vrijdag 26 juni 2009

Rups (2)

Zolang we rijden, is alles min of meer oké. Haar pootjes liggen ontspannen naast elkaar, als harige winkelhaakjes, twee aan twee. Onafgebroken houdt ze haar koortsige blik op me gericht; moest een menselijk wezen mij zo langdurig en intens aanstaren, dan kan er enkel sprake zijn van hartstochtelijke liefde of dodelijke haat.
Gelukkig zijn haatgevoelens dit hondje vreemd; hier is, godbetert, eerder een vergoddelijking aan de gang. Dat verklaart meteen ook de zweem van angst die in haar ogen waar te nemen is.
Met een God weet je immers nooit waar je aan toe bent.
Als ik stop en me parkeer, gaat ze rechtop zitten, overschouwt de situatie, staat op, schudt de rit van zich af, en bestudeert aandachtig hoe ze van in haar mand, die de hele zetel beslaat, zo dicht mogelijk bij de deur aan de passagierskant kan komen.
Elke keer datzelfde ritueel, ingetogen kwispelend, voorzichtig - alsof ze haar blijheid onderdrukt - maar vol ongeduld tot de wereld weer werkelijkheid wordt en geen langdradige film vol asfaltbaantjes en lantaarnpalen op een 3D-breedbeeld tv.
Dat ik naast haar in de wagen zit, en het dus nog eventjes zal duren, is van geen belang. Ze acht me geen blik meer waardig. Het lijkt alsof ik er al niet meer ben. Uit het oog is uit het hart. Alleen de deur die plots zal opengaan, dat is het enige wat ze nu ziet.
Helaas voor haar is het niet altijd mogelijk om mee op avontuur te gaan - worden honden vanwege allerhande regeltjes op veel plaatsen geweerd. Ook hier, bij de bakker, maakt een sticker op het raam duidelijk dat ze niet welkom is.
Bij mijn terugkeer, merk ik dat ze nog altijd staat te wachten. Als ik instap kijkt ze even achterom, maar heeft duidelijk belangrijker dingen aan het hoofd. Bijvoorbeeld, of er nog iemand komt om die deur te openen. Traag maar ritmisch draait het kopje heen en weer, alsof ze naar de herhalingen - in slowmotion - van een tenniswedstrijd kijkt.
Pas wanneer de wagen start, gaat ze weer liggen. Ze sluit haar ogen voor de felle zon, en strekt zich uit. Niets aan de hand zou je denken, ware het niet dat ze niet opkijkt als ik dan iets tegen haar zeg, en ook verder op geen enkele wijze reageert. Haar wraak is heel subtiel.

Het vreemdst gedraagt ze zich wanneer ik aan de lichten stop. Dan blijft ze liggen, want zolang de motor draait en de wagen op de rijbaan blijft, staat niets vast, kan het nog alle kanten uit. Ze veert enkel een beetje op, en kijkt met een mengeling van verwondering en onbehagen om zich heen. Door haar liggende houding gaat dat rondkijken met een zekere krampachtigheid gepaard, wat ik (vraag me niet waarom) als een verwijt ervaar.
Dat we ergens tussen stilstaan en rijden blijven steken gaat haar begrip in elk geval te boven.
Wanneer ik de situatie uitleg, staart ze me heel intens aan waarbij haar oren zich afwisselend oprichten. De manier waarop ze daarna rondkijkt, kun je moeilijk als 'met hernieuwde belangstelling' omschrijven. Het is eerder een paniekerige poging om via allerlei indrukken een idee te krijgen van wat er gaande is, maar veel levert het niet op. De angst in haar ogen is aandoenlijk.



Eigenlijk is het allemaal heel begrijpelijk als je er rekening mee houdt dat het een hondje uit een asiel betreft; geen mens die weet wat het in een vorig leven allemaal heeft meegemaakt. Misschien is dit haar al eens overkomen, en denkt ze nu: 'Zie je wel! Het is zover. Het moest er wel van komen. Het was te mooi om waar te zijn! Hier ga ik eruit...'
Als de wagens voor me tenslotte naar het groene licht toerijden en ik opnieuw gas geef, jankt ze zachtjes, alsof het haar teveel geworden is. Met haar pootjes graaft ze in de pluche van haar mand, terwijl ze wroetend met haar snoet de plooien in haar reisverblijf glad probeert te strijken. Ontroerend hoe ze op zo'n moment de meubels opnieuw schikt ter compensatie van het doorgestane leed. Volgens een blaadje dat ik bij de tandarts las, hebben mens en teckel bijna negenennegentig procent van hun genetisch materiaal gemeen. Het is afwachten tot de ambtenarij dit onder ogen krijgt. Het is niet denkbeeldig dat ze vanaf dan verplicht een gordel zal moeten dragen.

1 opmerking:

Wenz zei

Ze is zo innemend, zelfs via foto zie je dat die ogen een heel verhaal verbergen. En dan jij, die je zo inleeft in wat zij mogelijkerwijs kan voelen, bedoelen. Vertaald naar het menselijke. Ontroering.