zaterdag 16 september 2017

DROOM

'Kan ik je spreken Rino?’
‘Tuurlijk, hoe gaat het met je?’
‘Een beetje Rino…’

We lopen naar mijn bureau en gaan aan weerszijden van de oude keukentafel zitten. Zoals we zo vaak hebben gedaan toen hij hier nog werkte.
Toen hadden we het over de regels van de Kringloopwinkel, bespraken het verschil tussen kar en kaartje, keken hoe hij de bus moest nemen om te werken op verplaatsing, zochten naar een oplossing zodat hij zich aan de Ramadan kon houden en tegelijk kon werken in deze hitte zonder eten of drinken. Ik luisterde naar zijn relaas over de aanslag die men de vorige dag had uitgevoerd in Afghanistan en waarbij zijn broer zwaargewond was geraakt, en naar de problemen die hij ondervond met zijn bazige huisgenoot hier in Avelgem. Langzaam won ik het vertrouwen wat in zijn geval niet vanzelfsprekend was want ik denk dat hij één van de koppigste mensen is die ik in mijn leven heb ontmoet. Verschillende keren hing zijn tewerkstelling hier aan een zijden draadje omdat hij niet wou buigen voor een of andere regel waaraan we ons hier allen moeten houden. Toch kwam het altijd goed. En ik zag hoe hij van een onbuigzame, verstarde moslimjongen evolueerde tot iemand die hier geïnteresseerd om zich heen begon te kijken. Met gemengde gevoelens registreerde ik ook hoe hij de teugels af en toe al eens vierde en op uitstap een pintje dronk. Want, waar wij, als inboorlingen een hele jeugd over doen om kennis te maken met het plezier en het gevaar van allerlei genotsmiddelen, dat moeten zij proberen te plaatsen in enkele jaren tijd. In sneltempo verwesteren.
En uiteindelijk, toen zijn jaar er hier bijna op zat, bespraken we zijn toekomst. Proberen aan werk te raken en Nederlands leren. Dat was het zowat.

Toen hij bij ons begon had hij net een huisgenoot gevonden om de onkosten mee te delen. Het is de normale gang van zaken. Dat kan een landgenoot zijn maar daarvoor moet je geluk hebben; Avelgem is maar een kleine gemeente. Als het niet lukt moet je genoegen nemen met iemand die uit een nog ander deel van de wereld komt en voor wie alles hier ook vreemd is. Met als gevolg dat de taalproblemen thuis nog groter zijn dan elders. Bijvoorbeeld als twee anderstaligen, elk uit een deel van de wereld gaan samen wonen, en enkel communiceren in het Nederlands dat ze reeds leerden. Maar het is hoe dan ook een meevaller als je iemand vindt, want je kunt er veel geld mee besparen. Geld dat je dan naar huis kunt sturen, waar de verwachtingen torenhoog gespannen zijn.

En soms komen er mooie vriendschappen uit voort.
Even vaak klikt het niet en blijft het een zakelijke overeenkomst.
Soms komen ze erachter dat ze zo verschillend zijn dat samenleven eigenlijk geen optie is. Jammer genoeg is vertrekken voor de laatst aan gekomene dan meestal ook geen keuzemogelijkheid meer. En uiteindelijk werken ze elkaar zo op de zenuwen dat woorden de geschillen niet langer op kunnen lossen.
Een keer moest de politie midden in de nacht naar zijn studio om de twee kemphanen uit elkaar te halen. Hadden ze de ware toedracht van de vechtpartij te weten willen komen, dan waren er vertalers aan te pas moeten komen. Maar hoe het precies in elkaar zat deed er niet echt toe.
Vreemdelingen moeten op niet al te veel sympathie rekenen, noch bij de politiediensten, noch bij de buitenwereld. Ook de meest breeddenkende mensen staan soms verrassend snel met hun oordeel klaar.

Hij is twintig. Hij heeft dingen meegemaakt die mensen niet zouden mogen meemaken. Hij is zo'n typische bootvluchteling. Hoe verschrikkelijk dat je zoiets kunt schrijven en dat het waar is. Hij heeft in Turkije maandenlang in de gevangenis gezeten zonder in beschuldiging te zijn gesteld. Hij heeft tientallen kilometers lang onderaan een vrachtwagen gehangen. Echt iets voor hem, jong en roekeloos.
Hij is een jonge man. Maar soms ook nog een kind. Als je een grapje maakt, dat lachje van hem! Of als hij een boek of een kader met een schaars gekleed meisje ziet... Je merkt het soms ook als je iets aan hem uitlegt.
Je kunt hem heel gemakkelijk aan het lachen maken. Maar als hij boos is laat je hem best een tijdlang met rust. Kortom; al bij al verschilt hij niet zoveel van de andere mensen die ik ken.

Zijn gezicht gaat schuil onder de klep van zijn pet.
'Wat scheelt er?' vraag ik, zoals mijn vorige huisdokter me soms vroeg, in een ver verleden. We imiteerden hem thuis, die strenge toon en die lijzige stem, 'Wat scheelt er!' Maar nu laat ik het wat warmer klinken. Hij kijkt naar me op. Het wit van zijn ogen kleurt roze.
'Het is vakantie Rino. Ik heb geen werk en moet niet naar school. Kan ik komen werken hier? Gratis?'
'Nee, jongen, dat mag niet. We doen niet aan vrijwilligerswerk.'
'Maar ik moet Rino! Ik anders bier drinken en drugs nemen!'
Ik slaag erin de kaken op elkaar te houden maar eigenlijk zakt mijn mond open.
'Jij bent slim' zeg ik. 'Te slim om niet te weten dat het verkeerd is om alcohol te drinken en drugs te nemen alleen maar omdat je niets te doen hebt. Ben je al naar het OCMW geweest om te laten weten dat je vrijwilligerswerk wilt doen?'
'Nee Rino...'
'Misschien hebben ze iemand nodig om te helpen bij de groendienst, of om boodschappen te doen voor mensen die moeilijk uit de voeten kunnen. Maar je kunt ook eens naar de bibliotheek gaan, en enkele boeken halen om je Nederlands te oefenen. Of hier rechtover, ben je al eens gaan zwemmen? Het is vakantie!'
'Nee Rino...' Hij slaat vermoeid zijn ogen neer, en kantelt zijn hoofd waarbij zijn pet weer voor zijn gezicht schuift.

Ik weet het. Het is allemaal flauwekul. Hij wil niet werken bij de groendienst. Of boodschappen doen. Naar de bib gaan, of een partijtje zwemmen. Hij wil hier zijn, de enige plaats waar hij mensen kent. Waar zijn vrienden werken. Waar er voor hem gezorgd wordt en waar, wat hij zegt, ernstig wordt genomen.
Ik brei er nog een hele rij aan - over de gevaren van alcohol en drugs, over de geneugten van een goed boek, dat hij een fietstocht kan ondernemen met vrienden, hier rechtover elke dag een partijtje kan gaan zwemmen - en kijk hem na als hij vertrekt.
Ik zie hoe hij zijn zomerjas in één lang vloeiend gebaar dichtritst tot aan zijn hals. Hij geeft me nog een hand en legt dat hand dan zoals altijd op zijn hart terwijl hij licht voorover buigt.
'Dank je Rino'.
Ik zie hoe hij naar zijn ex collega's zwaait. Hoe hij de omgeving hier nog eens in zich opneemt voor hij daarna door onze oprijlaan naar de hoofdbaan slentert.

Ik telefoneer naar het OCMW. Of ze daar een werkje voor hem hebben zodat hij iets om handen heeft. Normaal gezien is dat geen probleem, maar nu zijn ze bij de groendienst in verlof. Iets anders weten ze ook niet direct te verzinnen.
Waar moeten deze mensen dan naartoe? Ze zijn hier nu, we kunnen hen niet zomaar aan hun lot overlaten? Ze in hun huisjes stoppen en als het donker wordt, hopen dat alles goed zal komen.
In ieder boek over huisdieren staat dat je ze moet blijven aanspreken, en betrekken in het huishouden of dat ze anders naast je gaan leven, misschien zelfs verbitterd raken. Met mensen is het niet anders.

Ik denk aan de tijd toen ik twintig was. Aan het jeugdhuis waar ik kwam. Waar tijdschriften lagen en boeken, waar je een partijtje kon schaken. Waar je niets hoefde te consumeren maar waar je een drankje kon kopen, of je zelf meegebrachte drank kon opdrinken. Waar je gelijkgestemden aantrof, lees: leeftijdsgenoten. Waar je een praatje kon slaan, in een boekje kon lezen, gewoon eventjes rond kon hangen, waar je welkom was.
Ik geloof in de noodzaak aan dergelijke ontmoetingsplaatsen, nu meer dan ooit. Een openbare plaats die tot 's avonds laat open is, zodat wie behoefte aan contact heeft, ergens terecht kan. Voor jongens en meisjes, mannen en vrouwen en waar afkomst, kleur of geloofsovertuiging geen rol spelen. Een plek waar er niet gestigmatiseerd wordt.
Wat als we dé ontmoetingsplaats bij uitstek - onze toch leeglopende bibliotheken - hiervoor nu eens moesten open stellen? Een grote ontmoetingsruimte creëren te midden van de gemeente of de stad, ons grote kenniscentrum, waar je alle info over alles en nog wat kunt vinden, en de juiste mensen om bij deze informatie te komen? Wanneer de nieuwkomers zich hier vestigen, nemen we ze mee, daar naartoe, naar het hart van onze leefgemeenschap. In de hoop dat het weer begint te kloppen.
De kunst is om zo'n centrum laagdrempelig te houden. Er geen steriel gedoe van te maken maar iets dat uitnodigend werkt, en dat leeft. Een wereldcafé. Het zal heel veel denkwerk vergen over hoe je zoiets op een goeie manier tot stand kan brengen maar is dit niet zo'n buitenkansje waarmee we deze beginnelingen hier in onze maatschappij kunnen betrekken?
Nee, je hoeft het me niet te zeggen, ik weet het zelf ook wel, ik droom.

Deze jongen is twintig jaar oud. Hij woont in een studio met iemand die zijn vriend niet is. Hij heeft niets om handen. Wankelt in zijn geloof. Hij heeft hier niemand. En zoals hij zijn er tientallen, honderden, duizenden. Aan hun lot overgelaten mensen, ver van huis, ontheemd door oorlogsellende en getraumatiseerd door hen die zich verrijken met andermans sores. Wachtend in de duisternis. Ze wachten op iemand die hen de hand reikt. Iets om zich aan vast te klampen.
Om voor door het vuur te gaan.

dinsdag 12 september 2017

TRAMSTOASJE (MONOLOOG)

(Tekst voor open monumentendag in de Oude Tramstatie in Roeselare)

(Gerommel, ontploffingen in de verte)

Goat t were begunn joat!
Méen gistern wok héeln dag in de kelder gezeetn!

(luistert, het blijft rommelen maar breekt niet door)

En te peizn dat n oorloge nog voa nieuwjoar gedoan gienk zyn!
Moe nu kée kykn!
We zyn ool byna drie joar voddre!
Mins toch, uus leevn van te voarn, t is lik of da we t gedromd een...
Echt, we beseftn nie oe goed da we t addn!
En nu...
Ooles is up!
T is oole doage ne stryd voe an teetn te groakn...
T is ooln rieske uuj noa buutn moet voe n bitje melk!
Ge kunn nie vodder dan derachter goan binst da z an skietn zyn want t is noais mée stille.
Dichte teegn duuzn bluuvn.
K zoage passeerde weke n béen die in de goote lag, mè de skoe nog an de voet.
En voe de réeste... nietn!
Sjuuste lik of dat n ton deure geloopn is up éen béen!
G hoarde da ze granoatn ofskootn, ool n ander kant van t stad.
De groend doaverde toet ier!
En uj tuus komt meug je de melk ziftn, deur de reuzelinge die d erin voolt uj lans d uuzn lopt...
T is lik n stofwolke van zand en ciment woa da j deure moet...

(Enkele lichtflitsen gevolgd door harde knallen)

Ja, de tramstoasje... (zucht)
Eej t wok gezien?
T is gréed voe of te smytn!
En te bepeizn dat t voa n oorloge zoa skoane stoend...
Ja, ooles ier in t roende ee ne duw gèt u ze diene muniesjetring gebombardeerd een n joar of twée geleen...
De vinsters en de deurn vloagn oopn, t wos lik of da de wéreld vergienk!
Goh, t is nie te geloovn dat er nog uuzn rechte stoenn, lik of dat ier leluk dei!
En als gediplommeerde foefeloare meuge k ik nu kykn voe dat ier links en reks n bitje te vermoakn zoadoanig da ze t morrn were kunn kapot skietn!
Veel zotter kan t oalyk nie zyn?
Kée diene vinster doa der ool ne kée van èr meugn insteekn.
Kop n weke loatre lag n der were uut!
Nu, k meuge nie kloagn, de Duutske betoaln my vuuf frank per dag.
T zyn der ier nie vele die da kunn zeggn...

(Een zware, diepe inslag die uit de grond lijkt te komen, de spreker schrikt zich rot en vloekt)

GODVERDOMME!
Zeg ton verskiet niet!
K goa, typ my, nog n bitje wachtn voa da k were goa goan voartdoen!
Diene oorloge komt ier lik van lanst of dichtre!
Sedert n nationoaln féestdag, toen da ze bomm gesmeetn een up t arsenoal, n academie en de broederskoole is da ier nie mée gestopt!
En brouwery Lauwe is ton wok ofgebrand!
En ne poar weekn loatr een ze kloaster kapotgeskootn...
En d Onze lieve vrouwe skoole is ton wok de lucht in gevloogn...
De Duutske militaire bakkery zat doa, en t woarn ool doa péern en soldoatn oender de stéenbrokkn...
En stienkn da da ton doet u j buutn komt!
Ozoa n gerokte geure, en overool roak...
Ge krygt der troann van in joen oogn en t is nie voe die péern en t is nog mindre voe die Duutskers!
Nie da da under teegn oed: Duutskers dat r ier zittn!
Oale doage komm der by, héle troepn...
T lopt ier gruusdikke up stroate van Duutske die mè de bajonette up under gewéere noa de minsn wyzn!
Zoe j nog durvn buutn komm?

(aanhoudend gerommel, dik en gedempt, in de verte, staat op kijkt alsof hij eigenlijk luistert, zegt plots: SSSSSTT!, blijft nog even staan luisteren, loopt langs de muur die vrij is)

Ja, de méeste zyn ier in verlof ee...
Ze komm ier ton under geld verdoen, up café of in t Kéeremelkstretje by da vrouwvolk da géen skamte kent, en doarachter zyn ze were weg met de tram van ier toet an de Ruutre van woa da ze de réeste ton te voete moetn doen...
Noa t froent...
In t begun dei da nog roar uj ton beseft dat r doa veel soldoatn tussn zittn da j noais mée goa were zien, moa achter n ende kom je da gewend...
En ge meuge t nie luwe zeggn moa...
Oe méer van die béestn da ze doa dooskietn, oe beetre!
Ja, ha da moetn zeggn voa n oorloge, da k ik nog zukke dingn gienge zeggn...
Moa kyk, ne mins verandert ee...
En wok, voe zukke diengn te doen, voe noa n ander land te goan en de minsn doa ooles of te pakkn en uut te moardn...
Tis moa ne Duuts die da kan!

(Enkele lichtflitsen, hevig gerommel)

Alliz, wuk da ze doa nu were uut gestookn een mè die goaze...
Oe noeme t were dè? Yperiet?
Da s toch crapuleus?
Goaze da j nie kunn riekn of zien...
Wukn laffe streekn zyn dadde?!
Oen-der-den doann!
En t skynt da t de pynlukstn doad is da j kunn peizn ee!
En ge ziet t nie sebiet, dat is nog t slichtste van ool...
Moa ge voele t wel, zy moa gerust!
Joen oogn brann, en ge kunt r blind van komm...
En t vel van j ne oanzichte...
T deurt n poar eurn voa daj t kunn zien, moa ton: héele bloazn komm der up woa dat r geel sop uut lopt!
En ge zy spuugachtig, moe, t is lik of da j nooft goat ontploffn en géet n zére kele...
Je stemme is weg en je nerte klopt lik zot...
En ge begun ton bloed te skietn en te spuugn...
Echt, dat r koste n ende an komm, is t nu nog nie genoeg gewist... (diepe zucht)

(Knallen, trommelvuur, enkele daverende explosies, loopt plots nerveus heen en weer, rook die binnen komt)

Ort, t éenigste da j kunt doen is nie panikeern want da t is nog slichtre of dat t goed is! Kalme bluuvn, k goa k ik n kée zére goan kykn wuk dat r doa bezig is...

(Doet zijn gasmasker aan terwijl de rook alles verhult, en verdwijnt in het duister (lichten dimmen) en is verdwenen terwijl een luid sissen weerklinkt, er trommelvuur afgaat en harde explosies te horen zijn)

BID VOE UUS

(tekst voor de Kapellekensbaan bij de kapel van Marialoop)

Dat de werkn an de stroate nie te lange meugn deurn
Beschermt myne zeune binst zyn stoasje in t buuteland
voe myn zustre, opdat t ool goe zoe goan
binst eur sollicitoasje en nog ne kée merci
voe de gesloagde operoasje van mne vint

Voe myn kienders, da ze were zoenn overéen komm

Ik zyn ier voe te biddn voe myn zustre, voe myn voadre
en myn moedre, voe myn noenkle en myn tante, voe
myn peetre en myn meetre en nateurlijk wok voe ikke
Da k niemand kenne die styf ziek is, voe de kapelle ier,
da ze nog lange mag bestoan, en voe de Roa Duuvels
da ze meugn wienn zoa da we preus kunn zyn

Elp my voe te stoppn mé smoarn en da die plekkn
up myne borst were meugn weggoan
Bid voe myne gezoendheid, osjeblief
Elp my, zoa da de persoan an wien dak n twuk
verteld ee t zeekre nie deure zegt zoa da t niemand
t wit zoa da k niet oardig voare en my
nie oengerust moe moakn

Upda myne zeune een goe reize makt

Da ze veilig is mè eurne velo, byzoenderluk da stik
woa da der nog géen veloboane ligt
Voe myn dochtre, da z eur verstand mag were vienn
En da ze die facteure kunn verandern
zoa da ooles were in orde komt
Voe myne zeune, dat n zyn moedre n bitje méer zoed elpn

Danke da k verliefd zyn, en da ze toevallig in myn klasse zit
en in myn stroate weunt, k kunn der byna nie van sloapn
moa elp my nu wok voe eur te piepern

Voe myn cavia's da ze nog lange meugn leevn
en voe myn noendje, dat r géen probleem mè
overkwéek zoe zyn en voe Skippy
die nu mè pépé in n oogstn n eemle is

Voe myn kienders, da ze were zoenn overéen komm

Wil je osjeblief stoppn mè mama zoa triestig te moakn?
Tis nie da we peizn da t nie sjuuste is moa wil je toch zorgn
voe myne zeune doa en da z em gauwe los meugn loatn
en da myne knie geneest zoa da k der nie mée deure zakke

Omda myn dochtre en eurne vint uus kléenkiend
toch zoenn doopn
Géern een héel kléen lichtpuntje, t moet echt nie vele zyn
voe in die doenkre situoasje ier kloarheid te kunn briengn

Omda myne zeune een goe reize ee gèt
Da myn oma ool de lélukke diengn da k gezeid een
my van doaboovn mag vergeevn en elp myn ma
in t zieknuus da ze vienn wuk dat t is

Da ze stoppn mè ruuze moakn zoa da we t uus
eindluk kunn verkoopn
Voe myn vrouwtje die nu by joe is: wil j up eur lettn
en voe eur zorgn en wil j eur binstien
de koppelmentn doen

Da myn mama en myn papa were toope
goan goan weunn dank u

Zeg my wuk da k misdoan ee da k zoa gestraft wére
Elp my da t slichte in myne vint weg goat
en dat n were diene froaie vint
van vroegre komt die wok ne kée stof of doet en kuust
Elp myne zeune mè zyn exoamn, j eet ool ne kée of twée bluuvn zittn

Voe myn kienders, da ze were zoenn overéen komm

Elp em dat n nie mée moe overgeevn
dat n were kan eetn en da z ne bloeduutslag nu beter is
dat t vocht uut zyn loengn zoe weg goan
de medicoasje ansloat en dat nog n endeke mag leevn
Dat r géen roare dingn nie mée gebeurn dank u

Kee nog noais n twuk gevroagd moa nu vroage k
dat de operoasjes van myn vrouwtje vandoage
en dunderdoage goe verloopn
want ik weete nie wuk da k ik zoender eur zoenn doen
Elp my, k zyn zoa benoald

Da j elpt mè myn eindwerk, k rekene derup
En mè t vienn van ne vakansiedjob tenwoare
dak ne i phone in ocoasje kunne koopn

Mè zyn voolske tann, dat n were n twuk kan eetn
en da we deur de skowinge meugn groakn
Da myne zeune werk viend zoadoanig
dat n zyn uus kan oedn

Achter da myn voader die kapelle ier ool die joarn
ee oenderoedn, uj gy doaboovn nu wok voe em
wil kykn en zorgn

Upda ze voars gezoend en wel noar uus mag komm
lik of da ze noar eur werk vertrekt
en da w uus nog lange tegoare meugn jeunn

en k durve der nie van zeggn, moa miskien kuj je gy
der voar zorgn da ze nie mée zoa vools zoe ziengn
en dat de Belgn meugn wienn

Oamn

BOM

Feysal komt met een stevige pas op me af.
Hij lijkt vastbesloten, kijkt me doordringend aan en spreekt vastberaden, met luide stem.

'Rino! Ik wil een bom!'
'Wat? Een bom?'
'Ja Rino, jij moet bellen voor een bom!'
'Waarom heb jij een bom nodig Feysal?'
'Voor kinderbedje! Daarom! Jij moet bellen naar OCMW!


'Een bon Feysal... Je wilt een bon...'

zondag 3 september 2017

IJS

Ik ben in de boekensortering bezig. De klapdeuren naast me knallen open en ik zie hoe het voorsteven van een blauwe kar zich naar binnen wurmt. De oude deuren bieden weinig weerstand. Ze hebben al heel wat te verduren gehad.
‘Feysal!' Ik zie hem geschrokken naar binnen turen. 'Ik heb je al enkele keren gevraagd om de deuren eerst open te zetten en te vergrendelen en dan pas met de kar naar binnen te rijden!’ Hij schenkt me zijn meest verontschuldigende glimlach. Koortsachtig denk ik na.
‘Luister Feysal, we gaan het anders doen: als ik je nog eens tegen de deuren aan zie rijden, dan moet je tijdens je pauze ijsjes halen voor iedereen die hier werkt en jij trakteert!’
Zijn gezicht betrekt.
‘Nu in bauze ijsjes halen?’ vraagt hij beteuterd.
‘Pauze' zeg ik en 'nee, de volgende keer' terwijl ik met mijn hand een lus naar voor maak in de lucht 'dat je tegen een deur' ik wijs naar de deuren 'rijdt in plaats van ze open te maken en vast te zetten’ ik zwaai een deur open en vergrendel ze met een hendel in de vloer ‘dan moet jij ijsjes halen en ze ook zelf betalen! Maar dus pas als je nog eens' ik maak opnieuw een lus naar voor 'tegen de deuren rijdt. Deze keer niet.’
‘Is goed, Rino, geen brobleem’ zegt hij en loopt door.

Feysal kan heel goed zijn voeten vegen aan de dingen. Als je als vluchteling uit Somalië komt, je gezin en familie hebt moeten achterlaten, en zo'n verschrikkelijke tocht hebt meegemaakt is het misschien ook maar normaal dat je de dingen gemakkelijker gaat relativeren. Het allemaal niet zo nauw meer neemt. Het is niet eenvoudig om hem uit te leggen dat het echt heel belangrijk is dat hij begrijpt wat iemand anders tegen hem zegt. Je ziet hem ongemakkelijk staan draaien. Het is ons al langer duidelijk dat hij geen talenknobbel heeft. Maar ik blijf erop hameren hoe belangrijk de Nederlandse taal hier voor hem is.
Dat dit de reden is waarom ik soms iets blijf herhalen, tot ik zie dat er licht in die ogen komt en hoe ze plots groter worden, waarna zijn mond lacht en zegt: 'Ik begrijb.' Het vraagt veel energie en doorzettingsvermogen van beide kanten. En dan nog doet hij soms precies het omgekeerde.

We zijn verwend. We hebben een Aldi hier net naast de deur. Altijd handig als je iets tekort hebt. Koffiefilters. Azijn. Melk. Schuursponsjes... Er loopt geregeld wel iemand in zijn pauze over en weer om iets te bikkelen te halen. Tijdens de heetste zomerdagen liep er elke dag wel iemand om een watermeloen of ijs.

Ik denk na over mijn afspraak met Feysal. Ik besef dat hij het vaakst met de kar door de winkel moet aangezien hij het materiaal vanuit de ontvangstreceptie naar de verschillende afdelingen brengt. Het is dus normaal dat hij meer dan de anderen kans maakt om tegen deuren aan te rijden. Bovendien is hij niet de enige, iedereen durft hier wel eens op een stressmoment tegen de klapdeuren aan knallen. Ik heb al enkele keren 's morgens tijdens het werkoverleg gevraagd om voorzichtig met onze deuren te zijn. Nog niet zolang geleden werden ze allemaal opnieuw geschilderd maar daar is ondertussen nog weinig van te merken.
En het helpt. Het valt op dat ze de deuren open zetten. Zich bukken om de hendels liefdevol in die gaatjes in de vloer te schuiven. Maar even snel zie je in de verte plots hoe ze er weer al eens heel voorzichtig tegenaan durven te rijden waardoor ze weinig schade oplopen tijdens het openklappen. Tot het op een dag echt snel moet gaan. We onderbezet zijn. Er sprake is van een noodgeval. Er een vrachtwagen gelost moet worden of een klant staat te wachten. Of tot die dag dat alles er teveel aan is...

De volgende morgen breng ik de kwestie ter sprake tijdens het werkoverleg. Vertel wat ik de vorige dag met Feysal afgesproken heb. Gejuich! Wat een goed idee! IJs voor iedereen! Maar dan voeg ik er iets nieuws aan toe: dat iedereen gelijk is voor de wet van onze winkel, ook ik, en als iemand anders tegen de deur rijdt met een kar, hij evengoed zijn pauze zal moeten opofferen om ijs te halen voor de groep. Stilte. Iemand die zachtjes knikt.
'Ja, iedereen gelijk' zegt Djetenin. Vreemd genoeg vang ik het boze oog van Feysal.
'Geen brobleem' zegt hij nog eens. Soms heb je het gevoel dat hij er niets van begrepen heeft. Soms weet je niet waar te beginnen.

Halverwege de voormiddag is er een dressoir verkocht, en zoek ik Feysal om het zware ding samen op karretjes te plaatsen en naar buiten te rijden. Tenslotte helpt Jelle me en laden we de kast in de bestelwagen van de klant. Als de man wegrijdt, zie ik hoe Feysal in de verte komt aangewandeld. Hij schenkt me zijn breedste glimlach.
'Wel Feysal, van waar kom jij nu?'
'Maar het is bauze!'
'Pauze' zeg ik. 'Maar als je de winkel verlaat moet je me altijd op de hoogte brengen.'
'Maar jij heb gezegd!'
'Wat heb ik gezegd?'
Hij opent de grote boodschappentas die hij bij zich draagt. Verschillende dozen met allerlei soorten ijsjes.
'Maar Feysal...' zucht ik.
'Jij vanmorgen gezegd ik ijs halen in bauze!'
'Feysal, ik heb vanmorgen gezegd dat als ik, of Jelle, of Djetenin, of gelijk wie er vanaf nu' ik maak een lus vooruit met mijn hand in de lucht, 'tegen de deuren rijdt met een kar, ijsjes moet halen voor iedereen die hier werkt. Maar ik heb niet gezegd dat jij vandaag ijsjes moest halen...'
Tijdens deze uitleg zie ik hoe het langzaam tot hem doordringt; hoe zijn ogen eerst groter worden, waarna hij ze sluit, zijn hoofd naar voor kantelt, begint te lachen, hoe hij zijn hoofd schudt en dan steekt hij de tas met ijsjes nog eens naar me uit.
'Heb je het kasticket Feysal? Anders betalen we het deze keer met geld uit ons potje.'
'Neenee, Rino, is voor iedereen. Van mij.'

Gelukkig is het nieuwe schooljaar net begonnen.
Maandagnamiddag heeft hij zijn eerste les.

RAKET

'Rino, iemand wil een paar schoenen kopen maar ze hebben een speciale sluiting en we krijgen ze niet open...'
Katrien werkt hier al een hele tijd. Het gebeurt maar zelden dat ze zich geen raad weet.

Een bejaarde man zit in rennerskostuum op het bankje in de schoenenafdeling.
'Ja joengne, tee da d ier éen te styf aangespann, ge kryg da nie mée oopn wei! En ton nog van ooletwée de skoenn!'
'Meuge k ne kée zien?'
Het betreft een rennersschoen, geen specialiteit van me. Ik heb het systeem ook nog nooit gezien. Een lipje schuift door een houder en wordt via een hefboompje aangespannen.
'K zie t ool, ge kent der nog minder van dan ik! Kyk, ge moet up da roa dingske duwn ier, en ton zoe da moetn lossn. Moa t lost niet!'
'Wacht, k goa kée probeern...'
Hij geeft me de schoen en ik volg zijn advies maar er gebeurt inderdaad niets.
'Probeert gy moa! Moa t goa nie veel avance zyn peise k! Moa oast joe wan kee nie veel géen tyd! T komt doa n vrée doenkere wolke, t goa sebiet n vloage doen en k zyn mè de velo!'

Ik neem een schoen mee naar de werkplaats van de magazijniers. Daar probeer ik met een schroevendraaier onder het hefboompje te komen. Het lukt maar het lipje zit nog steeds vergrendeld. Ik probeer het nu eens van de andere kant. Maar ook dat lijkt niets uit te halen. Ik loop met de schoenen tot bij Jelle.
'Zeg Jelle, kej gy da systeem?'
'Nnnnn-ink' zegt hij terwijl hij de schoen bestudeert, 'alhoewel... t doet n bitje peizn an oe da klimschoenen toe goan. En ton moej hier duwn...' hij duwt op het rode knopje, 'en ton zoe da d ier moetn loskomm moa...'
Ik loop met schoen terug naar het magazijn, en probeer het nu met twee schroevendraaiers, waarmee ik hefboom en knopje tegelijk te lijf ga, en vraag aan Djetenin die net langsloopt of zij aan het lipje kan trekken aangezien ik geen hand meer vrij heb. Ze lacht schril, 'o mesjeu' zegt ze terwijl ze me schuin aankijkt, alsof ik iets ondeugends voorstel en trekt het lipje dan uit de houder.

Ik kom terug bij de man die daar met de andere schoen zit en merk dat deze reeds open is. Naast hem staat een jongere man met zijn zoontje.
'En geet de twidde skoe ool oopn gekreegn!'
'Ja, ik nie wei, moa diene n éere ier sig! Deen ee da gedoan. En djoene is wok oopn! En oe eej gy da gedoan? Met die toernaviezn? Ja! Joa noa de kloatn zyn né, k zie t ool!'
Hij neemt de schoen uit mijn handen en bekijkt het ding zorgvuldig.
'Ja, k goa ze moetn andoen zeekre voe te weetn oe dat t skid?'
Hij doet zijn schoenen uit en steekt een voet in de schoen dit ik heb opengemaakt.

'K zoe ze nie te styf anspann, zie daj ze nie mée oopn krygt' zegt de man terwijl hij en zijn zoontje het tafereel zonder te verpinken volgen, 'teféte zy j ne voet kwyt!'
De oude renner haalt zijn voet weer uit de schoen en wijst naar zijn tenen.
'Ja, k zyn ool n déel kwyt, kweete wuk dat t is!'
Nu merk ik dat die voet inderdaad een stuk korter dan de andere is. Maar ik kan alleen maar raden hoe het er onder die sok uitziet.

Hij steekt zijn voet opnieuw in de schoen, schuift het lipje door de houder en spant het aan door te krikken met de hefboom. Daarna drukt hij op het knopje, en de schoen is weer open.
'Allez gow, da ziet er goed uut.' De vader met zijn zoontje glimlacht naar me en loopt door. Ondertussen trekt de bejaarde man zijn schoenen weer aan, en sjokt achter me aan naar de kassa.
'Da zyn diere skoenn wei! Dat is in Kevlar ooloendern! Dat is sterk wei! Mè dedee derby ee k nu ool acht poar!'
Een oude vriend van me had als vaste spreuk: 'Elk zyn ziekte'. Lang geleden waren we vaak de twee laatste klanten in ons favoriete café. Ik zie hem helaas enkel nog eens op Facebook, als zijn vrouw een familiefoto post.

'Ah' zegt Katrien, 'is het gelukt om ze open te krijgen?'
'Joat, dankzij diene n éere doa en diene n éere ier! En k goa ze nu zéere meedoen! Voe die prys! Weet je wuk da da nieuwe kost? Oeveel is t? Vuuf euro zjestig? Kyk sig meiske, zes euro. Ge moe moa twée stikkn van twientig cent were geevn!' Hij stopt zijn aankoop in een rugzakje.
'Meiske' zegt Katrien, 'dat heeft er ook al lang niemand meer tegen me gezegd.'
'Ge zyt toch n meiske?' zegt de man terwijl hij zijn fietshelm opzet, en loopt dan naar buiten.
Nieuwsgierig naar zijn fiets loop ik hem na. Het glimmende, geavanceerde toestel heeft het skelet van een raket.

Hij is de oprijlaan nog niet uit als de eerste druppels - ter grootte van een twee euro stuk - op het beton vallen. Onder een zwaar gekraak scheurt de hemel open. Andere klanten die afgerekend hebben, vallen stil aan de poort en staren stilzwijgend naar het zich aan hoge snelheid te pletter stortende water. Achter ons plaatsen Jelle en Djetenin hier en daar lege emmers tussen de rekken.

RIMPELS

Binst n dag is t laf moa s nachs is t fris
en t zoe wok nog durvn dundern
Ge moe uplettn woa da j lopt
want der kruupn vette slekkn over n dam
Iederéen is uut congé en ooles slabakt
en t verkéer slibt were toe


In t zuudn bluuvn de parasols noa beneen
en zyn de blauwe zwemboadn leeg
Zels de skoolméesters zyn weg
D uutboaters sluutn en telln t geld
en vertrekkn noa de beweunde wéreld

Benauweluk groate kruusspinn weevn
webbn an de ruute en angn te wachtn
ge kunt der nie neevnst kykn
Oe wanhopig moe n vliege nie zyn -
zoa goe zien en je toch loatn vangn?

D appels woa da j nie by koste
vooln up de groend
De druuvn zyn rype en de plantn zyn moe
en de takkn van n treurwilg angn toet in t ges
up zoek noa zyn wortels
In n Aldi verkoopn ze snoeischoarn

De bloadn an de boamn weetn van nie beetre
of dat noais goa verandern
T oenweert en d éeste rinne ee warme
Ze trekkn nieuwe streepn up de boane
Géeneen die nog upkykt
noa ool die bloate meisjesbilln

Kannasjéern wéern uutgekuust -
hopeluks zat r géne n appel mée in -
pochettn gesorteerd, veloos in orde gezet
Moeders een were n poar nieuwe
gebruunde rimpels roend under oogn
z oedn under léege en verlangn in stilte

ROOD

We rijden naar de nieuwjaarsreceptie van de Kringloopwinkel. Naast me zit Bilal. Zijn gezicht licht op bij het schijnsel van de straatlantaarns. We komen aan verkeerslichten. Het is groen en ik rijd door.
'Het is nog altijd vreemd om zomaar door te rijden Rino' zegt Bilal.
'Het is toch groen?' zeg ik.
'In Syrië moet je stoppen, rood of groen. En kijken of er iemand aankomt. Want belangrijke mensen stoppen daar niet aan de lichten. Zij rijden door. Als er dan een ongeval gebeurt is het jouw schuld. Omdat jij niet bent gestopt.'
Ik kijk opzij en sta op het punt een licht hysterische schaterlach te produceren omdat het me als een hilarische grap in de oren klinkt maar kan alles nog net op tijd inslikken als ik aan zijn gezicht zie dat het pure ernst is.
'En ook al reed jij door het groen, jij bent de oorzaak van het ongeval want je wist dat je moest stoppen.'
'Wie zijn die mensen die door het rood mogen rijden?'
'Belangrijke mensen' zegt hij, 'politici, rijke mensen, maffia. In Syrië is dat allemaal hetzelfde. En jij zult alles moeten betalen. Heel waarschijnlijk zul je naar de gevangenis moeten. Als ze je al laten leven... Syrië is gevaarlijk Rino.'
Ik weet niet wat te zeggen. We zitten stilzwijgend naast elkaar.
'In Syrië moeten kinderen zich thuis snel verbergen als de bel gaat. Want het zou kunnen dat ze komen om je kind mee te nemen. Dan hoor je lange tijd niets zodat je op het punt staat gek te worden. Plots krijg je bericht hoeveel je moet betalen. En als je het geld niet bij elkaar krijgt, zie je je kind nooit meer terug. Dit zijn gewone mensen, zij hebben geen geld Rino. Soms krijgen ze enkel een stuk van hun kind terug. Maar het kan ook dat je wel kunt betalen maar je kind toch niet terugkrijgt. Of dat ze dan nog meer geld willen. Een mensenleven is niets waard in Syrië.'
We rijden de parking van het complex op waar het feest doorgaat.
'Sorry Rino, voor mijn verhalen.'
'Nee Bilal, je moet je verhalen vertellen. Wij kunnen ons niet voorstellen hoe het leven daar is. Het moet verschrikkelijk zijn...'
'Het is moeilijk Rino. Alles is gevaarlijk in Syrië. Je kunt niemand vertrouwen. Want iedereen heeft er wel een reden om aan geld te moeten komen. Iedereen is er corrupt. Syrië is een corrupt land. Hier is alles helemaal anders.'
'Hier wonen ook corrupte mensen, Bilal. Die proberen te stelen, zelfs van de allerarmste mensen. De kranten staan er vol van. Maar gelukkig bestaan er systemen die ervoor zorgen dat deze mensen opgepakt en gestraft kunnen worden. Want zonder deze systemen zou België net als Syrië zijn.'
'Nee, Rino. België kan niet als Syrië zijn. De mensen zijn er anders. Ze zijn hard geworden en geloven nergens meer in. Je kunt het niet begrijpen als je daar niet bent geweest.'
We stappen uit en lopen naast elkaar, alsof het de normaalste zaak van de wereld is, naar de feestelijk verlichte ingang.

HOEK

Het paard staat dag na dag
in zijn eentje in de wei
roerloos in een hoek te dromen
van een leven
met zijn tweetjes op de hei

Hij en zij en in de verte bomen en bergen
waarachter heuvels zich verbergen
'ach' denkt het paard
'wat een prachtig leven
wacht me daar...

Jammer dat ik in de hoek sta'

TUINSTOEL

'Mag ik u storen?'
'Zeker mevrouw!'
'Die tuinstoel daar, zou die in mijn wagen kunnen?'
'Waar staat uw wagen?'
Ze wees naar de oprit, waar enkel een Ford Focus stond.
'Dat zou moeten lukken, maar we kunnen net zo goed even proberen!'
'Ja, want dat is bedrieglijk hé, zo'n stoel!'
Ik liep naar de Ford.
'Maar dat is mijn wagen niet, mijn wagen staat dáár!'
Ze wees een heel stuk verderop, naar de overkant van de straat waar een klein wagentje aan het openbaar zwembad geparkeerd stond.
'Maar om te laden mag u gerust oprijden.'
'Ja? Maar hoe moet ik hier dan weer af?'
'Je kunt hier gemakkelijk draaien hoor.'
Ze keek even om zich heen.
'Dat gaat me niet lukken... Ik ben niet zo sterk met de auto...'
'Als u dat wil, kan ik uw wagen hier keren.'
'Zou u dat willen doen?'
'Zeker, waarom niet!'
Ze haalde haar wagen, parkeerde hem voor de poort van de buren en overhandigde me de sleutels. Ik stapte in, schoof de chauffeurszetel iets achteruit, draaide het stuur helemaal om, reed achteruit en klaar was kees.
'Ja, ik ben zo'n angsthaas meneer.'
'Hier manoeuvreren is een gewoonte mevrouw.'
'Ja, mijn man ging dat ook gekund hebben, maar ja...'

Ik nam de dichtgeklapte tuinstoel; liep ermee naar haar koffer die ze openmaakte en schoof het ding er netjes in. De laadruimte leek ervoor op maat gemaakt.
'Goh, bedankt hoor meneer.'
Opgelucht gooide ze de koffer dicht.
'Moet je mij nu zien. Vorige week was ik hier voor het eerst met een vriendin, ik zou nooit alleen hebben durven komen. En nu heb ik hier een tuinstoel gekocht!'
'Wel, toch bijna mevrouw...'
'Ja juist, ik moet nog afrekenen!'
Ze opende het portier en nam haar handtas. Ik hoorde haar verzuchten.
'Het is toch niet gemakkelijk als je overal alleen voor staat. En ik ben eenentachtig...'
'Is uw man overleden?'
'Nee, maar hij zit in het rusthuis.'
'Al lang?'
'Twee maanden nu.'
'En zou hij nog terug naar huis kunnen komen?'
'Neen, ik heb lang gedacht van wel, maar hij is plots erg achteruit gegaan. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat hij terug zou keren. Zes maanden geleden was er nog niets aan de hand. De kinderen hadden al eens gezegd: zou je niet verhuizen naar iets waar er minder werk aan is, en een stuk compacter? We wonen namelijk nogal ruim... We lachten dat weg!
Ik weet nog hoe we tegen elkaar zeiden: zolang we een beetje in de tuin bezig kunnen blijven... We hadden er geen idee van dat alles zo snel ging veranderen... En toen begon hij te sukkelen. Het begon met evenwichtsstoornissen, en toen raakte hij plots bijna niet meer recht... Maar ja, hij is dan ook al zesentachtig. En ik ben nog goed te been, maar om iemand overeind te helpen... En nu zit ik daar alleen in dat grote huis met al die spullen.'
Ze nam haar zakdoek en depte haar oude, vermoeide ogen droog.

'Via via vonden we een plaats in het rusthuis, eerst nog tijdelijk, tot hij er weer wat bovenop was. Geen haar op ons hoofd dat verwachtte dat hij daar ging moeten blijven! Maar op een dag besliste de medische staf daar om zijn medicatie eens volledig om te gooien, en de dag nadien herkende hij me niet meer! En hij is nooit meer de dezelfde geworden.'
Ze schudde haar hoofd.
'Maar die dokter is daar weeral weg hoor! Terwijl hij er nog maar pas in dienst was... Dat wil toch ook iets zeggen, niet?
Maar die pillen moet hij nu wel verder nemen. Je kunt daar blijkbaar niet zomaar mee stoppen. En die medicatie kost nu een veelvoud van vroeger. En dat rusthuis, dat kost op zich al zoveel! Tweeduizend euro per maand! Dat is toch niet normaal? En we hebben samen slechts een pensioen van tweeduizend vierhonderd euro! Gelukkig zijn we altijd spaarzaam geweest en hebben we wat opzij kunnen zetten... Nu, je beseft het op dat moment niet maar misschien is het maar normaal dat je geld spaart voor als je oud bent... Je gelooft dat ook niet tot het zover is. En voor jullie, jonge mensen, zal het alleen maar erger worden!'
We liepen samen naar de kassa. Ze rekende af.

'Amai, wat een mooi wiegje! Brengen de mensen dat zomaar binnen?'
'Alles wat je maar kunt bedenken komt hier terecht. Kent u de werking van de Kringloopwinkel?'
'Nee, vorige week was ik hier voor het eerst.'
'Wel, ik geef u dan eens zo'n folder mee. Want wij zijn niet zomaar een tweedehandswinkel...'
'Als ik thuis kom ga ik dat zeker eens lezen. En grote dingen, die niet in de wagen kunnen, hoe gaat dat dan?'
'Kijk, hier staat een telefoonnummer voor afhalingen. Via dat nummer kom je bij onze transportdienst terecht. Ze zullen eerst informeren over wat het precies gaat en daarna met u afspreken wanneer ze een vrachtwagen kunnen sturen.'
Ze keek nog eens naar de folder en knikte een paar keer.
'U zult uw autostoel terug vooruit moeten zetten.'
'Bedankt om te willen draaien voor me en te helpen met het laden.'
'Het is graag gedaan mevrouw.'
Ze keek nog eens achterom, en zwaaide naar me.
Haar bezorgde gezicht ontspande en ze glimlachte voor het eerst.

zaterdag 2 september 2017

BLANCHE & ZYN PEERD

'Tussn Kortryk en Lauwe
Blanche en zyn péerd
Minsn goa goan kykn
wan t is t kykn wéerd
Een péerd en n karre
ool oenderd joar lang
Doet doageluks die zelste, eigenste gang'


T is verzekers voe n twientigste kée da k die ploate van de Willem vaste ee sins da k ier werke, deen woarup dat n als snotneuze zoa skoane overzyts kykt mè diene rostn board (ool is t da da n twuk is da j moe weetn wan de foto is in zwort-wit).
'Wuk is da da j ziengt Rino?'
Jelle en ik zyn tegoare de ploatn an t anvulln.
'Zeg, k weete da k nie kunne ziengn moa ge moe wok nie overdryvn ee! Goa toch nie zeggn daj t nie erkent?'
'Ba nink lik.'

'Ge zegt ge zy zot, wuk is ter an te zien
Der zyn nu toch veel betere dingn voe te ryn
N karre och hére, t is klappn nie wéerd
En wuk voe specioals is ter nu an ne péerd?'

'Ge goa nie zeggn da j nie wit van wien da da is ee?'
'A nink, k zoe t echt nie weetn!'

'Blanche, Blanche, Blanche en zyn péerd
Djuk... djuk... Juudjuk, myn péerd!'

Je durf byna nie mée kykn noa my.

'Willem Vermandere Jelle, ge goa toch nie zeggn da j Willem Vermandere nie kent? Kyk ier, 'Blanche en zyn péerd', zyn eigenste 'Smells like teen spirit' uut 1971!'
'Magge k ne kée zien Rino?' Je pakt die kafte uut myn andn. 'Aja, kee die ploate doavès ool vaste gét, uk z an t sorteern woare... Ja t ziet r wel maf uut!'

'En da péerd stap voars vul mè diepe gedachtn
wuk da j van zoa n béeste nog nie zoe verwachtn...
Die smerig otoos da stienkt oengezoend
moa ge krult junder neuze voe ne péerdestroent'

Je lacht ne kée, en je doe geweune voars.
'En is t ool in t West-Vlams?'

Eej da nu nog geweetn! N twien die Willem Vermandere nie kent! Wuk ne jeugd moe j doavoarn gèt een? Da kiend ee toch vele gemist? T is pure mishandelinge! Of zyn k mis? Is t geweunweg gepasseerd mè de Willem? Ist n de joengere generoatje ool kwyt? Eet n ofgedoan, binst dat n nog leeft? Benne k ik ool zoa oed?
T is n steke in myn erte...

Joaj, jée wok mindre momentn gèt moa ton nog! En ge meug zeggn wuk da j wilt, j ee machtige dingn gedoan en t bluuft éen van uus grotste. Geskeetn en gespoogn uut de Vlamske groend moa mè z ne blik noa, en z ne muziek uut héel de wéreld... Uut n oertyd: géen computers, géen tablettn of gee-s-ems en nog géen robottn die duusnden en duusnden en duusnden kéern slimmer woarn dan de minsn.

En da nummer! T wéert van lanst of actueler; oe dat n der uus mè da simpel boere, néen, péerdeverstand ne kée goed met uus neuze in wryft...
Dus miskien n verzoekske an Radio Eén? Of Studio Brussel? Joe FM? K weete daj t oolemolle ool dikknst gespeeld ee, moa zoej t nog ne kée willn droain? Kee n twien gevoenn die t nog nie kent...

'Ja zoa is t leevn en zoa is t goed
En je goa t nie verbeetern, oe ard da j wok wroet
Vlieg noe da moane en skiet t ool kapot
K zeggn k ik moa dadde: wien is t er ier de zot?
Blanche?'

T BEGUNT NEEVNST DE DEURE

In ne wéreld vul mè goe gebeurs
t makt nie uut in wuk n kleur
of noa wukke kruudn da ze geurn
by wie of wuk da ze upfleurn
u ze t kalenderbledje ofscheurn
of u ze mè tillefonkoartn leurn
eetn ze halal of goan ze noa n friteure
en stoan ze voe n ei up joen bordeure


Ze goan komm elpn zoender facteure

En zels ool is t éen mè n slich humeur
by wie dat r nie vele moe gebeurn
woa da z bachn de gordynn ooles keurn
en ut de féeste ne kée te lange deurt
nogoal rap buusn up de meurn
en voe t minste belln an je deure
moa u ze koartn zoenn durvn zeurn
en da j kors doarachter moe betreurn

woarachter da ze t were moetn vereurn

In ne wéreld vul mè goe gebeurs
is t er géen sproake van terreur

CONVERSOATJES ME N GLAS 23

Zap moa deure uj téer zyt want ze goan ier over lykn

We zittn te kykn noa 'Miern up n Garnoale'
over ne chefkok die mè zyn personeel
up retraite noa Tokio trekt en t is nie voe de klucht
moa teegn de vervelinge up zoek noa n uutdoaginge:


ne menu van véertien gangn moakn in ne keukne
da j nie kent – stress, miseerje, veel zoaginge
en nu en ton spring n een gat in de lucht
en up t ende ist n suukses

Zeg' zeg myn glas, 'N Deen van t Noma,
héele doagn mè smoakn bezig,
sabbeln up takkn, kookn mè ges en mos
en ooles leevnde ves -

ge ziet de béestn beevnd in de talloarn
want ut t beter smakt eetn ze ze leevnd -

en k wil ier nu niet hautain klinkn
moa uj zoa mè smoake bezig zyt
oe kan da ton da ze doa
in z ne keukne oolemolle
Red Bull drinkn?'

STIK YZDER

T is gebeurd, myne noto stoat in de garoage
In de skowinge een z em vierkant ofgekeurd
D oolje lopt deruut, d amortiseurs zyn nie gezoend
en uj n twoasn stopt voalt er reuzelinge up de groend

Je droei zoa skoane roend, néeste kée dat n droaide
De lak bloenk lik ne speegle, n tuuter marcheerde nog
D oolje bléef tussn de twée streepn
en ga wok ginn zworte wolke uj n in gank stak

Gepakt en gezakt noa Duutsland gereen
noa Frankryk en Itoalje en zels ne kée noa Oastnryk
noa de zée en der oole doage mee goan werkn
En dat n ier, in die garoage, nu an zyn ende grakt

Diene garagist mè zyn zwort andn
zit mè zyne vuuln n ooveral in myne zeetle
'Ort' zeg ne, 't goat ool zyn poatn zyn dat n vergoat
wan zukne moteur kuj nie verslytn'

Je klopt n poar kéern mè z ne noamre
'Ja' zeg t ne, 'j is plukkevort, t is een voe t stort'
Ke kryge der ne krop van in myn kele; wien a der da
gepeisd? Da k n stik yzder géern giengn zien?