zondag 17 juni 2018

GEZOCHT: RECENSENT

Ik heb een boek geschreven. Het betreft een verzameling kortverhalen die samen een groter plaatje schetsen. Een bevriend schrijverskoppel heeft alles grondig geredigeerd, tot het komma neuken toe. Maar nu is het af. Ik denk dat het maatschappelijk relevant is, lezenswaardig, dat er literatuur in steekt, dat wie het leest ontroerd zal zijn en af en toe zal kunnen lachen. En aan het einde van de rit zul je misschien zelfs het gevoel hebben dat je iets hebt bijgeleerd.
Ik heb het naar een paar uitgevers gestuurd. Na maandenlang afwachten was de reactie die ik kreeg meestal iets in de trant van ‘het past niet in ons fonds’, en af en toe ’verhalenbundels verkopen niet meer’. Enkele uitgevers waren heel lovend in hun afwijzingen zodat mijn hart ervan opsprong waarna ik wel kon huilen.
’Maar waarom geef je het dan niet uit?’ dacht ik ontgoocheld, bedroefd en moedeloos…
Toen ik na lang piekeren de stap zette om het zelf uit te brengen bleek er plots toch een uitgever interesse te hebben. Helaas kon ik niet vroeger dan in het najaar op bezoek om het project te bespreken. Verschijningsdatum vermoedelijk voorjaar 2019. Omdat de operatie dan nog steeds in het water kon vallen - en ik er ondertussen al twee jaar mee bezig ben - besloot ik om niet meer op mijn stappen terug te keren.
In de plaats daarvan ging ik eens kijken of er nog schrijvers waren die in schoenen zoals de mijne stonden.
Tot mijn verbazing las ik dat Pieter Aspe uit onvrede zelf met een uitgeverij is begonnen om zijn eigen boeken uit te geven, net als Jan Delvaux. Andere schrijvers zoals Paulien Cornelisse, Frank Norbert Rieter, Marnix Peeters of Koen Van Wichelen brengen ze gewoon uit in eigen beheer en houden zo de touwtjes in handen.
‘Als schrijver beslis ik zelf over de carrière van het boek, de eventuele herdrukken en de verramsjing’, zegt Delvaux daarover.
‘De klassieke verhouding is: de auteur schrijft, de uitgever doet de rest. Maar we zijn op het punt gekomen dat de auteur alles moet doen. Je moet al bijna eerst een bekende Vlaming zijn, voor beginnende auteurs is het heel moeilijk’ zegt Pieter Aspe. Marianne De Baere van Uitgeverij Manteau volgt Aspe merkwaardig genoeg in zijn redenering dat de uitgever teveel verwacht van de schrijver, te log geworden is en meer doet voor hun aandeelhouders dan voor de auteurs.
‘De tijd is rijp voor nieuwe en verfrissende uitgeefinitiatieven’ zegt ze in De Morgen.
Voor ik in de kringloopwinkel verzeild raakte, werkte ik enkele jaren in een boekhandel. Ik herinner me hoe we steevast te doen hadden met de schrijvers die hun zelfgemaakte boekjes bij ons in de winkel kwamen leggen.
Het zag er niet uit en het voelde niet goed, het leek op een uit de hand gelopen reclamefolder of een fotoalbum van iemand anders.
Het wemelde ook vaak van de taalfouten en vreselijke zinnen. En op enkele familieleden, vrienden en buren van de auteur na, was er niemand die een boekje kwam kopen. Sommige auteurs die niet zo goed waren in sociaal contact, konden nadien zelfs alles weer komen ophalen. Want zo ging dat: de auteur bracht eigenhandig een aantal exemplaren naar de boekhandels. In consignatie. Dat betekende dat de boekhandelaar enkel de verkochte boeken moest afrekenen en de rest terug kon geven. Sommigen telefoneerden al de week nadien om te kijken of we nog exemplaren in voorraad hadden. Meestal hadden we ze nog allemaal.
Anderen kwamen na een maand om de resterende boeken op te halen, weer anderen na drie maanden of zes maanden en af en toe was er ook iemand die een jaar wachtte om terug langs te komen. Occasioneel kwam iemand na enkele jaren informeren wat er eigenlijk met zijn boek was gebeurd — waarna hij ze soms allemaal terug kreeg, geen enkel exemplaar verkocht — en een enkeling liet nooit meer van zich horen. Waarschijnlijk had deze na enkele winkels tijdens zijn retourtoer door dat het niets geworden was, en kon hij het gezicht vol medelijden van zoveelste boekhandelaar niet meer aan. Toen beloofde ik mezelf dat ik nooit of te nimmer een boek in eigen beheer uit zou geven.
Een belofte die ik nu dus zal verbreken.

