maandag 23 maart 2009

Verslaving

"Meneer...", begon een welluidende, hese stem deftig, alsof dit het begin van een toespraak was; een grote, corpulente, kalende man in een keurig pak stond voor de kassa. Over zijn linkerarm lag een reusachtige jas gedrapeerd.
"Ik ben hier toevallig voorbijgekomen. Ik wist niet eens dat hier een boekhandel was. Maar het moet gezegd worden, het is een prachtige winkel..."
Hij zag er opgewonden uit, zijn stembanden trilden geëmotioneerd.
"Werkelijk een schit-te-rend aanbod. De filosofie alleen al!"
Hij liep haastig naar de kast met filosofen, wat zinloos was want de meesten waren al enkele honderden jaren dood.
"'Bronnen van het zelf' van Charles Taylor! 'De Open Samenleving en haar Vijanden' van Popper! 'Een theorie van rechtvaardigheid' van John Rawls! Waar vind je dat nog? Nee, werkelijk, zoiets hadden we in deze stad tekort."
Omdat ik me daar eerlijk gezegd al van in het begin vragen rond stel, was ik blij dat te vernemen. Bovendien kon ik een opkikker gebruiken. Het was donderdagmiddag en bijzonder kalm, en ik was me gaandeweg gaan afvragen of men mij hier vergeten was in mijn grote, hermetisch afgesloten boekenkast.
Met zijn rechterhand wees hij me aan. Er stak een zuinig, met steentjes bezet strookje goud rond zijn ringvinger, en hij droeg een verfijnd, er kostbaar uitziend polshorloge. Duidelijk een man met smaak.
Hij knipoogde.
Het bloed steeg naar mijn wangen, mijn oren gloeiden, en ik kwam, achterdochtig rondkijkend, vanachter de winkeltoog vandaan. Ze waren mij toch niet stiekem aan het filmen? Maar er was niemand anders in de winkel.
Met een bulderende stem ging hij verder. "Het gat in de markt! Roeselare is in volle groei, nog even en dit is de belangrijkste stad van Midden-West-Vlaanderen", hier onderbrak hij zichzelf, en vroeg, als in een plotse opwelling, "Heb je 'Ode aan de arbeid' van Alain de Botton?" Het boek lag toevallig in een stapeltje op de tafel voor me, en ik haastte me om een exemplaar omhoog te steken. Hij knikte goedkeurend, en opnieuw zinderde zijn stem tussen de met een dikke laag papier geïsoleerde muren. Het verwonderde me dat hij niets zei over de uitstekende akoestiek.
"Het niveau van een stad kun je meten aan de grootte van het kwalitatieve aanbod in z'n boekhandels."
Dat was er eentje om in te kaderen. Hij bladerde in de boeken van Hans Op de Beeck, Marlene Dumas, en Jimmy Kets. Trok Turner, Bonnard en Bourgeois achteruit en duwde ze dan weer op hun plaats.
"De vraag is alleen: is Roeselare hier klaar voor?" Een ogenblik lang bleef hij me strak aankijken.
"Ik hoop het jongen, ik hoop het."
Dat laatste leek eerder een soort gemompel, de euforie had in één keer plaats gemaakt voor snel oprukkende twijfel omtrent de plaatselijk residerende bevolking en forenzen.
Mijn plots opgekomen vrolijkheid verdween even snel als de al een tijdje stof vergarende resterende exemplaren van 'Je kunt geen twintig zijn op suikerheuvel' uit de winkelschappen overal ter wereld, het laatste, door J.M.H. Berckmans uitgebrachte boek - in de ogenblikken nadat bekend werd dat hij dood was.
"Ik wens je in ieder geval veel succes, en ik zal het goeie nieuws overal verkondigen."
Hij kuierde langs de tafels, bladerde hier en daar liefdevol in een boek. Herschikte stapels en bestudeerde de kast met poëzie langdurig, waarbij hij dromerig de ruggen streelde van Claus, Dickinson, Kouwenaar en Pernath. Het was stil nu. Het soort stilte dat verontrust.
De zon brak door en zorgde voor een ontploffing van licht in de koffiebar.
"Toch zul je me hier niet veel zien." De glimlach was van zijn gezicht verdwenen. Ik zette me schrap.
"Vroeger zou ik hier iedere week wel een paar keer binnengedoken zijn, je zou een zeer goeie klant aan mij hebben gehad. Maar de tijden zijn veranderd. Ik ben gestopt met boeken lezen. Op doktersbevel."
Bij deze laatste opmerking besloten mijn ogen een beetje uit te puilen. Straks zou men uitgevers verplichten om mooie omslagen van boeken te beschadigen door in het midden, niet verwijderbare stickers aan te brengen waarop in een groot en duidelijk lettertype 'HET LEZEN VAN BOEKEN KAN DE GEZONDHEID GROTE SCHADE TOEBRENGEN' te lezen stond.
Er ontsnapte me een waanzinnig lachje.
Maar de man deed alsof hij het niet merkte en ging verder: "Ik las van 's morgens tot 's avonds... Als ik een boek ter hand nam, kon ik niet ophouden met lezen. Ik stond om drie uur 's nachts op om verder te gaan in 'De bekentenissen van Zeno' van Italo Svevo, of in 'Elementaire Deeltjes' van Houellebecq. Ik meldde me ziek op mijn werk om te kunnen lezen. Weigerde om nog mee op uitstap of op reis te gaan. Sloeg maaltijden over. Op het laatst spraken mijn kinderen niet meer met me. Mijn vrouw dreigde met een scheiding. Ik moest beloven dat ik me zou laten onderzoeken. Toen bleek dat ik aan een ernstige vorm van leesverslaving leed."
Mocht ik eerder iets over deze aandoening hebben vernomen, ik was wellicht nooit met een boekhandel begonnen.
Hij was weer bij de filosofie gaan staan. Haalde er de 'Essays' van Montaigne van tussenuit en keek liefdevol naar het naslagwerk. Hij aaide het boek en gaf het een tedere kus, sloot het in zijn armen en drukte het tegen z'n borst. Hij omhelsde het boek met heel zijn lichaam, als een oude geliefde die plots weer opgedoken was.
"Tenslotte heb ik een groot tuinfeest gegeven, met aan de ingang lange tafels waarop heel mijn verzameling boeken uitgestald lag. Iedereen was welkom, op één voorwaarde: voor ze vertrokken, moesten ze een boek uitkiezen en meenemen, met de belofte dat ze het niet zouden terugbrengen." Hij zette Montaigne opnieuw in het rek, nam een zakdoek, depte zijn ogen, en snoot zijn neus. "Heb je 'De Geheime Schrift' van Sebastian Barry?" Ik stak het boek omhoog. Hij schudde wanhopig met het hoofd, en wuifde dat ik het weg moest bergen, verweg, waar hij het niet meer zien kon.
"Sorry", zei hij, "ik kan me niet veroorloven te hervallen", liep naar de deur, haastig, alsof iets hem op de hielen zat. Hij riep nog iets dat klonk als 'SUC-!' maar werd afgebroken toen de deur zich met een zuigend geluid opnieuw afsloot.

Geen opmerkingen: