zaterdag 27 februari 2010

Schoon Okkazie

Soms lijk ik wel onzichtbaar zoals er langs me heen gekeken wordt. Alsof ik ook zo'n toerist ben die komt kwijlen bij die Mercedessen, Volvo's en de BMW's uit falingen en overstocks. Mooi materiaal, daar niet van, maar zo opgeblazen, als luchtbellen die op het punt staan om te knappen. Ze hebben mij hier aan de kant gezet terwijl ik in het midden zou moeten staan.
Een witte Ford Escort uit 1967 en geen spatje roest, te koop gezet na de verdwijning van Edgard, een oud rond, vrouwloos ventje die bijna nooit met me gereden heeft maar elke dag een paar keer langskwam, instapte, de deur dichtsloeg en dan fluisterend bekende dat hij het tegen niemand durfde te zeggen maar vreesde dat hij door begon te slaan. Een panne in de bovenkamer.
Net zoals zijn vader, die op het laatst in zijn broek piste en scheet en zijn eigen zoon, Edgard, niet meer herkende. Die ze een paar keer midden in de nacht in pyjama weer naar huis hebben gebracht terwijl hij huilde en aan iedereen vroeg of ze zijn moeder niet hadden gezien. Honderdduizend keer vertelde Edgard me dat verhaal maar soms ook iets anders, hele gesprekken waren het, of beter, monologen, want ik gaf geen kik.
Wel, zó wil ik niet worden zei Edgard terwijl hij het water en de olie controleerde, en iedere week werd ik ingezeept en afgespoeld en ingesmeerd met alles wat goed is voor de lak, en opgeblonken als een spiegel.

Bijna een droom dus, tot die laatste keer dat Edgard kwam. Ik kon niet zien wat hij daar deed maar ik voelde hoe hij aan mijn uitlaat prutste. Hij stapte zuchtend in.
We zijn hier weg, mompelde hij.
Vreemd genoeg liet hij de poort dicht toen de motor draaide.
De cabine vulde zich met rook, maar Edgard trok zich daar niets van aan. Terwijl hij gas gaf, kermde en vloekte hij. De tranen liepen langs z'n wangen en het snot kwam uit zijn neus. Zo had ik hem nog nooit gezien. Tenslotte dutte hij in, en nadat het laatste restje brandstof naar de motor was gegaan, viel ik stil en werd het opnieuw rustig.
Enkel een kier onder de poort maakte het verschil tussen dag en nacht.
Op een morgen werd ik opgeschrikt door opgewonden stemmen en gerommel aan het slot van de garagepoort. Mensen stormden binnen en trokken brutaal en luidop jammerend aan het portier.
Duidelijk geen liefhebbers van Ford Escort.
En kijk, nu sta ik hier. Een schoon okkazie recht van de eerste eigenaar. Met carpass, geen kilometers, nooit afgezien, een beetje lui misschien, maar verder in per-fec-te staat, zo goed als nieuw, enkel een raar tikje in de motor en soms springt de plong van de claxon. Er zit een klein barstje in de voorruit, met de verwarming is iets mis, en ondanks het schrobben blijft die donkere plek in de bekleding.
Het komt allemaal in orde gromt de garagist.
Enkel de gouden tanden staan nog overeind, en daartussen steekt de stomp van een al jaren uitgedoofde sigaar. Hij neemt zijn pet af om zich aan het hoofd te krabben.
Het komt allemaal in orde.

1 opmerking:

Wenz zei

En zo blijf ik vertwijfeld achter: met wie moet ik nu het meest te doen hebben, Edgard - of de schat van een Ford Escort. Zo sneu.