Ik tikte ‘een boek uitgeven’ in op Google. In 0,40 seconden had ik 484.000 resultaten.
Het was on-voor-stel-baar! Maandenlang heb ik gewacht op een teken van leven vanuit deze of gene uitgeverij terwijl deze uitgevers hier smeekten om kopij. Boekscout, Boekengilde, Vertelpuntuitgevers, Mijnbestsellers, Createmybooks, Bravenewbooks, Piramidions, Lecturium, …

De startpagina werd overspoeld door uitgevers die het onbekende en daardoor onbeminde talent aanspoorden niet af te haken, maar het toekomstige meesterwerkje al de kansen te geven dat het verdiende.
De procedure is vrijwel overal dezelfde: je moet een account aanmaken, zorgen voor een korte bio en inhoud van je boek, je manuscript en cover downloaden, een ISBN nummer aanvragen en klaar is kees!
Ik trok mijn script naar binnen, net zoals de door het reclamebureau van mijn zus vervaardigde cover. Ik moest beslissen waar het te koop mocht worden aangeboden. Daar zat een grote internetboekhandel bij, de webshop van de uitgeverij zelf, en het Centraal Boekhuis. Als het zover was, en ik het wou publiceren zat ik dus gebeiteld; ik hoefde niet zelf te gaan leuren, de verspreiding van het boek was verzekerd. De POD uitgevers zijn bovendien volop op zoek hoe zij het publiek kunnen laten kennismaken met het werk van hun schrijvers. Voorpublicaties van tien pagina’s, zowel op papier als digitaal, lijken nog het meeste vruchten af te werpen.
Om te beginnen bestelde ik bij verschillende uitgevers één exemplaar zodat ik de kwaliteit van het aangebodene kon controleren. Ik was aangenaam verrast toen de boeken bij me in de bus vielen; de kwaliteit was consequent hoog en herinnerde in niets aan de printing on demand boeken van zo’n tien jaar terug.
Tenslotte koos ik een uitgever uit waarmee ik verder in zee wou gaan en bestelde toen enkele proefdrukken voor de schrijverscontacten die ik nog bezat uit mijn periode in de boekhandel. Ik stuurde de boeken op en kreeg enkele heel mooie reacties maar tegelijk steevast de waarschuwing dat het boek niet gerecenseerd zou worden omdat het niet door een erkende uitgever was uitgebracht.

Dertig jaar geleden bepaalden de platenmaatschappijen wat voor muziek het publiek te horen kreeg.
Door de democratisering van de muziekindustrie is het aanbod gigantisch toegenomen. Dankzij streaming is de luisteraar vandaag in staat een keuze te maken en het kaf van het koren te scheiden. Wat de boekenmarkt nu meemaakt is in zekere zin vergelijkbaar. De kunstenaar wordt tegelijkertijd uitgever. Dat betekent dat hij de eindredactie tot het laatste moment zelf in handen heeft en autonoom kan beslissen over zijn product. Tegelijk met de toename van het aanbod is de kwaliteit van het aangebodene logischerwijze heel ongelijk geworden. Want net zoals de zondagsmuzikant zijn knutselwerkjes zonder al te veel moeite op Spotify kan publiceren waarmee hij tussen de grote namen komt te staan, kan de zondagsschrijver voor een uitgave zorgen die visueel niet afsteekt naast de literaire goden van vandaag op de tafels in de boekhandel.

Een onafhankelijk, onbevooroordeeld en erkend systeem dat de in eigen beheer uitgebrachte boeken weegt en van een kwaliteitslabel voorziet, zou hiervoor een oplossing kunnen bieden. Voorlopig echter moet de schrijver die zijn nek uitsteekt, het heft in eigen handen neemt en zich geen enkele moeite bespaart om een kwaliteitsproduct af te leveren, aanvaarden dat de pers zijn product niet ernstig neemt en vakbroeders en de mensen uit het boekenvak hem nog steeds als een melaatse beschouwen.
Dus daarom, deze oproep:
Gezocht: literaire journalist zonder vooroordelen, om recensie te schrijven.

DE GROTE PRIJS

De groep bestond uit een twintigtal leerlingen van een lagere school uit de regio, en enkele ouders.
Nadat iemand een spreekbeurt had gegeven over de plasticsoep, de drijvende vuilnisbelt in de Stille Oceaan die niet vijf of tien, maar ondertussen veertig keer zo groot als België bleek, beseften de bewoners van het klaslokaal ineens in welke slechte papieren zij samen met onze aardbol zaten. De juf zag haar kans schoon en organiseerde een themaweek rond millieu en recyclage waarbij ze eerst een dag met z'n allen nadachten hoe het anders en beter kon. Daarna gingen ze bermen opruimen en een dagje afval verwerkten bij IMOG. De week werd afgesloten met een bezoek aan onze kringloopwinkel. 
De juf had haar leerlingen aangespoord om een kleinigheid mee te brengen om af te kunnen geven, iets dat ze niet meer nodig hadden, en zo volgden de kinderen het traject dat de meegebrachte spullen straks zouden afleggen. Via de ontvangstreceptie begaf de groep zich naar de textielsortering, maakte een s-vormige bocht tussen de rekken doorheen de winkel en verdween dan achteraan via de klapdeuren opnieuw uit het zicht van de klanten. Ik loodste het gezelschap langs het magazijn en de werkplaats waar boeken en muziek werden nagezien, tot bij het lokaal waar men huisraad, curiosa, hobby en speelgoed verwerkte. Bij elke halte stelde ik de medewerker ter plaatse voor en gaf een woordje uitleg over het werk dat er verricht werd.
Gewoontegetrouw nam ik de bezoekers ook nog eens mee onze ontspanningsruimte in, waar ik het bord met de dagelijkse taakverdeling liet zien. Op andere borden kon je nagaan wanneer die en die medewerkers pauze hadden, op welke dagen er een kassaverschil was geweest tijdens de afgelopen maanden, en wie er nog uren in te halen had.
Er was ook een bord dat vermeldde wie deze week 'De Grote Prijs' gewonnen had. Een jongetje, hij was de kleinste van de klas, vroeg me wat dat was, ‘De Grote Prijs'.
Bij de rest van de groep, waarvan sommigen daarnet al stonden te knikkebollen — ‘het is een zware week geweest’, fluisterde de juffrouw verontschuldigend — was de aandacht nu opnieuw gewekt en aandachtig draaiden ze zich naar me toe. Ook de ouders die meegekomen waren, keken me nieuwsgierig aan. Ik vroeg het jongetje wat hij dacht dat het betekende.
Er vormde zich een subtiele rimpel in zijn voorhoofd terwijl hij eventjes stond te tobben en toen zei hij plots: 'Uit alles wat er die dag binnenkomt, mag jij het eerste kiezen, en dat mag je dan gratis meenemen.'
‘Goed geprobeerd!’, zei ik oprecht verrast. ‘Maar dat is het niet. Iemand anders een idee?'
Enkele wijsvingers gingen de hoogte in. De juf wees een slungelachtig meisje aan.
'Je hoeft op die dag niet te werken, en als je dat wil mag je zelfs weer naar huis gaan.’ Ik schudde mijn hoofd.
’Iedereen helpt bij het maken van een uitgebreid ontbijt, alleen voor jou', zei een mollig gebouwde jongen. Mijn hoofd dat nog niet stil gevallen was, glimlachte nu maar schudde weer iets heftiger. Toen wees de juf een roodharig juffrouwtje met gekruiste armen aan: ‘In de pauze moeten de anderen je rug masseren', kraaide ze.
Niemand had het bij het rechte eind.
'Maar wat is het dan wel?' vroegen ze, bijna in koor.
'Wie 'De Grote Prijs' wint, mag die week de toiletten poetsen.'
Het ongeloof en de ontgoocheling op die gezichtjes! Ik dacht dat ze het een goeie grap zouden vinden maar op een enkele, giechelende vader na, stonden de bezoekers er een beetje bedremmeld bij en een jongen mompelde: ‘Maar dat is toch geen prijs!’
Daarnet nog was de rondleiding een succes geweest. Iedereen was, hier op het eindpunt, tevreden rond onze keukentafel gaan staan voor de finale en nu dit!
'Luister,' zei ik, 'ik zal jullie een klein verhaaltje vertellen, echt gebeurd. Een vriend van me woont in Thailand. Als student maakte hij een reis rond de wereld en hij is daar blijven plakken. Hij werkt er als leraar Engels. Op een morgen gaat hij op de speelkoer voor de klas staan om de kinderen te begroeten, net voor hij de rang naar binnen begeleidt, en op datzelfde moment vliegt er een vogel over die een klodder poep laat vallen, precies op het hoofd van mijn vriend! Nu moet je weten dat mijn vriend een geweldige haardos heeft waar hij heel trots op is. Dus hij begint meteen te sakkeren maar enkele ouders die hun kinderen zonet af leverden, hebben alles zien gebeuren en lopen enthousiast op mijn vriend af, drukken hem de hand, en wensen hem proficiat.
'U bent uitverkoren!' roepen ze. 'De hemel heeft u uitgekozen! Het is vandaag uw geluksdag!’
Terwijl ik mijn verhaal deed zag ik de teleurstelling uit de ogen van de kinderen wijken, om plaats te maken voor verwondering.
'Zo zie je maar', zei ik. 'Je kunt alles op twee manieren bekijken.’
De juffrouw glimlachte en knikte instemmend.
‘Het hoeft helemaal niet erg te zijn om het toilet te poetsen. Je zorgt ervoor dat je collega’s comfortabel naar het wc kunnen. En uit dankbaarheid zal je collega volgende week ook voor een proper toilet zorgen. Zonder mopperen. En iedereen komt aan de beurt, ook ik, kijk maar’, en ik wees naar mijn naam tussen de rij gelukkigen op het bord.
Toen de groep vertrok, gaf de juffrouw me een hand. Ze zei niets maar ik kon het in haar ogen lezen. Haar dankbaarheid omdat ik de uitstap alsnog had gered.
Daar moest ik vanmorgen aan denken, toen ik de toiletten poetste.

N EESTE VOADERDAG ZOENDER VOADRE

Ge zyt r nie mée, wien at da van joe gepeisd?
Myne n éeste voaderdag zoender voadre
Miljoenn kéern zoage k joe joen n oar
stoan kamm voa de speegle
Ooles gebeur nu were voa n éeste kée
De zunne ee vanuchnd lange getwyfeld
voa da ze der tevulln deure kwam
sjuuste lik of da j gy
der wok n bitje loate spyt van a
die latste doagn,
van ool de verloorn tyd
En da joene noame nu oender die foto
up da doazendje stoat
Een kiend zoender oeders is n wees
moa oe noemn ze n twien zoendre voadre?
Ze zeggn daj t geweune komt
K peise da ze t over diene loadne mantel een
die were n bitje zwoarder is
en myn skoers noa beneen probeert te duwn,
nu da j der nie mée zyt

VERGAREN

Nathan werkt hier nu een maand of twee, Mikey enkele weken. Jonge twintigers vol tomeloze, ongeleide energie. Omdat onze magazijnier er niet is, werken ze vandaag samen om de verkochte meubelen naar de opslagruimte te brengen.
'Hebben jullie die kleine, oude kast al naar achter gebracht?'
'Kijk, daar ligt ze, op die kar. Het was niet gemakkelijk hoor, om dat ding te demonteren.'
'Jongens, bij dit soort meubelen is het niet de bedoeling dat ze uit elkaar worden gehaald. Daarom komt de klant straks met een bestelwagen die groot genoeg is om zo'n kast in zijn geheel mee te nemen. Het meubel is heel stevig en zie je, de achterwand is genageld, wat betekent dat je al die nageltjes er nu eerst uit moet trekken.'
Beteuterd kijken ze naar de op elkaar gestapelde onderdelen. De rug van de kast ligt bovenaan, als een spijkerbed voor dwergen.
'Dat wisten wij niet hoor!'

'Als je iets niet weet is het beter dat je het eerst komt vragen, Nathan. Maar ik denk dat het, zo te zien, allemaal nog meevalt. Proberen jullie eens of je de kast opnieuw kunt vergaren?'
'Wat?' Nathan staart me niet begrijpend aan.
'Kijk samen rustig en aandachtig of je de kast opnieuw kunt vergaren. Als het niet lukt, kom ik helpen.'
'Ach, maar ik weet het', zegt Mikey. 'Je bedoelt dat we de kast moeten opkuisen. Vergaren zoals ze zeggen...'
'Neenee...'
'...in de vergaarmachine,' vervolgt Nathan snel, 'daar heb ik ook al van gehoord.'
'Zodat ze weer net als nieuw is', zegt Mikey vol enthousiasme.
'Nee, het heeft niets met reinigen te maken.'
'Is het weer zo'n West-Vlaamse uitdrukking?' vraagt Nathan misprijzend. Hij is afkomstig uit Oudenaarde en spreekt een heel ander dialect.

'Nee, het is perfect Nederlands. Het betekend iets samenbrengen. Ineen steken.'
'Ja, zodat het nooit meer uit elkaar kan', zegt Mikey.
'En dat de kast dan sterker is dan ooit voorheen', vervolgt Nathan glunderend.
'Maar nee,' zeg ik, terwijl een plotse vermoeidheid over me heen valt, 'vergaren is iets in elkaar steken, in dit geval de kast weer monteren zoals ze was.'
'Nu begrijp ik het!' zegt Mikey. 'Maar jij kunt het wel moeilijk maken hoor.'
'Waarom zeg je dat dan niet meteen?' zucht Nathan.

WEG

Mè n stik van vuuve zoate k verstroaid
de verve van n toog te peeln
Oender de bordeau n loage zat r
n blauwe en ton n gespikkelde
en doaroender nog n andre woa da
andre minsn an a gezeetn, en doaroender
were n andre, t peelde gemakkeluk of
Eurn ee k doa gesleetn
Diene n toog is weg
diene café bestoa nie mée
de caféboas is oolange doad
en we betoaln nu mè euroos

NIE GEZEID

We stoenn tegoare deur de ruute te kykn
de latste kée da k èm zoage
‘Zy j zeekre da da t éeste verdiep is ier?
T is lik zoa ooge da w ier zittn’
De verpleegsters stoakn èm in ne slapzak
moa ka èm were losgemakt
Da voend n géestig; overèks doen
teegn droad zyn
Je kéek noa buutn en je wréef over zyn ooft
Je koste da goed, over zyn ooft wryvn
T oar van boovn leit n upsyts
en da upsyts wréef n noa beneen
Je boag zyn ooft zoa dak n boovnkant
goed koste zien; je kéek noa my
en j oalde zyn skoers up lik of dat n wilde zeggn:
‘en ik die vroeger zoaveel oar a!’
Twoarn van de latste woordn
dat n nie teegn my gezeid ee

DAAROM

In de pauze opent Nele een pakje koeken en deelt ze uit.
'Wil je ook een koekje Wahid?'
'Waarom?'
'Zomaar', zegt Nele.
'Wat? Zomaar? Wat is zomaar?'
'Gewoon, zonder dat er een reden voor is.'
'Ik weet het', zegt Wahid. 'Een beetje zoals daarom.'
'Wat bedoel je?'
'Soms als ik vraag waarom, zeggen zij: daarom!'


Even is het stil. Ondertussen neemt Wahid een koekje.
'Doe je niet mee met de ramadan, Wahid?' vraagt Jelle.
'Nee', zegt Wahid.
'Waarom?' vraagt Jelle.
'Zomaar', zegt Wahid.
'Hoezo, zomaar?' vraagt Jelle.
'Daarom!' zegt Wahid.