zondag 10 juni 2007
Jimmy Frey
“Laat me los”, zegt ze, “zo kan ik niet werken.” Haar rok glipt uit m’n hand.
Een dans met stofdoek door de living.
Een beetje verbouwereerd maar vooral nieuwsgierig loop ik achter haar aan. Ze zingt:
“Schenk die rozen aan Sandra”.
Ik begrijp niet waarom ze zo uitbundig is, en hoewel ik aanvoel dat er iets niet juist zit, vervult haar opgewektheid me met een bijna euforische blijheid.
“Kom”, zegt ze, en neemt m’n handen vast. Achteruit leunend draaien we rond in cirkels, tot ik er dronken van word. Ze lacht terwijl ze verder zingt:
“’t Is misschien niet te laat...”.
Papa komt thuis.
Hij loopt tegen de tafel, struikelt, maar houdt zich overeind aan een stoel, en waggelt vloekend naar de kast, het gezicht vertrokken van woede. Hij tilt de plaat van de grammofoon zonder de naald weg te draaien. Een door merg en been dringende kras om hulp weerklinkt door de luidsprekers. Hij buigt de plaat tot ze barst, gooit de stukken op de grond en loopt naar de zitbank waar hij zich neerlegt, zijn gezicht naar de muur weggedraaid, de benen opgetrokken.
Tranen wellen in m’n ogen. Het is alsof ons huis instort. Alles is verloren.
Mama gaat met haar vingers door mijn haar.
Ze zegt niets. Ik durf niet te kijken.
Dan merk ik vreemd genoeg dat ze glimlacht, en samenzweerderig knipoogt.
Alsof ze zeggen wil dat alles oké is.
Dat mama en papa een spelletje spelen.
Een spelletje voor grote mensen, ik begrijp er niets van.
Alles wordt steeds ingewikkelder. Het brengt me in de war.
Er is zoveel dat ik nog moet leren, zoveel dat ik nog niet weet.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten