vrijdag 20 augustus 2010

Hallelujah!

Hij was hier al enkele keren voorbijgekomen, noodgedwongen zijn tijd nemend - je moest hem wel gezien hebben - zich verder slepend in dat grijze kostuum, zo ouderwets dat het weer modern oogde. Linnen dat even verweerd leek als hijzelf.
Tot ik hem van dichtbij zag, dacht ik dat hij rond de tachtig was. Daarna schatte ik hem honderd. Zo oud dat zelfs zijn huid, met sproetige ouderdomsvlekken bezaaid, grijs kleurde. Duurzaam perkament, in de loop der jaren op natuurlijke wijze gelooid. Vet en weefsel waren weggeteerd en de huid sloot rechtstreeks op de schedel aan. In het midden van dat ingevallen gezicht zat een grote haakneus als een snavel verankerd. Een pijl die hij zijn leven lang had gevolgd. Hij vorderde traag alsof hij door een moeras waadde waaruit hij zich bij elke stap opnieuw los moest maken. Het ritueel nam zoveel tijd in beslag dat iedere beweging zijn laatste kon zijn. Je kon het van zijn gezicht af lezen: het zou niet als een verrassing komen.
Hij hield z'n ernstige blik bedachtzaam op de grond gericht. Als je goed keek, zag je zijn lippen bewegen, alsof hij in gesprek met iemand was. Om de een of andere reden hoopte ik dat hij eens binnen kwam.
Toen ik het allang niet meer verwachtte, draaide de deur open en schuifelde hij, iets voor sluitingstijd, de winkel in. In het midden bleef hij staan, en tuurde in gedachten verzonken rond. Tenslotte wenkte hij me naderbij.
Of ik hier ook cd's verkocht. Verrast schudde ik het hoofd. De ontgoocheling op dat gezicht. Hij mompelde iets, tussen vragen en zuchten in, en sloeg de ogen neer. Heel zijn leven had hij erover gedaan om tot hier te komen. Alles was vergeefs geweest.
Ik wist wel dat het mijn schuld niet was, het is hier nu eenmaal een BOEKHANDEL, maar ik had met de man te doen. Als je alles wat vandaag normaal is in prenatale fase zag ontstaan, en op zijn minst één wereldoorlog hebt meegemaakt, dan is het toch niet zo vreemd te verwachten dat er in een boekhandel ook cd's te vinden zullen zijn? Het leek me dan ook maar billijk dat ik beleefd informeerde over welke cd het ging.
'Degene die ze enkele maanden geleden veel op de radio draaiden', zei hij. De ernst op dat gezicht verzekerde me ervan dat het niet om te lachen was. Maar blijkbaar drong tot hem door dat ik hier niet mee opschoot, en hij voegde eraan toe: waarin ze 'hallelujah' zingen.
Misschien de klassieker van Leonard Cohen? Ik kende naast het origineel nog een paar versies van John Cale, Jeff Buckley en Rufus Wainwright. Had er zich opnieuw iemand aan het nummer vergrepen?

Ik googelde 'hit' en 'hallelujah', en et voilà, daar waren ze op You Tube: onze eigenste Natalia en Gabriel Rios, samengebracht als een mini band aid, ten gunste van de slachtoffers in Haïti. Gabriel Rios die, met de ogen dicht, spastisch met de handen in de lucht greep terwijl hij duidelijk diep onder de indruk van de catastrofale ramp de eerste strofe inzette. Natalia's inbreng bleef me bespaard, want de oude man knikte. Ik klikte het venster weg, en zei dat ze het wellicht in een naburige cd-winkel hadden maar dat ook die zaak helaas om zes uur sloot. Dat hij tot morgen zou moeten wachten. Maar dat kon niet, want hij had het vandaag nog nodig. Verdere uitleg kreeg ik niet. Toen ik me echter even in zijn plaats stelde, begreep ik dat hij geen tijd meer te verliezen had.
Ik pijnigde mijn hoofd. Overliep de als ijsbergen slinkende mogelijkheden. Net toen ik op wou geven, doemde het beeld van een grootwarenhuis hier in de buurt op. Het was er tot acht uur open, en in een recent opgeslagen herinnering zag ik een klein rekje staan dat ze volstouwden met klassiekers en hedendaags hitlawaai. Een benefietsingle voor het goede doel kon daar wel eens tussen steken. Misschien was het ding ondertussen zelfs reeds afgeprijsd, door andere grote natuurrampen naar de rode prijzenbak verdrongen. In elk geval: het was mogelijk.
Hij zuchtte. Ik begreep waarom.
Het was hier amper een halve kilometer vandaan, maar dat is natuurlijk een abstract begrip als alleen al de straat oversteken een langdurige en levensgevaarlijke onderneming is.
Omdat we ons ondertussen na sluitingsuur bevonden, besloot ik hem met de wagen te brengen.
Het bleek een hele krachttoer, maar tenslotte liet hij mijn arm los en zakte kreunend in de passagiersstoel. Door werkzaamheden moest ik een kleine omweg maken. Hij zat doodstil en zweeg. Bezorgd keek ik opzij. Hij staarde naar zijn voeten en prevelde iets binnensmonds.
In de wagen hing de geur van mottenballen.
De slagbomen waren omhoog zodat ik aan de deur kon leveren. Terwijl ik hem uit de wagen tilde, mompelde hij dat hij het verder wel alleen afkon, want dat hij alle tijd van de wereld had. Zijn gezicht vertrok geen spier. Hij knikte, gooide de deur dicht en begaf zich naar de grote hoekingang waarin hij - uiteindelijk - verdween.

De volgende morgen, terwijl ik de leveringen overliep, dacht ik aan het voorval. Vroeg me af of de onderneming succesvol was geweest. Ik kreeg een ingeving en zocht het nummer van het warenhuis op - dat ik daar niet eerder aan had gedacht. Ze verbonden me door. Verbonden me nog eens door. Geert kwam aan de telefoon.
'Nee, sorry, we hebben het niet op voorraad', zei hij. Maar dat hij het wel bestellen kon.
Geert leek met me mee te leven, want hij voegde eraan toe dat ze het normaal wel binnen hadden. Met hernieuwde hoop stelde ik de ultieme vraag. Of hij kon zien wanneer het laatst verkocht was. Wacht zei Geert, en verdween. Even later was hij weer terug. Het drong tot me door dat ze daar nog met een vaste telefoon werkten, wat me plotseling absurd voorkwam.
'Dat is pech hebben' zei hij. Want dat het gisteren verkocht was.
Gisteren herhaalde ik.
'Ja', zei hij.
'Gisteravond.'

1 opmerking:

Wenz zei

Ontroerend tot op het broze bot. Niet alleen zie ik de man eerst tot de kleinste rimpel voor me, ook schuifelt hij recht mijn hart in doorheen de volgende alinea's. En dan - toch, ja toch! - dat happy end. Prachtig.