maandag 30 mei 2022

FAMILIE

Hoewel de weersvoorspellingen aanvankelijk niet veel goeds beloofden scheen de zon volop terwijl ik via Vichte naar Anzegem reed. Net voor ik de kringloopwinkel in Avelgem bereikte, berichtte men in het nieuws over de 22 slachtoffers in een school in Texas; twee leraren, negentien schoolkinderen en de schutter; een achttienjarige oud-leerling die zich recent een wapen had aangeschaft en tenslotte door de politie werd neergeschoten.
Ik ontstak de lichten, schakelde de computers in, stelde de koffiemachine in werking en keek naar de vier cactussen op de vensterbank. Iemand had ze hier enkele maanden geleden afgezet.
'Dat zijn levende wezens', zei Arno toen hij de potten naar binnen bracht.
'Zoiets doe je toch niet?' We besloten de planten te adopteren en waakten er sindsdien over dat er naar ze omgekeken werd maar ook dat ze niet teveel water en zonlicht kregen.
Het leven op de vensterbank in onze keuken leek hen te bevallen, hun kleuren werden feller, hier en daar kwamen er scheuten bij en eentje, een tepelcactus, oorspronkelijk afkomstig uit Mexico, betuigde zijn dankbaarheid door ons uitzicht op te fleuren met kleine, rozerode bloemen.
Bjorn kwam binnen.
'En? Goed geslapen in je nieuwe bed?' vroeg ik.
'Ik wist dat je dat ging vragen', zei hij.
Gisteren, dinsdag, onze eerste werkdag van de week, kwamen we van Bjorn te weten dat hij na lang wikken en wegen eindelijk een nieuw bed had gekocht, een boxspring. Het had hem een kleine vijftienhonderd euro gekost. Hij woont sinds enkele maanden alleen en is zich aan het installeren. Zondag had hij het bed gemonteerd en er die avond voor het eerst in geslapen.
'Dat is toch veel geld, Rino? Maar ik heb bijna geen oog dichtgedaan. Middenin de nacht die topping er afgegooid. Daarna was het iets beter maar toen ik opstond had ik overal pijn, niet normaal, zo hard als die matras is. Pocketveren, verschrikkelijk!' Hij schudde zijn hoofd.
'En vorige nacht heb ik het nog eens geprobeerd maar het was weer van hetzelfde! Voor geen geld slaap ik nog in dat bed!'
Eventjes ontspande zijn gezicht.
'Geen interesse in een boxspring, Rino?'
Het zou een wrede speling van het lot zijn moest Bjorn - die sinds jaar en dag elke ochtend aan iedere medewerker vraagt of ze goed geslapen hebben en die tot hiertoe steevast instemmend antwoordt als je de vraag terugstelt, er meestal aan toevoegend dat hij weer raar gedroomd heeft en daarna negen op de tien keer zijn droom vertelt, een bizar verhaal waar niemand een touw aan vast kan knopen - voortaan alleen nog maar met slapeloze nachten af zou moeten rekenen. Maar aangezien we eerder al hadden vastgesteld dat Bjorn soms wat te snel van stapel loopt, probeerden we hem er gedurende de dag met z'n allen van te overtuigen dat hij zijn nieuwe bed nog een kans moest geven.
Want dat het normaal is dat je aan iets nieuws moet wennen. Zo moet je een paar nieuwe schoenen ook inlopen, of gewoon worden aan een nieuwe bril. Maar hij was vastbesloten.
'Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om terug op dat ding te gaan liggen. Vannacht slaap ik opnieuw op mijn veldbedje!'
Nu stond Bjorn hier flauw glimlachend te knikken. De koffieautomaat pruttelde, het sein dat de ingebrachte hoeveelheid water doorgelopen was. De collega's schoven aan voor een bakje troost.
'Je had gelijk, Rino. Ik heb vannacht toch nog eens in dat bed geslapen en het ging al veel beter. Eerlijk gezegd heb ik eigenlijk best goed geslapen.'
Een spontaan applaus brak los, er werd geroepen en gejoeld en Arno floot op z'n vingers.
'Zie je wel', zei Almas. 'Je mag nooit te snel opgeven.'
Bjorn knikte.
Toen vond Marjan dat het tijd werd om het gesprek een nieuwe wending te geven: 'Heb je het gehoord van die schietpartij in Texas?'
'Over die gek die negentien kinderen heeft gedood?', vroeg Kris waarmee hij de zaak voor iedereen verduidelijkte.
'Echt, Amerika is een rotland', zei Jan. Arno knikte.
'Iedereen heeft daar een geweer bij zich.'
'Ja,' lachte Frederick, 'en achter ieder grassprietje zit er iemand met een wapen in aanslag.'
'President Biden heeft opgeroepen om er nu toch eindelijk eens iets aan te doen', zei Jan.
'Tevergeefs,' zei Frederick, 'het zit gewoon in hun DNA. De wapenwetgeving is er zelfs nog niet zolang geleden versoepeld. Iedereen die ouder dan 21 is mag zonder vergunning of kennis van zaken een wapen dragen op straat. Studenten mogen zelfs wapens meenemen naar school!'
Het nuchterste en meest verhelderende inzicht kwam echter van Marleentje; ze werkt hier ondertussen al een jaar of zeven, zit meestal stil en teruggetrokken in haar hoekje, onopvallend kruiswoordraadsels op te lossen tot ze iedereen plots verbaast door met enkele rake zinnen de situatie samen te vatten.
'Zolang de Republikeinen de meerderheid vormen in de senaat zal er, nee, kan er niets veranderen. Vooral niet omdat ze zwaar gesponsord worden vanuit de wapenlobby. Ze noemen zoiets een patstelling, een vicieuze cirkel.' Gemompel, sommigen schudden het hoofd, anderen knikten verslagen.
'Gelukkig heeft Bjorn vannacht goed geslapen', lachte Arno, die de zaken graag eenvoudig houdt. Waarna de aandacht opnieuw eventjes naar Bjorn ging en toen was het tijd voor het werkoverleg. Dat verliep kort en bondig want allen kennen ze hun taak, weten ondertussen reeds min of meer wat er van hen verwacht wordt en terwijl iedereen uit z'n stoel overeind kwam en overging tot de orde van de dag, bedacht ik voor de zoveelste keer wat een merkwaardig stel we hier eigenlijk vormen. En plots zag ik een zekere verwantschap met de vier cactussen op onze vensterbank.
Alle wegen bleken op een bepaald moment naar hier te leiden, bij de meesten echter zonder al te veel verwachtingen en van sommigen zelfs ronduit tegen hun zin, aanvankelijk afstandelijk en terughoudend. Zowel inlanders en nieuwkomers, complete vreemden voor elkaar.
Maar kijk, vandaag zat iedereen hier duidelijk goed in zijn of haar vel, er was begrip voor elkaars tekortkomingen waardoor er wederzijds respect ontstond, de sfeer was bij momenten zelfs ronduit vriendschappelijk en het voelde af en toe bijna alsof we een huishouden deelden, alsof we deel uitmaakten van een groot samengesteld gezin.
Of zoals Bjorn het er uitflapte, toen iemand hem onlangs op een middag, terwijl we samen zaten te eten, vroeg of het niet saai was om nu alleen te wonen. Hij aarzelde even en zei toen: 'Een beetje... Maar het valt wel mee. Gelukkig heb ik mijn werk.'
En daarna, grinnikend: 'En hier zijn jullie mijn familie.'



STRUIKELEN OVER TAAL

Diada heeft achttien maanden bij ons gewerkt, in de kringloopwinkel in Avelgem. Enkele jaren geleden zwaaide ze hier af, met een prachtig rapport. Ze woont in de buurt en komt wekelijks langs met haar dochter, toen nog een kleuter.
Diada, die afkomstig is uit Ivoorkust, werkte op de kleding­afdeling en stond geregeld achter de kassa, waar ze de klanten bediende. Niet dat haar Nederlands zo goed was, maar vol begeestering gebruikte ze alles­ wat ze in huis had om haar punt te kunnen maken: het beetje Nederlands dat ze kende, enkele woorden Frans en Engels, veel gebaren en humor. Ze was graag gezien door de klanten.
Aan het einde van haar parcours hier werd ons geregeld gevraagd of we Diada niet in dienst konden houden. Maar onze kringloopwinkel is als onderdeel van een maatwerkbedrijf vooral bedoeld­ als springplank naar de reguliere arbeidsmarkt.
Diada had geluk en kon enkele weken later op proef beginnen in een nabijgelegen warenhuis. Voor en tijdens haar traject ging ze wekelijks naar de Nederlandse les. Ze was ervan overtuigd dat je alles­ kunt, als je het maar hard genoeg wilt.
Ik herinner me hoe ze hier op een keer na een examen huilend binnenkwam. Toen ik vroeg wat er aan de hand was, zei ze snikkend dat ze maandenlang na haar werk in het warenhuis tot ’s avonds laat had geleerd, maar dat onze taal ‘véél véél moeilijk’ is en dat ze zo nerveus was dat ze zich tijdens het examen­ bijna niets herinnerde van de leerstof.
We hadden in onze winkel gezien hoe hard ze haar best deed om bij te leren. Zo vroeg ze geregeld uitleg en hield ze die in een schriftje bij, woorden die ze in de pauze geregeld luidop herhaalde. Maar als ze het een week opzij legde, loste de opgedane kennis binnen de kortste keren weer op.
Aan Diada moest ik denken toen ik las dat 81 procent van de Vlamingen vindt dat niet-westerse migranten Nederlands moeten kunnen spreken om Vlaming te worden, een van de resultaten van De Stemming. En aan Isa uit Afghanistan, Mahmoud uit Syrië, Jalal uit Jemen en al die anderen die hier gewerkt hebben en tussen­door vol goede moed naar de Nederlandse les gingen.
Meestal waren ze laag­geschoold. Verder hadden ze met elkaar gemeen dat ze heel ge­dreven waren om hier een nieuw begin te maken, maar ook dat ze boven de veertig waren en dat hun talenknobbel niet zo goed meer functioneerde. Hartverscheurend als je merkt dat wat wij met de paplepel meegekregen hebben, onbereikbaar is voor een ander. Maar hoe ouder je bent, hoe moeilijker­ het wordt.
Diada kreeg na zes maanden haar ontslag in het warenhuis, de manager had besloten dat haar taalgebrek een te grote struikelblok was. Maar vrijwel meteen daarna vond ze een job bij een poetsdienst waar alles sindsdien goed verloopt. ‘Ik doe het voor mijn dochter’, zegt ze. ‘Nia moet alle kansen krijgen.’
Mochten de bevraagden Diada­ kennen, zou 81 procent er dan nog steeds van overtuigd zijn dat ze geen plaats in onze maatschap­pij verdient?



LUCIFERIAN TOWERS

Gisteren, op Atelier in Beeld, ik heb het al enkele keren gehoord maar het is toch altijd weer even opkijken als ze het opnieuw aan iemand uitlegt: 'Waarover dit werk gaat? Ja… Eigenlijk een wat somber werk hoor. Wil je het toch weten? Het is geïnspireerd op een gravure van Hans Witdouck die de volledige scène toont van de kruisoprichting door Rubens, maar het tafereel wordt bevolkt door andere wezens en figuren. Ook de setting is aangepast. De verdorvenheid van de mens staat centraal, de decadentie, met hoe weinig respect we omgaan met de wereld, de dieren, de natuur. Een grimmig toekomstbeeld waarin de mens zich alles toeëigent, andere soorten uitbuit, naar zijn hand zet.' (Wijst op de ruiter bij de paarden) 'De bedrieger die zich vermomt, anders voordoet, boven de rest stelt, dood en verderf zaait en enkel een spoor van vernieling achterlaat terwijl alles om ons heen met verstomming toekijkt…' (Lacht) 'Gezellig hé? Nog een mooi muziekje voor erbij en niet bang zijn om de volume knop open te draaien: het een kleine acht minuten durende 'Undoing a Luciferian Towers' van Godspeed You! Black Emperor. Ken je dat? Wacht, ik ga het direct eens afspelen...'



BESTE MENEER POETIN,

Morgen is het 9 mei, de 'Dag van de Overwinning' waarop Rusland de 77ste verjaardag van het eind van de tweede wereldoorlog viert en het triomferen op nazi-Duitsland. Men is er hier in de kranten en op het nieuws al een week of twee over bezig, benieuwd waarover uw speech zal gaan en wat voor vreselijks u dan aan zult kondigen. Zo bestaat de vrees dat u uw land die dag zult mobiliseren, waardoor we weer een stap dichter bij een nieuwe wereldoorlog komen terwijl er tegelijk ook gehoopt wordt dat u op dat moment de oorlog stop zal zetten. Niet enkel de ogen van de Russische bevolking zullen op u gevestigd zijn maar die van heel de wereld. Hebt u al beslist wat er moet gebeuren? Waarnemers beweren alvast dat er nog geen aanwijzingen zijn welke kant het uit zal gaan.
Daarom dat ik nu, ter elfder ure, besloten heb nog even kort het woord tot u te richten. Ik weet wel dat het quasi ondenkbaar is dat dit schrijven u ooit zal bereiken, anderzijds ben ik al eerder verrast geweest door onbereikbaar gewaande bestemmelingen die plots toch reageerden.
Vol verbijstering en afschuw keken we toe, twee en een halve maand geleden, naar die inval van uw soldaten in Oekraïne. Huilende moeders die gisteren nog een normaal leven leidden en niet begrepen, niet konden geloven wat hen die dag overkwam. Sindsdien zijn er die aanhoudende bombardementen waarbij hele dorpen en steden van de kaart worden geveegd. We horen en lezen erover en kijken naar het nieuws, naar het lijden van die miljoenen onschuldige mensen.
Het is een catastrofe van ongeziene omvang en niet enkel voor de bevolking maar ook voor de dieren en de natuur in het algemeen. En het ergste van alles: niet een of ander ongelukkig toeval vanuit de kosmos maar enkel en alleen u bent de oorzaak van deze ramp. Want het is u die zich genoodzaakt zag uw buurland met een enorme troepenmacht binnen te vallen en er grote schade aan te richten.
Wanneer men kan bewijzen dat er oorlogsmisdrijven plaatsgevonden hebben, kunnen de verantwoordelijken hiervoor nadien voor internationale straftribunalen, een internationaal strafhof of een militair tribunaal worden gedaagd.
Maar wat met een misdaad tegen de natuur? