woensdag 11 juli 2007
Documenta 12 in Kassel
Het is opgehouden met regenen. Ik ga rechtop zitten en open de zijdeur. We slapen in de laadruimte van een Ford Transit, voorzien van een comfortabele matras, maar de regen heeft me het grootste gedeelte van de nacht uit mijn slaap gehouden door ongenadig op het dak te roffelen. Enkel met oorproppen van toiletpapier heb ik de slaap kunnen vatten.
Het is onze tweede nacht in de ‘Van’. We hebben onze zaak, een eethuis, onlangs overgelaten en doen nu waar we al acht jaar van dromen: een maand lang door Italië trekken. We beginnen onze reis echter met een omweg door Kassel. Daarna zullen we via Oostenrijk de laars binnenrijden.
We zijn hier voor Documenta, de kunsthappening die Kassel om de vijf jaar honderd dagen in z’n greep houdt en voor deze twaalfde editie onder de noemers ‘Moderniteit’, ‘Identiteit’, en ‘Vrijheid’ werk van 109 kunstenaars presenteert.
Gisteren hebben we achtereenvolgens het museum Fredericianum, de Documenta-Halle en het Aue-Pavillon bezocht. De tentoonstelling is enkele dagen eerder, bij de première, op verzet gestuit bij een aantal critici wegens – kort samengevat – onsamenhangend, niet vernieuwend genoeg, gebrek aan avontuur en visueel geweld.
Curator Roger M. Buergel zal er niet wakker van liggen. Samen met z’n vrouw, kunsthistorica Ruth Noack, heeft hij beloofd dat Documenta 12 een terugkeer naar de schoonheid wordt, een ode aan het esthetische, wars van hypes en trends. Buergel is niet bang om iets vanonder eeuwenoud stof vandaan te halen en in een ruimte samen te brengen met hedendaags werk. Ongeacht uit welke tijd of waar de kunstenaar vandaan komt, blijkt de boodschap van het tentoongestelde werk actueel en universeel. Fijntjes worden zowel de grote onoverbrugbare verschillen als de gelijkenissen tussen oost en west, arm en rijk, en jong en oud aangetoond. Wie goed kijkt, merkt dat het werkt: hier is lang over nagedacht. Deze slim opgebouwde tentoonstelling vraagt een grote inspanning van de bezoeker, maar wie moeite doet, wordt ruimschoots beloond. Tussendoor kun je even op adem komen door plaats te nemen op één van de 1001 door de Chinese kunstenaar Ai Weiwei gerestaureerde houten stoelen die her en der werden neergezet en afkomstig zijn uit de Quing dynasty. Ze maken deel uit van een conceptueel werk dat ‘Fairytale’ heet, een hommage aan de gebroeders Grimm.
Merkwaardig dat één van de belangrijkst geachte kunstfestivals ter wereld precies ontstaan is in het naoorlogse Duitsland toen academicus Arnold Bode de aanzet gaf tot Documenta, en er geleidelijk aan in slaagde om de Duitsers opnieuw warm te krijgen voor de door de Nazi’s verboden ‘ontaarde’ kunst. De fascisten waren, begrijpelijkerwijze, als de dood voor kunst als protest op wat niet gezegd kan of mag worden, waarmee de kunstenaar het onnoembare probeert te benoemen.
De witte kruisen op de Chileense wegen van Lotty Rosenfeld, de dronkemansgedichten bij de foto’s van stedelijk verval van Martha Rosler, de kauwgomsculpturen van Alina Szapocznikow, de tragikomische biografische schetsen van Nedko Solakov, de religieus aandoende muzikale compositie van de dertien zwarte gitaren van Saâdane Afif, de Afrikaanse maskers uit kunststoffen flessen en kannen van Romuald Hazoumé of de surrealistische fotocollages van Ck Rajan: mij heeft de collectie oud en nieuw, sterk en tijdloos werk meermaals verrast, geprikkeld, ontroerd en tot slot volledig uitgeput.
We hebben de dag afgesloten met een bezoek aan ‘Template’ een ander werk van Ai Weiwei, dat op het grasveld tussen de gebouwen van het Aue-Pavillon werd opgebouwd. Ai heeft z’n twaalf meter hoge tempel samengesteld uit deuren en vensters voorzien van prachtig houtsnijwerk, afkomstig uit oude huizen die aan de snel oprukkende industrialisering in China ten prooi gevallen zijn. Een imposant bouwwerk dat vol anonieme werkmanspoëzie een aanklacht vormt tegen de niets ontziende aanval op traditie, en waarmee een toekomst voorspeld wordt vol kille anonimi- en uniformiteit.
