maandag 30 mei 2022

STRUIKELEN OVER TAAL

Diada heeft achttien maanden bij ons gewerkt, in de kringloopwinkel in Avelgem. Enkele jaren geleden zwaaide ze hier af, met een prachtig rapport. Ze woont in de buurt en komt wekelijks langs met haar dochter, toen nog een kleuter.
Diada, die afkomstig is uit Ivoorkust, werkte op de kleding­afdeling en stond geregeld achter de kassa, waar ze de klanten bediende. Niet dat haar Nederlands zo goed was, maar vol begeestering gebruikte ze alles­ wat ze in huis had om haar punt te kunnen maken: het beetje Nederlands dat ze kende, enkele woorden Frans en Engels, veel gebaren en humor. Ze was graag gezien door de klanten.
Aan het einde van haar parcours hier werd ons geregeld gevraagd of we Diada niet in dienst konden houden. Maar onze kringloopwinkel is als onderdeel van een maatwerkbedrijf vooral bedoeld­ als springplank naar de reguliere arbeidsmarkt.
Diada had geluk en kon enkele weken later op proef beginnen in een nabijgelegen warenhuis. Voor en tijdens haar traject ging ze wekelijks naar de Nederlandse les. Ze was ervan overtuigd dat je alles­ kunt, als je het maar hard genoeg wilt.
Ik herinner me hoe ze hier op een keer na een examen huilend binnenkwam. Toen ik vroeg wat er aan de hand was, zei ze snikkend dat ze maandenlang na haar werk in het warenhuis tot ’s avonds laat had geleerd, maar dat onze taal ‘véél véél moeilijk’ is en dat ze zo nerveus was dat ze zich tijdens het examen­ bijna niets herinnerde van de leerstof.
We hadden in onze winkel gezien hoe hard ze haar best deed om bij te leren. Zo vroeg ze geregeld uitleg en hield ze die in een schriftje bij, woorden die ze in de pauze geregeld luidop herhaalde. Maar als ze het een week opzij legde, loste de opgedane kennis binnen de kortste keren weer op.
Aan Diada moest ik denken toen ik las dat 81 procent van de Vlamingen vindt dat niet-westerse migranten Nederlands moeten kunnen spreken om Vlaming te worden, een van de resultaten van De Stemming. En aan Isa uit Afghanistan, Mahmoud uit Syrië, Jalal uit Jemen en al die anderen die hier gewerkt hebben en tussen­door vol goede moed naar de Nederlandse les gingen.
Meestal waren ze laag­geschoold. Verder hadden ze met elkaar gemeen dat ze heel ge­dreven waren om hier een nieuw begin te maken, maar ook dat ze boven de veertig waren en dat hun talenknobbel niet zo goed meer functioneerde. Hartverscheurend als je merkt dat wat wij met de paplepel meegekregen hebben, onbereikbaar is voor een ander. Maar hoe ouder je bent, hoe moeilijker­ het wordt.
Diada kreeg na zes maanden haar ontslag in het warenhuis, de manager had besloten dat haar taalgebrek een te grote struikelblok was. Maar vrijwel meteen daarna vond ze een job bij een poetsdienst waar alles sindsdien goed verloopt. ‘Ik doe het voor mijn dochter’, zegt ze. ‘Nia moet alle kansen krijgen.’
Mochten de bevraagden Diada­ kennen, zou 81 procent er dan nog steeds van overtuigd zijn dat ze geen plaats in onze maatschap­pij verdient?



Geen opmerkingen: