donderdag 11 september 2008

II. Evenwicht



Claeys stootte een rauwe oerkreet uit, en sloeg, vreemd genoeg, met het platte van zijn hand tegen zijn eigen achterhoofd.
Vreemd, behalve voor diegenen die gezien hadden hoe Mario Wittewrongel, die achter hem zat, enkele seconden daarvoor op diezelfde plaats met zijn vierkleurenbic had toegeslagen. Welke kleur hij hiertoe geselecteerd had, was ons niet bekend, maar het leek onwaarschijnlijk dat het rood op de binnenkant van Gerdi Claeys hand van de 4 X 4 onder de balpennen afkomstig was. Ziedend schoof Claeys - die bij pesterijen meestal werd ontzien omdat hij eerder al bewezen had licht ontvlambaar te zijn en onberekenbaar in zijn overdreven heftige reactie - aan hoge snelheid uit de schoolbank en stortte zich op Wittewrongel. Deze laatste had de aanval natuurlijk aan zien komen, meer nog zelfs: gepland, en hield Claeys op afstand door hem bij de kraag van zijn stofjas vast te houden.
Mario Wittewrongel had immers niet alleen de langste naam, hij was ook de grootste, en had de langste armen. En doordat hij tijdens het eerste en ook in het tweede leerjaar al eens had moeten dubbelen, was hij bovendien de oudste van onze klas.
Er borrelde schuim uit de mond van Gerdi Claeys. En er zakte een snottebel uit zijn neus terwijl hij - uitzinnig van woede - huilend raasde en tierde, maar hoezeer hij ook naar Wittewrongel klauwde, hij slaagde er niet in hem te raken. Wittewrongels gezicht bestond uit een eigenaardige mengeling van leedvermaak en medelijden, en terwijl hij gespeeld verrast achterover helde, riep hij met korte tussenpozen gebiedend ‘AF!’ – de wijsvinger van zijn vrije hand heen en weer bewegend als een op hol geslagen metronoom - alsof het een dolle hond was die hem aanviel.
De hele klas leek ogenblikkelijk uit een diepe slaap gewekt, er werd geroepen en gejoeld en het was onduidelijk wie de broers Demeulenaere het meeste ophitsten met hun aanzwellende ‘Hoi!Hoi!Hoi!’ geroep: Wittewrongel, Claeys of zichzelf en bijgevolg de rest van de klas. Jan Tuytens, die klein en mollig van gestalte was, stond naast zijn schoolbank te springen alsof er ressorts in zijn zolen verborgen zaten, en Marc Lepoudere rolde bijna uit zijn bank door de slappe lach die hem bij het minste overviel en eigenlijk meer een soort aandoening leek.
Zo vroeg in de voormiddag leek bij meester Schoemaeker slechts met moeite door te dringen wat er aan de hand was, en hij kwam hoofdschuddend uit zijn stoel. Hij tilde Claeys bij zijn middel op, die meteen begon te spartelen als een pas gevangen paling. Het gejoel viel ogenblikkelijk stil. Schoemaeker bracht Claeys naar een schoolbank vooraan in klas, en stond daarna nog een tijdlang over de, nog steeds hevig snikkende jongen gebogen, sussende woorden tot hem richtend.
Woorden die wij, zelfs nu het stil geworden was, onmogelijk konden verstaan.
Claeys bedaarde, en probeerde met huilen op te houden.
Daarna wendde meester Schoemaeker zich tot Wittewrongel, die zijn spottend, uitdagende blik nu op de leraar gevestigd had.
Maar die boog het hoofd zachtjes schuddend en zei enkel:‘Mario toch... Jongen toch...’, en iedere aanwezige was ervan overtuigd dat het medelijden van de meester oprecht was. Hij liep aangeslagen naar het bord en klapte het rechterdeel dicht. De ons toegekende nummers werden zichtbaar. Schoemaeker veegde zonder enige aarzeling de drie laatste letters weg van de voornaam waar Wittewrongel reeds een halve maand aan spaarde, en die ogenblikkelijk reageerde met een woedend ‘Mo How!’, alsof het hem iets kon schelen.
Nu zaten wij met ons hoofd te schudden. Het zou deze maand weer niets met Wittewrongel worden.
Het enige wat nu nog op het bord van zijn naam overbleef was ‘MA’.
En daar bleef het bij; geen scheldpartij van de meester, geen tik met de liniaal, niet met de handen op het hoofd geknield in de hoek zittend, of verbannen naar de gang.
Schoemaeker had zo zijn eigen methodes ontwikkeld en het was al langer bekend dat niet iedereen in het schoolbestuur het met die aanpak eens was. Maar voor de eerste keer hadden ook wij onze bedenkingen bij deze manier van werken.
Even later zaten we opnieuw in stilte onze oefeningen te maken, terwijl Schoemaeker indommelde. Alleen het gedempte gesnik van Claeys - die overigens ook weer aan het werk getogen was, en dat zich als een chronische aandoening in zijn keel genesteld had - bleef nog een tijdje hoorbaar in de klas.

