeg hij. Of ik dacht dat dat mogelijk was. Het moest mogelijk zijn. Er zat ook niet veel anders op. Er was op het feestje geen muziek. Feestjes zonder muziek zijn iets onmogelijks. Een aandoening uit een vroeger leven.
Ik voelde me meegetrokken in een polonaise.

Ik haalde mijn bestelwagen. We rolden de installatie buiten. Laadden alles in. We reden naar de toneelschool. Bart kreeg drie kussen van Annick. Het gros van de genodigden was al aanwezig. Bezig met het aperitief. Dit leek op die goeie ouwe tijd van fuiven draaien. De sfeer van opbouwen tot een feest.
Ik voelde een vlaag van misselijkheid opkomen.
We brachten alles binnen. Op Barts voorhoofd parelde het zweet. We ontwarden kabels. Verbonden de verschillende componenten. Schakelden de apparaten in.
Er gebeurde niet veel.
Niets eigenlijk.
Vreemd vond zelfs Bart. Ze hadden problemen gehad met de installatie maar de technieker had alles opgelost. Er moest nog één iets gebeuren en daarna was het toestel zelfs perfect. Wat kon er dan toch mis zijn? We probeerden alles uit. Maar behalve één oorverdovende dreun die de aanwezigen tien tellen lang in lillend kippenwit omtoverde kregen we er geen geluid uit. Bart schroefde de bekisting open. Stelde zich vragen. Vroeg zich af. Trok kabels uit en stak kabels terug. Verwijderde kabels. Had tenslotte enkele kabels over. Er waren gewoon kabels teveel. Dat was het.
Maar nog steeds kwam er geen geluid uit. Het moest iets anders zijn.
Hoe dan ook het werkte niet.
De gastvrouw verscheen ten tonele. Zeg niet dat het met deze installatie ook niet gaat. Het gezicht bleef lachen maar de tong siste een beetje.
Zelfs de Gasten begonnen zich te bemoeien. Zo moeilijk kon het toch niet zijn.
Zat de stekker in? Stond de master open?
Hadden we wel elektriciteit?

Kom zei Bart. Het was duidelijk dat hij een idee had. We reden naar het girolokaal. Hij bezat de sleutels van de opslagruimte. De sleutelbos van Bart begon indruk op me te maken.
We keken naar een gitaar versterker. Het is toch iets zei Bart. Het is niets zei ik. We liepen wat doelloos rond. Verloren. Verslagen. Verdeden onze tijd hier. Op het feest was geen muziek.
Tenslotte reden we naar Barts huis. Hij had een draagbaar toestel. Een van luidsprekers vergeven monster. Daarmee zouden we het doen. Het was intussen reeds halfelf geworden.
Ik begon te verlangen naar the day after. The year after.
Terwijl we het toestel in de toneelschool aansloten kwam Greet ons begroeten.
Zie je wel zei ze. Je hebt je weer laten doen zei ze. Heb je nog geen werk genoeg misschien. Je kent haar toch. Hoe is het mogelijk.
Maar nee zei ik. Het is ingewikkeld zei ik. Ik leg het je straks wel uit zei ik.
Greet zag ons bezig. Ze sloeg op de bekisting zoals de de Fonz deed lang geleden. Ooit. Eén keer per week.
Those were the happy days.
Er klonk muziek. Haar ogen werden groter. Ik heb de kast gewoon een klap gegeven zei ze.
Ik wist het ik had het gezien.
Maar dit was geen muziek. Dit was een mars. Dit was niet onze installatie. Ik kon haast niet geloven dat het zo eenvoudig was.
De conciërge kwam van onder de trap vandaan. Let's face it blokletterden de spandoeken van de straaljagers die vlogen door mijn hoofd. Hij had gered wat er te redden viel. Zette zich aan tafel. At verder van z'n paella.
Hoezo zei Bart. Is hier dan muziek wat doe ik hier eigenlijk ik moet morgen vroeg op. Hij leek op Don Quichot die van zijn paard gevallen was. Met een gevoel van opluchting kwam er een grote vermoeidheid over me heen die het gevoel van verslagenheid versterkte.
Kom zei ik we laden in en brengen het terug.
We zeiden niet veel meer. Drie kwartier later stond alles weer op zijn plaats.
Bart moest nog iets gaan drinken. Had drank nodig na dit alles.
Een diepe put te vullen. Grote dorst. Nam ontgoocheld afscheid. Leek depressief.
Het was middernacht. Ik arriveerde opnieuw op het feestje. Ik had mijn best gedaan. Ik besloot dat het me verder niets kon schelen. Er was muziek of iets dat er op leek. Ik had andere dingen aan mijn hoofd. Dit was bijkomstig. Overal lachende gezichten. Grijnzende gezichten. Tafels vol met lege glazen. Goeie muziek hoor zei iemand. Het was de late klant die ik die avond had gehad. Hij stond aan de tapkraan. Je bent hier toch niet beschaamd om fluisterde Annick. Ze hield een halfvol wijnglas vast. Ze draaide de rollen om. Ze leek nu weer op de Annick die ik van vroeger kende. Zag er niet langer zorgelijk uit. Niet moe. Ik nam de spottende opmerkingen glimlachend in ontvangst. Dronk een glas verschaalde aperitief. De paella was allang verdwenen. Er lag een scampi op de grond.

De volgende dag haalde ik mijn computer op die ergens in een doos onder een tafel achtergebleven was.
Sloot hem aan. Vreesde het ergste.
Geen verbitterde reacties.
Geen verwijtende boodschappen.
Geen storende geluiden of pijnlijk gekraak.
Ik had hem in de steek gelaten maar hij nam het me niet kwalijk.
Hij werkte perfect. Verwendde me met Devendra Banhart.
Ik streelde de oude kunststoffen behuizing.
Ik wist het zeker. Ergens daar vanbinnen bevond er zich een hart.
An electric heart.

3 opmerkingen:

Anoniem zei

mooi mooi mooi

wallican zei

inderdaad, niets is ooit toevallig
skwoane wei

wally & nellie zei

Bij het lezen lagen we in een deuk, zo absurd dat het je waarschijnlijk echt is overkomen... niet?

doe zo verder, pure slapstick!