woensdag 12 augustus 2009

Normaal

Ik was iemands rekening aan het maken. Anderen stonden te wachten tot er met ze afgerekend kon worden.
Vreemd hoe er soms gezamenlijk een hele tijd tussen de boeken rondgehangen wordt, waarna men zich dan plots zo goed als gelijktijdig naar de kassa begeeft, in draf, in een poging de eerste te zijn. Wie tweede of derde wordt, straalt nog iets hoopvols uit, tenminste zolang de winnaar niet over inpakken begint. De rest blijft ongeduldig draaien, en gsm's worden opgediept om het verstrijken der tijd te controleren. Af en toe weerklinkt een zucht.
Maar vandaag werd het volk wat afleiding gegund; Joost viel binnen, gehaast strompelend, wankelend. Joost waggelt van 's morgens tot 's avonds, en heel af en toe tot diep in de nacht.

Een kwarteeuw geleden zag ik hem voor het eerst. Ik stond als vrijwilliger aan de kassa van de plaatselijke wereldwinkel, en had al een half uur geen klant meer gezien. Het was kerstavond, even voor sluitingstijd. De deur knalde open en een magere slungel strompelde, wonderlijk genoeg zonder iets te raken, met hoge snelheid zigzaggend tussen de met artisanaal aardewerk, bergkristal en mondgeblazen glas beladen tafels. Zijn twee benen sjokten nerveus achter zijn voorover hellend lijf aan, alsof hij zichzelf moest zien bij te blijven. Vloekend scheerde hij langs de drankkast waaruit hij een twaalf jaar oude fles Havana rum rukte en met een oorverdovende klap op het glazen blad van de toonbank smakte. De uitpuilende ogen met die krankzinnige blik deden de haren op mijn armen rijzen. Ik vermande me en gaf terug op het briefje van duizend frank, dat hij verfrommeld uit zijn zakken had opgediept en vol verachting voor mijn neus smeet. Terwijl ik naar een stuk inpakpapier greep, slalomde hij alweer als een dronken skieër door de ruimte, de fles als een kostbare relikwie tegen zich aandrukkend. Voor hij de deur achter zich dichtgooide, huilde hij 'SEE YOU IN HELL!' waarbij hij me aanwees, voor de zekerheid - mocht er in de lege winkel al twijfel hebben bestaan - dat het wel degelijk wij twee zouden zijn die elkaar daar zouden ontmoeten.
Toen ik het voorval later aan de verantwoordelijke vertelde, lachte hij en zei 'Ah, je hebt kennis gemaakt met Joost'. Kortom; het was niets om je zorgen over te maken.
Beetje bij beetje sprokkelde ik zijn verhaal bij elkaar. Joost was een punker van het eerste uur die nog steeds bij zijn moeder woonde. Ergens blijven steken tussen The Kids en The Dead Kennedy's. Alle roesverwekkende middelen die in die jaren populair waren, had hij naar eigen zeggen zorgvuldig uitgeprobeerd. Volgens sommigen gebruikte hij nog steeds, maar zelf ontkende hij dat met klem.
Hoewel hij, toen ik hem voor het eerst zag, al heel erg dun was, leek hij sindsdien nog magerder geworden. Ingevallen wangen, ontvleesde botten, een opgeteerd lijf. Wat restte was een uitgewoond karkas. Sinds jaar en dag stond Joost met stip op 1 op de regionale dodenlijst, maar vooralsnog was hij Magere Hein te snel af.
Ondertussen was moeder aarde voor Joost letterlijk een kolkende zee in volle storm geworden waarop hij zich staande moest zien te houden; een soort dans die hij nu eens bewust, dan weer onbewust opvoerde in een autobiografisch stuk. Een excentriekeling die zichzelf regisseerde in een dagdagelijkse, dolle komedie waarin hij het toneelspelen, naarmate het aantal vakkundig naar binnen gekapte blonde Leffe's toenam, achterwege liet. Maar niemand wist wanneer zijn manier van voortbewegen echt was, en wanneer niet.

Nu stond hij voor me. Hij leek in grote vorm; zijn ogen puilden nog erger uit dan anders.
'HU-HUM!'
Joost-kenners weten dat het hier een inleiding betreft en dat ze best op hun hoede zijn voor wat volgt.
'IK HEB VER-SCHRIK-KE-LIJK SLECHT NIEUWS!'
Hij fluisterde hardop met die raspende stem die zich met de jaren nog dieper in zijn keel genesteld had, zijn armen hoog in de lucht waarbij zijn handen bij iedere lettergreep op en neer veerden, als een onheilsprofeet die de menigte trachtte te bezweren. Hij sloot de ogen - een heel sterk effect heeft dat, bij iemand met dergelijk uitpuilende ogen. Toen liet hij armen en hoofd naar beneden vallen met een schok, waarna hij me opnieuw aankeek. De uitdrukking op zijn gezicht was geheel veranderd; hij leek ineens dodelijk vermoeid, en in sterk contrast met het voorgaande ging hij nu op gewone toon verder, alsof het normaal gesprek betrof.
'In de Irish Pub was zonet op het nieuws dat Willy Deville dood is.'
Hij sloot de ogen opnieuw, en schudde het hoofd als een bezetene, als wou hij dat slechte nieuws er weer uitkrijgen. Tevergeefs.
'Er zat een meisje naast me. Ik zeg tegen haar: 'Heb je dat gehoord?'
'Wat?'
'Wel, dat Willy Deville dood is!'
'Ah nee', zegt ze, drinkt van haar glas, en weet je wat ze daarna zegt? WAT DAT GODVERDOMS DWAAS WIJF VRAAGT?'
Joost wachtte af, bleef me zolang aanstaren tot ik tenslotte met mijn hoofd schudde.
'IS DAT EEN VOETBALLER?'
De opengesperde ogen van Joost waren bloeddoorlopen. De kronkelende aders aan z'n slapen opgespannen, en zijn mond hing open. Een speekseldraad zorgde voor een spanningsboog tussen zijn lippen. Misschien kreeg hij een beroerte.
'EEN VOETBALLER! WILLY DEVILLE! IK HEB MIJN GLAS LATEN STAAN. IK BEN WEGGELOPEN! IK KON DAAR GEEN SECONDE LANGER BLIJVEN!'
Hij nam zijn hoofd in z'n handen alsof het hem allemaal teveel werd, stootte een allerdroevigste gil uit, en begaf zich wankelend weer richting uitgang. We zagen hem als een waanzinnige langs het winkelraam strompelen.
Ik nam boeken uit verbouwereerde handen die maar moeilijk losten, als waren deze geschriften hun laatste houvast. Ik scande ze in en rekende af, terwijl ze allemaal naar het raam bleven staren hoewel Joost allang verdwenen was. En het haalde niets uit, hoezeer ik mijn best ook deed om te doen alsof wat zich zonet had afgespeeld niets was om je zorgen over te maken, dat het de normaalste zaak ter wereld was.

3 opmerkingen:

wallican zei

skwone kluchtige vertellinge voadre
kziet Twoane oal zeggen

termoking zei

Ik ben verbaasd, ik dacht dat Marcel reeds de poort kon openhouden voor Willy Deville. Blijkt echter dat ie nog enigszins levend en wel dit blog binnenwaggelt. Het blijft dus uitkijken op café. Bij menig cafébezoek heb ik me immers al vaak afgevraagd hoe ik Marcel van mijn lijf kon krijgen. Blijkt zo’n GODVERDOMS DWAAS WIJF je het antwoord aan te reiken. Ik moet wat meer de Irisch Pub bezoeken, ik heb het wel voor slimme meisjes.

Wenz zei

Achja, de wondere wereld der verkoper. Als winkelbediende heb ik ook mijn portie opvallende figuren gekend, maar dit exemplaar is toch een tikkie specialer, denk ik zo. En toch nog aardig bij de pinken, die kerel, op zijn eigen manier. Een mooi portret.

(En een Irish pub met een extra c, dat zie je ook niet iedere dag. ;))