zondag 12 juli 2009

Rekening

Hoewel de winkel uit het oog van de koopjestornado verwijderd lag, had ik besloten om toch een boekenstandje op het trottoir te installeren. Het aanpalende Polenplein was tenslotte één van de weinige plaatsen waar de bezoekers nog een gaatje vonden om hun statusblik te parkeren. Een in een bonte kleurenmengeling geverfde menigte, uitgerust met EasyWalkers, Maxi-Cosi's, Tandemwagens en klein loslopend wild. Toen ik het op een bepaald moment aandurfde om met enkele koopjesfolders op zo'n gezelschap toe te lopen, werden mijn woorden - nog voor ze de grijze massa konden binnendringen - weggewuifd, en het groepje verwijderde zich niet zonder duidelijk tentoongestelde ergernis.

De dag was beter uitgevallen dan de Franks en Sabines hadden durven voorspellen, en de donkere nevel her en der bleek zonder uitzondering afkomstig van worstenkramen waar échte Duitse braadworsten te verkrijgen waren.
Het mosterdzalfje dat met de eerste zorgen toegediend werd aan de in derde graad verbrandde hap, kon tellen qua afleidingsmanoeuvre, maar helaas niet verhullen dat er zich van alles behalve vlees tussen de twee zieltogende sliertjes brood bevond.
Bij valavond kwam een vriend langs en maakte tijd om met een Duvel in de hand naast me te verpozen.
Zo zaten we daar een tijdlang, er was niemand in de winkel, en vanuit onze verdekte opstelling konden we de inkom goed in het oog houden. De laatste zonnestralen voelden als een beloning na een lange dag waarop ik de zin van het leven meermaals in vraag had gesteld.

Een bejaard koppel, de armen in elkaar gehaakt, kwam naderbij. Ze hielden halt en bekeken de boeken. De man droeg een deftig wit pak en een Panama hoed. Rond het hoofd van de vrouw zat een sjaal gewikkeld waaruit vooraan gebleekte krullen omhoog staken. Beiden staarden ze door een donkere Sophia Loren zonnebril, die een groot gedeelte van hun gezicht bedekte. Plots stootte de vrouw haar man aan. Ze mompelden iets onverstaanbaars en maakten aanstalten om verder te gaan, toen de vrouw zich ineens tot ons wendde.
'Hij is nog bij ons thuis geweest', zei ze.
Ze wees op het boek over Patrice Lumumba dat voor ons tussen de koopjes lag.
'We woonden toen in Stanleyville'.
Ze nam het boek vast en las, traag articulerend, de titel: 'Lumumba, de complotten, de moord'.
Ze schudde het hoofd en legde het boek terug.
'Toen hij gevangen genomen was, gingen we naar een bijeenkomst om te protesteren tegen zijn opsluiting. Daar hoorden we hoe ze vijfduizend frank boden voor iedere blanke die werd omgebracht, en wij stonden daar tussen!'
De man sloeg aarzelend een arm rond haar middel, maar liet meteen weer los.
'En toen zijn we gevlucht. Onderweg werden we enkele keren tegengehouden. We deden ons een beetje naïef voor, want het was onduidelijk wie aan welke kant stond. We hadden geluk. Tenminste, tot die soldaat op me af kwam. Hij nam m'n neus tussen zijn wijs en middenvinger, zoals grote mensen al spelend met kleine kinderen doen; wanneer ze hun hand dan verwijderen lijkt het alsof hun duim het topje van de neus is dat ertussen steekt. Maar in plaats daarvan draaide hij zijn hand een kwartslag om en, krak!, brak mijn neus.'
Er was een lichte trilling in haar stem geslopen.
'Hij deed dat bij alle blanken. Maar uiteindelijk waren we bij de gelukkigen die erin slaagden om op een vliegtuig te stappen.'
Ze keek naar ons, en zweeg. Nu zagen we het ook, door die zonnebrillen was het ons niet eerder opgevallen, maar er leek inderdaad iets vreemds met die neuzen aan de hand.
'Mooi aanbod...' mompelde de man. De geruststellende toon in zijn stem, bracht haar uit de hel terug. Ze glimlachte verlegen, alsof ze zich iets teveel blootgegeven had, duwde de zonnebril dieper op haar neus terug en nam opnieuw zijn arm vast.
Toen draaiden ze zich om, en stapten verder.

3 opmerkingen:

Unknown zei

Dag Rino,
Ik lees dit stukje hier even tussendoor. Waarschijnlijk zal ik voor de rest van de dag regelmatig aan mijn neus voelen, en me afvragen of die echt zo makkelijk te breken is.
Prachtige schrijfstijl.
Lysbeth

Wenz zei

Rekende ze niet ergens op een gebaar van haar toehoorders? Een medelevende blik, een ontzagwekkende knik, iets, dat haar verhaal bestaansrecht gaf in die lichte dag? Ik knik haar vanaf hier in ieder geval vol mededogen toe, haar leven in deze woorden gevat, van neus tot zonnebril ontroerend.

Rino Feys zei

Merci Lysbeth, voor het compliment, hopelijk komen we nooit te weten hoe gemakkelijk een neus breekt, en ja Wenz, hoe reageer je op zo'n verhaal... Ik denk dat ik gewoon, vol ontzag, heb zitten staren...