Even voordat de middagpauze afgelopen was, begonnen de scholieren automatisch rangen te vormen; een kwebbelende meute kwam van over heel de speelplaats aangeslenterd en troepte in verschillende rijen voor de deur van de sportzaal samen. Meester Merlevede, die met de schoolbus reed en aan het eerste leerjaar lesgaf, luidde de bel. Hierna werd het zo stil dat je het gejoel kon horen in de meisjesschool iets verderop, waar de klok niet helemaal gelijk stond met die van ons. Tot ook daar de bel schalde, en alleen nog een ver buiten het ommuurde schoolplein voorbij rijdende wagen sporadisch tot hier wist door te dringen.
Ondertussen werden de leerlingen geteld.

Claeys, die vlakbij woonde en over de middag naar huis ging, verscheen aan de schoolpoort aan de hand van zijn moeder. Samen stapten ze op onze rang af. Claeys wees Wittewrongel aan. De vrouw liep vastbesloten, met een vertrokken, bleek gezicht op hem af. Ademloos keken we toe. Met een onvermoede kracht haalde ze uit. De klets op de wang van Wittewrongel danste tussen de muren van de speelplaats, galmde over de koer. Het onthutste gezicht van Wittewrongel leek deze keer niet gespeeld, hoewel je het met deze uit Houthulst afkomstige telg van café annex schroothandelaars eigenlijk nooit zeker wist. Onze oudste, grootste en langste armen hebbende klasgenoot boog plots het hoofd en verborg het gezicht in de handen. Zijn schokkende schouders bevestigden het vermoeden dat de dam in zijn hoofd gebroken was.
Zichtbaar voldaan draaide de moeder van Claeys zich om en stapte zonder zich om één van de naderbij gekomen, geschrokken leraars te bekommeren, op de schoolpoort af en verdween. Schoemaeker, die het ongewone bezoek veel te laat had opgemerkt, haalde vermoeid de schouders op, liep op de in shock verkerende Wittewrongel af, legde een arm over zijn schouders en samen liepen ze voorop, het schoolgebouw in.
Diep onder de indruk, maar evenzeer benieuwd welke sancties onze meester deze keer ging treffen, volgde de rest van de klas gedwee.
Hij kon de moeder van Gerdi Claeys maar moeilijk straffen, haar naam stond niet eens op het bord.
We stapten ons klaslokaal binnen en zeiden naar aloude gewoonte, staande naast onze schoolbank, gezamenlijk het weesgegroet op. Daarna gingen we verder waar we ’s middags opgehouden waren. Ondertussen kuierde meester Schoemaeker tobbend tussen de lessenaars. Ook toen hij eenmaal neerzat, leek zijn geest rustelozer dan anders. Hij staarde zolang in het niets, dat we ons al begonnen af te vragen of hij deze keer misschien met de ogen open in slaap gevallen was, toen hij plots opveerde. Het was duidelijk dat de meester een besluit genomen had. Hij liep naar het bord met die typische, behoedzame tred, vermoedelijk ontstaan om de leerlingen niet te storen in hun werk en door de jaren heen vergroeid tot een dagdagelijkse manier van lopen. Hij klapte het rechterpaneel opnieuw dicht, zodat onze nummers op de achterkant andermaal zichtbaar werden.
Eerst begrepen we het niet goed.
Maar achteraf bleek deze werkwijze de enig logische te zijn.
Met een piepend krijtje vulde hij de ’s morgens uitgeveegde letters van Mario Wittewrongels naam weer aan.

4 opmerkingen:

Termokurt zei

Bedenkelijk, het hoofd een beetje schuin, de fotograaf observerend. Afwachtend. Of ben jij het niet, Rino, die tweede van links in de middelste rij?
En waar vind ik Mario Wittewrongel? De lastigaard met de lange armen; de langnamige die het vandaag de dag zou moeten bekopen met een dosis Relatine.

Rino Feys zei

Ja, Kurt, je hebt het goed gezien. Wat Mario betreft, als je goed kijkt, kun je hem vinden...

Termokurt zei

Dan zou ik gokken op diegene die zijn langlastige karakter probeert te camoufleren. Hij die zich dubbel plooit door zich te hurken en zijn bovenlijf korter wil doen lijken door zijn schouders naar beneden te trekken. Door dit manoeuvre hangen zijn armen een beetje doelloos langs zijn lijf -zijn vingertoppen raken net de grond- en priemen zijn knieën frontaal vooruit, er is duidelijk plaats tekort voor zijn lange benen daar op die eerste rij tussen de kleinsten van zijn klas.
Hij verklapt zich ook n’beetje door als enige echt weg te kijken van de lens. In de weer met het beramen van een aanval op een volgend slachtoffer? Werd jij dat, Rino? Hij lijkt me naar jou te kijken. Of was jij zijn partner in crime? Of probeerde hij zichzelf er van te vergewissen in hoeverre hij zichtbaar was voor meester Schoemaeker?
De jongen met de groene trui, die achter mijn veronderstelde Wittewrongel, kijkt ook niet naar de fotograaf. Dit is teveel toeval, wat is daar aan de hand? Klopt het dat de verdachte zich in het rumoerigste hoekje van de foto bevindt?

Rino Feys zei

Zo'n oude foto lijkt waarlijk boekdelen te spreken, en een aandachtige kijker als jij ontwaart na al die jaren waarlijk nog complotten die nimmer opgelost raakten, merci makker