vrijdag 6 december 2019

OP EEN DAG

Zoals een succesvol traject van een medewerker tot grote voldoening kan leiden, is een mislukt parcours een bron van frustratie en droefenis. Gelukkig gebeurt het niet zo vaak. Meestal gaat het om jonge mensen. Alles proberen we, Nathalie, mijn assistente en ik. Ons geduld is eindeloos, maar ze slagen er niet in om door te zetten.
Om 's morgens op te staan. Om op het werk te verschijnen. Om te blijven. Om te werken.
Vaak hebben ze al een hele lijst aan voormalige werkplaatsen opgebouwd, via interimkantoren waar ze zich ondertussen niet meer moeten aanbieden. Op het moment dat ze bij ons komen solliciteren, krijgen ze een leefloon en wonen daarnaast soms ook nog eens in een crisiswoning, een voorlopige noodoplossing met dank aan het OCMW. Ze staan aan de rand van de afgrond want als ze er niet in slagen hun job hier te behouden dreigen ze alles te verliezen. Maar hoewel ze dat weten, en ze het bovendien geregeld te horen krijgen, lukt het niet. Waarom? Duizend en één redenen.
Ze hebben nooit geleerd om iets vol te houden. Ze hebben ook nog nooit iets tegen hun zin moeten doen. Het leven is een speeltuin en ze zijn hier in de eerste plaats om te genieten. Ze hebben enkel rechten maar geen plichten. Ze vinden het alleen maar vanzelfsprekend dat ze geld krijgen om niets te doen. Ze hebben het goede voorbeeld niet gezien. Of er was gewoon geen voorbeeld.
Martin en Marco werkten hier op verschillende tijdstippen. Bij mijn weten kennen ze elkaar niet. Toch hadden ze veel gemeenschappelijk.
Beiden jonge twintigers. Ambitieus gestart maar het vuur doofde snel. Daarna waren ze meestal lusteloos. Ze sleepten zichzelf voort. Letterlijk. Je moest hen vragen om hun voeten op te tillen. Dan keken ze je verstoord aan, een blik die twijfelde tussen ontreddering, gekwetstheid en ergernis. Ze waren het slachtoffer van je onredelijkheid, kansloze prooien van je kleine dictatuur. Uit protest tilden ze hun voeten demonstratief iets hoger op, enkele stappen na elkaar, en vervielen toen weer in een apathisch verder schrijden in slow motion.
Je moest ze continu aansporen om wat flinker te zijn, wat energieker uit de hoek te komen, ze erop wijzend dat het hier toch best meeviel. Om negen uur beginnen en om vijf uur klaar met werken. Drie pauzes; een kwartier in de voormiddag, een half uurtje 's middags en een kwartier in de namiddag. Alles voorhanden om het werk zo gemakkelijk en comfortabel mogelijk te maken. Vermelden dat werken hielp om je zorgen even te vergeten. Ze ervan proberen te overtuigen dat de tijd dan ook sneller zou gaan, en wie weet, misschien zouden ze zich zelfs amuseren.
Over het algemeen haalde zo'n speech niet veel uit, kreeg je enkel meewarige of spottende blikken, maar een zeldzame keer veerden ze op en knikten ze, ja, het was waar, je had gelijk, en dat ze wat meer hun best zouden doen. Weet je wat, ze kregen er zelfs zin in, wat een goeie chef was jij toch, jij kon mensen echt motiveren, maar ja, daarom was jij hier dan ook de chef natuurlijk! En ze lachten en reden een bak met spullen dichterbij, stroopten hun mouwen op en begonnen eraan. Waarna je hoopvol wegliep, vol goede moed.
Maar het kon evengoed dat, als je iets vergeten was en ogenblikkelijk terugkeerde, ze zich weeral hadden neergezet, niet eens opspringend toen ze je terug zagen komen, maar hun hoofd schuddend, zeggend dat het toch niet ging, dat het niets ging worden, dat ze het zo moeilijk hadden, je gepijnigd, in elkaar gedoken aankijkend alsof het universum op hun schouders drukte, zodat je bijna medelijden kreeg tot ze je vroegen of ze misschien eerst een sigaret mochten gaan roken, dat het daarna waarschijnlijk beter zou gaan.
Of ze waren tot je grote vreugde toch met werken begonnen en later, als je de afvalbakken controleerde, zag je beeldjes die onbeschadigd binnen gekomen waren, in duizend stukken liggen. Niet één keer maar geregeld. Agressie. Dan hadden ze zich na je vertrek afgereageerd op enkele borden of wat biscuit.
'Er was een barstje in Rino. Je zegt toch altijd da je niet wilt dat we iets dat al kapot is in de winkel brengen?'
Dat was hun verweer als je hen op je vermoeden wees, terwijl ze vol onbegrip hun hoofd schudden, hoe kon je zoiets van hen denken.
En het was ook zo, kapotte spullen hoorden niet in de winkel, en misschien had ik niet goed gekeken, niet gezien dat er een handje ontbrak, enkele vingers of wat bloemblaadjes, of dat het hoofdje er al eens opnieuw was opgezet. Het gebeurt wel vaker.
Alleen gebeurde het bij hen iets te vaak, het was te opvallend, bakken vol kapotte spullen waar voorheen niets aan leek te mankeren.
Ze waren futloos, hadden geen energie. Waaraan dat lag? Slechte eetgewoonten konden de oorzaak zijn. Of stress vanwege huisvestings- of relatieproblemen. Slaaptekort, eventueel in combinatie met een kater. Niet zelden ook lag overmatig marihuanagebruik aan de basis van deze stemmingswisselingen. Dat onvoorspelbare schakelen tussen onverschilligheid of razernij. Ze rookten een eerste joint toen ze net wakker waren en de dag was al meteen om zeep.
En tenslotte, nadat je alles geprobeerd had, moest je ze wel laten gaan. Je kunt ze niet houden. Je mag iemand niet dwingen tot iets wat hij of zij niet wil. Zo zijn er helaas nog, meestal jongens maar ook meisjes, die we zagen komen en weer gaan. Soms komen ze nog eens ter sprake. Gemiste kansen. Het steekt nog steeds.
'Ze waren er nog niet klaar voor', zeggen Nathalie en ik dan troostend tegen elkaar.
Je ziet hun potentieel, hun talent en een tijdlang ben je er zeker van dat de sky the limit is, als ze maar willen, als je het hen maar kunt laten inzien. Tot je het korset ziet waarin tijd en plaats ze heeft gewurmd, de gevangenis waarin ze leven onder invloed van familie en vrienden. Onder de ballast van hun verleden. Die bizarre overtuigingen die erin gebakken zitten. Het vervormde beeld dat ze van de wereld hebben.
Zoals David. Hij vond werk dan weer gewoon verloren tijd. Het zat in de familie. Zijn ouders deelden dezelfde filosofie. Daarnaast had hij veel last van depressies. Wat dat precies was, kon hij niet goed uitleggen, maar zijn moeder had het ook.
Het was zomer toen hij hier begon, en hij moest, om te beginnen, twee halve dagen per week werken. Indien dat goed verliep, zouden we het werkritme langzaam opbouwen, en naar drie halve dagen gaan. Maar op zijn tempo.
'Ik wil buiten werken', zei hij toen ik hem na een rondleiding vroeg wat hij hier wilde doen. Dat was nu net het enige wat niet mogelijk bleek. Maar hij stond erop, zei dat hij anders gek ging worden. Ik zei dat het normaal was dat hij niet graag binnen zat met zo'n mooi weer, maar dat dit voor iedereen gold die hier werkte. En dat zij achtendertig uur per week moesten werken, in tegenstelling tot de twee keer vier uurtjes die hij hier door moest brengen. Dat dit het systeem was waarvoor hij koos als hij verder geld wenste te ontvangen.
Hij zei dat hij het begreep, maar dat hij niet lang aan één stuk door hetzelfde werk zou kon doen, want dat hij dan problemen kreeg om zich te concentreren. Dus verzon ik een reeks klusjes, kleine, afwisselende werkjes. En dat ging goed, hij kwam elke week twee keer langs, handelde de werkjes behoorlijk af en na verloop van tijd leek een derde halve dag tot de mogelijkheden te behoren. Hij werd uitgenodigd door zijn trajectbegeleider die trots op hem was en die suggereerde om een nieuwe stap vooruit te zetten, een logische stap naar zelfstandigheid. En het zweet brak uit bij David, je zag het parelen op zijn voorhoofd, en de volgende week was hij ziek. En de week daarna ook. En alle daarop volgende weken, maandenlang.
Een depressie, naar ik vernam.
En toen ik dacht dat het voorbij was, stond hij daar plots opnieuw. Iedereen blij en alles weer van vooraf aan. David herpakte zich vlot en na een tijdje waren we bijna vergeten dat het de vorige keer zo de mist in was gegaan. Tot die derde halve dag opnieuw ter sprake kwam. Op slag zat hij weer thuis. Enkele maanden lang hoorde of zag ik niets van David. Tenslotte wilden ze zijn contract stopzetten.
Maar eerst wou zijn trajectbegeleider het nog een laatste keer proberen, en we nodigden David uit voor een gesprek, gingen met hem aan tafel zitten.
Of hij wel wist dat iedereen hier zo zijn best voor hem deed? En dat hij zijn toelage zou verliezen als hij niet op zijn minst probeerde om te werken? En dat hij op straat zou komen te staan als hij geen inkomen meer had?
De trajectbegeleider klonk echt boos, zelfs ik was onder de indruk. Toen milderde de toon van zijn stem. Want dat David geluk had, en niet bang hoefde te zijn, hij kreeg nog een nieuwe kans. Hij mocht wederom opnieuw beginnen. Maar dit was echt de allerlaatste keer. Als hij dit verknalde kon niemand nog iets voor hem doen.
'Wat denk je David?', vroeg onze coach. 'Proberen we het nog een keer?'
Tot iedereens verbazing schudde David van nee.
'Maar dan verlies je je toelage, David!' De jongen mompelde iets.
'Wat zeg je daar David?'
'Ik kom niet terug.'
Ontgoocheld omwille van alle inspanningen dropen de trajectbegeleider en de coach af. Ik zat nog eventjes samen met David.
'Besef je wel wat er gaat gebeuren? Nu gaan ze je toelage schrappen, en dan? Dan heb je niets meer. En als je geen geld meer hebt, beginnen de problemen pas goed. Dan kun je de huur niet meer betalen, geen eten meer kopen. En tenslotte laat iedereen je vallen. Dat wil je toch niet Dav….'
Hij legde een hand op mijn schouder.
'Ik vind het bijzonder lief van je dat je zo met me begaan bent Rino, maar je hoeft niet met me in te zitten. Je gelooft toch niet echt dat ze me laten vallen? Ze hebben het al vaak gezegd, maar ze hebben het nog nooit gedaan. Je moet het uit je hoofd zetten, laat het rusten, echt, je moet je niet zo'n zorgen maken. Het komt allemaal goed, je zult het zien!'
Hoewel het ondertussen al enkele jaren geleden is, krijgt hij tot op vandaag nog steeds zijn bijlage. Af en toe zie ik hem aan het bushokje staan. In een bermuda, met een bloemenhemd, een rugzakje over zijn schouder, een sigaret in zijn ene hand en breed grijnzend vanonder dat strooien hoedje en die zonnebril naar me zwaaiend met zijn andere hand terwijl ik hem passeer, onderweg naar mijn werk.
Sommigen slagen er dus in om door de mazen van het net te glippen. Het is een wonder hoe ze het doen. Pas op, het is niet gemakkelijk. Het vereist een groot je-m'en-foutisme. Lak hebben aan alles. Enige schaamteloosheid ook. Maar ik denk nog steeds, meer nog, ik ben ervan overtuigd dat het niet kan blijven duren. Er komt een einde aan.
Op een dag staan David, Martin en Marco, en alle anderen hier weer voor mijn neus.