donderdag 17 februari 2011

LEEK

Ze geeft zich over aan een bord soep
waarvan geen sterveling de samenstelling weet
de stroom die rond haar lepel circuleert
in vervoering observerend

Misschien werd ze ooit aangerand
op het intergalactisch moederschip
voorgoed besmet met een verlangen
naar het diepst van het heelal

Het is duidelijk dat ik alert moet zijn
me niet laten afleiden door wat ze zegt
maar als een kenner van de gezichtszenuw
de spanning op die neusvleugels taxeren

Als een expert in oogschaduw
haar mysterieuze oogopslag ontwarren
als een doortrapte gemoedsdetective
de trilling van de mondhoeken censeren

Het is duidelijk dat ik beducht moet zijn
voor die opvallend veelbelovende lippen
die als getrainde hordelopers huppelen
over de hindernissen van het alledaagse

O halfopen mond waarin april een ijsvogel
kanonkogels wat sneeuw een glasscherf
een belofte aan de zon de maan en alles
rechtvaardigende flits van glinsterende tong

Vergeefs dat ik haar omvang schat
hoe dichter ik kom hoe groter

Geen opmerkingen: