zondag 14 december 2008

Dans

De man staart naar me als ik binnenkom, draait zich dan om en maakt een dansje op één been. Hierbij brengt hij een uiterst vreemd geluid voort, een woord mij volledig onbekend - hij spuwt de letters krampachtig artikulerend uit; aan elkaar gehaakt klinkt het een beetje als "B-b-b-o-r-c-h!", alsof een herinnering uit de oertijd zich onstuitbaar opdringt.
"Een grote of een kleine, en moet ze gekruid zijn?"
Het gezicht van de vrouw is te verfijnd, het vloekt met deze omgeving. De man haalt treiterig de schouders op. De kleinste van de twee laatste brochettes belandt hevig sputterend in het kokende vet. Af en toe draait de man zich naar me toe en staart me een tijdje aan, lichtjes van voor naar achter en van achter naar voor wiegend, de bloeddoorlopen ogen halfopen. Dan mompelt hij iets onverstaanbaars, zoekt waar de vrouw gebleven is die voor hem staat.
Ze neemt een klein wit plastieken bakje waar ze dampende frieten in schept, die ze snel verbergt onder een dikke laag stoofvleessaus waar ze nog eens frieten over strooit, opnieuw afdekkend met de dikke, donkerbruine smurrie. Het geheel wordt afgewerkt met een gigantische klodder mayonaise. Het overvolle bakje straalt ineens een onuitspreekbare droevigheid uit. De brochette legt ze op een kartonnetje dat ook nog plaats moet bieden voor een lookworst die uit het vet wordt gevist. Om te kunnen uitzetten werd de worst in de lengte en overlangs met een mes toegetakeld, waardoor het nu lijkt op iets dat zich in de schemerzone tussen insect, vruchtbaarheidssymbool en embryo bevindt.
Het geheel wordt in witgrijs papier verpakt waar met een vork enkele gaten in worden geprikt, en verdwijnt dan in een geperforeerde plasticzak. De man probeert een klein portemonneetje op de toonbank te leggen, wat na enkele pogingen lukt. De vrouw opent het en haalt er munten uit, tot ze de gewenste zes euro en twintig cent in haar handen heeft. Daarna stopt ze de geldbuidel terug in de hand van de man, die het nauwelijks lijkt op te merken.
"Je spaarkaart?" vraagt de vrouw zonder al te veel enthousiasme; de man grijpt met succes naar de zak en loopt zonder nog iets te zeggen, waggelend naar de deur.
De vrouw draait zich naar me toe.
"En voor u?"
Ze zucht terwijl ze deze woorden uitspreekt.

Eentje van een euro tachtig.
Twee kaaskroketjes.
Pepersaus apart.

Nu pas opent de man de deur, hij heeft ons eerst nog een tijdje bekeken vooraleer luidop lachend, strompelend in de ijskoude nacht te verdwijnen.
"Ik zou moeten proberen om zo auto te rijden, ik arriveer al na tien meter in de gracht! Maar hij... hij doet dat elke dag, en er gebeurt nooit iets." Ik zwijg, draai me om, naar de donkere parking waar ik tevergeefs iets probeer te onderscheiden in de richting waar de bestelwagen geparkeerd staat. Ze slaapt, het is niet denkbeeldig dat ze wakker schrikt en woest begint te blaffen als hij langsloopt.
"De laatste keer heb ik hem buiten gegooid... Hij viel de klanten lastig en toen ik hem vroeg om daarmee op te houden, begon hij me uit te maken voor alles die schoon en lelijk is. Allee, ze mogen veel, maar ze moeten wel nog altijd een beetje respect hebben, dat is toch niet teveel gevraagd? En toen werd hij nog agressief ook..."
Haar woorden echoën nog na tussen mijn slapen terwijl de inhoud maar langzaam tot me doordringt. Me opnieuw omdraaiend ban ik de duisternis uit m'n hoofd, en laat de parking voor wat ze is.

We kunnen alleen maar het beste hopen.

"Nog iets?" vraagt ze.
"Misschien nog die brochette daar."
Zes grote donkerrode, doorboorde hompen vlees waar stukjes grof versneden paprika tussen steekt.
“Gekruid?”
Ik knik.
Vreemd, zoals ik ervan uitga dat ook zij die kruiden lekker vindt.

1 opmerking:

Anoniem zei

Ja, nu kan ik nog reageren ook. :)

Een treurspel, dit. Gespekt met een vetrandje, gewikkeld in alledaagsheid, gelardeerd met de problemen die de mens zo menselijk maakt. Mooi.