Het rommelt boven ons hoofd. Volgens de krant zal het onweren boven Kassel, deze twintigste juni. Het was echter stralend mooi weer bij het ontbijt, en toen we Friederichplatz betraden was er nog niets te merken geweest van het onweer dat nu over ons heen trekt. We verlaten de tempel en haasten ons naar één van de vestiaires die op straat in containers zijn ondergebracht. Ik heb er mijn tas moeten afgeven en aanschuivend in de rij wachtenden kijken we naar de indrukwekkend grote regendruppels die op het asfalt uiteenspatten. Daarna trekken we de binnenstad in, op zoek naar een stek om het onweer uit te zitten.
De bliksemflitsen die pogingen ondernemen om de stad te verlichten, benadrukken alleen hoe donker het opeens geworden is.
De wind steekt op, rukt wellustig aan m’n hemd en laat de broekspijpen ongenadig flapperen. Wanneer zo’n elektrische ontlading gepaard gaat met een donderslag, davert de grond alsof we ons ineens zo’n zestig jaar terug in de tijd bevinden, middenin het strijdtoneel.
Gelukkig kunnen we ‘Jo’s Bierhaus’ binnenstormen op het moment dat het onweer in vol ornaat losbarst. Daar kijken ze niet eens vreemd op van onze inval; misschien dat ook daar het onweer herinneringen heeft losgemaakt.
Jo blijkt een wat oudere deerne met een vervaarlijk uitpuilende boezem, die ‘ein bisjen Inglisch’ begrijpt, hoeveel precies demonstreert ze door haar duim en wijsvinger een centimeter van elkaar te houden.
In ‘Jo’s Bierhaus’ is er een ontgoochelend magere keuze aan bieren, drie of vier soorten lager of hoger, dit in schrille tegenstelling tot de variatie aan bierdrinkers, veelal bejaard, van wie het bovenste knopje midden het hemd blijkt te zitten en waarvan sommigen het grijze, krullende borsthaar dienen op te waarderen met een gouden ketting. De strak geschoren koppen die het geheel iets verderop zwijgend gadeslaan en voor de rest getooid zijn met kakikleurige broeken en legerbottines, zorgen blijkbaar enkel bij ons voor een onwennige sfeer.
Maar allen hebben ze een indrukwekkende toogzweer gemeen - als kinderen van één en dezelfde vader - en een stel ogen waarmee ze continu lijken te proberen om via telepathische weg het onzichtbare gedeelte van Jo’s bevallige tweeling uit het, toegegeven, onrechtvaardig strak zittende décolleté te lichten.
Wij genieten intussen van de schlagers als soundtrack bij de zondvloed terwijl om ons heen schampere opmerkingen over kunst worden gemaakt. We gaan ervan uit dat ze door hebben dat de toevallige passanten in deze uithoek van Kassel eigenlijk bezoekers van Documenta zijn.
Een kwartier later bedaart de storm, en kunnen we onze verkenningstocht tussen de buien door verder zetten.
Maar vanmorgen is het dus opgehouden met regenen.
Soms probeert de zon zelfs even door de wolken te breken, voorlopig echter zonder succes. Nu zijn we op weg naar de ‘Neue Galerie’, waarbij we opnieuw het Aue-Pavillon passeren en we maken van de gelegenheid gebruik om nog een blik op de tempel van Ai Weiwei te werpen.
Het schouwspel slaat ons beiden aan het hart. De tempel blijkt ingestort te zijn.
Samen met andere bezoekers staan we sprakeloos voor het versplinterde kunstwerk. Dat m’n voeten nat worden in het ondergelopen grasveld dringt maar langzaam door. De instorting moet gisteren ergens in de vooravond plaatsgevonden hebben, maar een precies tijdstip staat in de ‘Hessische Allgemeine’ niet vermeld. Enkel een foto van een beteuterde curator, Roger M. Buergel, die in blote voeten en met opgerolde broekspijpen de schade opneemt, en een commentaar van Ai Weiwei, die verklaart dat, dankzij de storm, de symbolische waarde van het werk is verdubbeld.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten