maandag 3 juni 2019

BROOS

Een hoogbejaard stel, allebei sneeuwwitte haren - zij met een lichtroze kleedje en een beige jasje, hij met een geruit hemd met korte mouwen, een kaki, mouwloos safarivestje en een beige short - sjokten arm in arm, met kleine stapjes richting ingang. Ze waren ongeveer een hoofd kleiner dan ik en leken samen één onlosmakelijk geheel te vormen.
'Bij wie moeten we zijn voor een ophaling?'
'Wacht,' zei ik, 'ik geef u een folder met het telefoonnummer.' Ze draaiden beiden het gezicht opzij terwijl ze me met gefronste wenkbrauwen bleven aankijken en vormden met een hand een schelp rond een oor dat ze meteen weer loslieten toen ik hen het informatieblaadje toestak en naar het telefoonnummer wees.
'Moeten we zelf bellen?' De man keek bezorgd.
'Dat is het gemakkelijkste voor iedereen.' Opnieuw gingen twee handen omhoog.
'U BENT HIER IN EEN WINKEL. WIJ REGELEN HET VERVOER NIET. DAT GEBEURT VANUIT DE TRANSPORTAFDELING DIE U VIA DIT NUMMER KUNT BEREIKEN. DAAR KRIJGT U IEMAND AAN DE LIJN DIE MET U MEEKIJKT WELKE VRACHTWAGEN BESCHIKBAAR IS, EN WANNEER PRECIES. EN DAN KUNT U METEEN OOK NAZIEN OF DAT TIJDSTIP VOOR U PAST!'
'Ziet u, het is niet dat we niet willen bellen hoor, maar we hebben allebei een hoorapparaat en we kunnen ons daarmee wel aardig redden, behalve aan de telefoon.'
Natuurlijk. Ze zagen er zo broos en weerloos uit en het ergerde me dat ik het niet meteen zelf aangeboden had.
'Geen probleem,' zei ik, 'dan maak ik een afspraak voor u.'
'Wablief?' zei de vrouw.
'KOMT U MAAR MEE, DAN BEL IK METEEN!'
Ze schuifelden achter me aan. Ik noteerde hun gegevens, nam een mobiel telefoontoestel en tikte het centraal nummer in. Een medewerker van de transportplanning nam op, noteerde het adres en telefoonnummer, en vroeg wat er opgehaald moest worden.
'OVER WAT GAAT HET PRECIES?'
'Een kleerkast, vier stoelen, een eenpersoonsbed, een fiets en een tapijt', zei de man. Ik herhaalde zijn woorden. De medewerker peilde naar bijzonderheden, vragen die ik op mijn beurt aan het koppel stelde.
'HOORT ER EEN LATTENBODEM BIJ HET BED? IS ER EEN MATRAS?' De vrouw knikte, maar de man schudde het hoofd.
'Toch wel', zei de vrouw. Het viel me plots op dat ze zich naar een oor bij de andere wendden, telkens ze iets wilden zeggen.
'Maar er is toch geen matras bij?' zei de man verbaasd.
'Denk eens na. Zie je het niet voor je?' De man stond eventjes te peinzen, en knikte toen.
'Sorry', zei hij.
De medewerker aan de telefoon vroeg me nog te vermelden dat alles in een goede staat moest zijn. Ik bracht zijn woorden over.
Het stel knikte ernstig, er was geen twijfel over de goeie conditie van de op te halen goederen.
De medewerker wees er ook op dat alles op het gelijkvloers moest staan.
De vrouw knikte, maar de man schudde het hoofd.
'Het staat toch al allemaal beneden?' zei de vrouw bij het oor van haar man. Hij keek haar verwonderd aan, dacht nog eventjes na en knikte toen verlegen.
De medewerker aan de telefoon overliep de mogelijke data.
'MAANDAGMORGEN?'
De vrouw knikte, maar de man schudde het hoofd.
'Maar maandag zijn we toch thuis?' zei ze.
'Dan we moeten naar het ziekenhuis', zei de man vlakbij haar oorschelp, maar hij klonk niet helemaal zeker.
'Dat is woensdag pas.'
De man keek haar bezorgd aan, knikte toen en wreef nerveus met een hand over zijn voorhoofd.
'Maandag is prima voor ons', zei de vrouw.
Ik rondde het telefoongesprek af.
'Ik heb geen zo'n goeie dag vandaag', mompelde de man verslagen.
'Heb je je medicijnen genomen vanmorgen?' Ze leken op mensen die een geheim delen door in elkaars oren te fluisteren, maar de conversatie gebeurde gewoon luidop. De man dacht even na.
'Ja hoor, daar ben ik zeker van.'
'Je bent gewoon een beetje in de war', zei ze.
Hij knikte, zei ’bedankt’ terwijl hij zich naar me wendde, stak z'n hand eventjes op waarbij zijn vrouw haar arm in de zijne haakte, en samen schuifelden ze traag richting uitgang.

Geen opmerkingen: