donderdag 2 augustus 2007

Tijdverlies



Het gebeurde een week voor we op reis vertrokken, toen ik de hond op een dag ergens halverwege de middag buiten liet. Even later bevrijdde ik een kraaienjong dat hij in z’n muil gegijzeld hield. Uit de korte staart leidde ik af dat het een jonge vogel betrof, en ik hield het ruggelings vast, met zijn verrassend grote kop tussen wijs en middenvinger geklemd zodat die mechanisch rondhappende snavel me niet kon raken. Onder de veren bleek een mager beestje te zitten. De hond die uitzinnig tegen me opsprong omdat ik me zijn vangst onrechtmatig had toegeëigend, bracht ik terug in huis.
Toen opende ik mijn handen om de kraai de vrijheid terug te schenken.
De vogel sprong echter laconiek op de grond en huppelde een tijdje rond vooraleer hij verdween onder het struikgewas. Na enkele minuten had ik het terug te pakken en besloot voor z’n eigen veiligheid om hem de komende nacht binnen te houden. Ik zette het in een kartonnen doos waar ik met een schroevendraaier een paar luchtgaten in maakte.

De volgende morgen bezocht ik een speciaalzaak waar ze me meelwormpjes en korrels meegaven, die ik met een beetje water moest pletten en samen op een stokje aan de vogel voeren. Thuis maakte ik met de houten verpakking van een nieuwe wasmachine en wat volièregaas een wat meer comfortabel verblijf dat ik in de tuin op twee schragen plaatste. De meelwormpjes kronkelden kansloos voor hun leven en kraakten een beetje toen ik ze met een dessertvork op de korrels plette.
Straks, als de kraai weer op krachten gekomen was, zou ik hem terug de vrijheid schenken. Maar eerst moest hij een beetje aankomen, z’n borstbeen stak als een oestermes naar voor.
De vogel liet zich gewillig voeren, vooral de wormen in het papje dat ik op een stokje aanreikte, leken hem in hoge mate te fascineren.
Er vloog een krassende kraai over ons heen. Het jong verloor meteen z'n interesse voor het maal, staarde gespannen door de kooi naar boven en kraste terug, iets ijler van klank, terwijl hij vergeefs het luchtruim afzocht. Hij kraste met steeds onbehaaglijker wordende tussenpozen, vragen waarop geen antwoord kwam.
“Kraa-kraa-kraa!” Het leek alsof hij het niet onmogelijk achtte dat de redding van boven zou komen.
Misschien dat vogels in de hemel geloven.
Hoewel de overvliegende kraai allang verdwenen was, weigerde het jong om op te geven.
“Kraa-kraa-kraa!”

In de vooravond voederde ik hem voor de tweede keer. Met een injectiespuit bracht ik druppels water in het gapende bekje, en een verstrooide vlieg die een kortere weg wou nemen werd behendig uit het afgebakende luchtruim geplukt. Daarna zette de vogel z’n pluimen open en trok zich terug in z’n gevederte, op zoek naar wat rust en privacy.

‘s Morgens leek hij nog steeds niet uitgeslapen te zijn, slechts met veel moeite wist ik hem enthousiast te maken voor de wormpjes, en bij een zeldzaam helder moment tuurde hij naar boven, het kopje heen en weer bewegend alsof hij de openingen in het gaas naar grootte schatte. De rest van de voormiddag verschool hij zich in z’n veren, en werd zo onverschillig dat ik hem ervan verdacht dat hij besloten had om door deze nachtmerrie heen te willen slapen.
Ik bracht hem naar de speciaalzaak waar ik bij mijn eerste bezoek meende gemerkt te hebben dat de uitbater een vogelliefhebber was.
Hij bekeek de kraai en kreunde.
“De vliegende tére”, mompelde hij; het was duidelijk dat de man op de hoogte was van zaken waar ik het begin niet van afwist.
“Niets aan te doen”, en hij knikte terwijl ik ontkende op z’n vraag of ik de moeder het jong had zien opzoeken.
“Zelfs in een kooi komen de ouders de jongen voeren. Maar ze wisten waarschijnlijk al dat het hopeloos was. Je mag deze vogels niet onderschatten. Het zou me trouwens niet verbazen als ze het uit het nest hebben verstoten. Ze verliezen geen tijd of kostbaar voedsel aan iets dat ten dode opgeschreven is. Daar kunnen wij nog iets van leren.”
Mijn grootmoeder durfde wel eens beweren dat je iemand pas écht leert kennen in oorlogstijd. Iets wat ze tijdens de twee oorlogen tijdens haar leven zelf had mogen ondervinden.
Toch kun je ook zonder een oorlog af en toe een glimp van iemand opvangen.
Ik nam de vogel terug mee naar huis. Het kraaienjong leek een evenwichtskunstenaar zoals hij zonder opkijken wiegend op z’n stok zat terwijl ik met de kooi verder liep.
De volgende ochtend bleek hij, de vleugels lichtjes gespreid, op de bodem van de kooi te zitten. Hij was al stijf toen ik hem opnam.