dinsdag 29 mei 2007

Ode Aan De Aspirine



Als je het koud krijgt en het zweet langs alle kanten uitbreekt, zodat je overmeesterd wordt door een snel oprukkende vlaag van misselijkheid, weest gerust: het ligt beslist niet aan die aspirine.
Je kunt daar wel ziek van worden, maar alleen als je er kilo's van slikt en zo erg is het nog niet met mij.
Het vliegt eruit en die warme, zurige stank slaat in m'n neusgaten, kotsgolven waar geen eind aan komt en tranen wellen in mijn ogen van de stress, het snot en kwijl loopt uit m'n neus tot ze verstopt raakt van de spuugbrokken, en die wc pot zwelgt dat allemaal in.
Nog een aspirientje want dat is al sedert de jaren negentienhonderd een katerjager over gans de planeet, een paardenmiddel dat miljoenen grieperige mensen er dagelijks bovenop helpt, wat zeg ik, van de gewisse dood redt.
Maar het duurt geen vijf minuten of ik lig weer over de pot gekromd, m'n maag krimpt ineen en een ferme straal klettert tegen het wit porselein dat gelukkig niet zindelijk is, en alles bijeen toch tegen een serieus stootje kan, zeg nu zelf. Maar 't is hier geen ode aan de wc pot, eerder aan dat klein wit tabletje dat door zijn bloedverdunnende eigenschappen al vele dikzakken van een infarct gered en 'en passant' met een pracht van een maagzweer opgezadeld heeft.
Het is niet allemaal goud wat blinkt.
Als je het er telkens à la minute weer uitspuwt, zal het niet veel avance zijn, dus neem ik er nog eentje, met een half glas water welteverstaan.
Want pas op, 't is straffe stofacie: in de maag wordt zo'n onschuldig ogend aspirientje al snel een sudderend kwakje salicylzuur en daarmee maakt men overal ter wereld zwaar vervuilde gevels van appartementsgebouwen tot in de nok schoon.
Dus is het beter dat je het een beetje verdunt.
"Vent, gij zijt wit!", zegt de facteur terwijl dat hij mij lotjes van een tombola voor de post verkoopt.
Altijd prijs.
Als ik voor de derde keer op mijn knieën zit, vliegt de kots er nog steeds uit alsof hij ergens op tijd moet zijn, en het licht op groen gesprongen is.
Het valt te verstaan dat het zeer in mijne kop blijft duren, want die aspirine geraakt nooit tot daar.
Dus poets ik m'n tanden en neem er nog eentje, zo'n sneeuwwit wonderpilletje waar een laborant in de jaren zeventig de Nobelprijs voor kreeg, omdat hij had ontdekt dat het nog subliem is tegen kanker ook.
En te bedenken dat de Egyptenaren drieduizendvijfhonderd jaar geleden al een recept hadden om aspirine te maken.
Je moet er vertrouwen in hebben, en ik hou mezelf voor dat het goed spul is, want je zou beginnen twijfelen als je voor de zoveelste keer naar de hel afzakt en ik mezelf boven die pot binnenste buiten wring, op zoek naar dat restje waar ik zo verdomd ziek van word.
En je moet er bij mee niet mee aankomen dat het allemaal kwakzalverij is, want ik weet niet of dat je het weet, maar er is geen één astronaut die de lucht invliegt zonder z'n tubeke op zak.
En gij nu.

Geen opmerkingen: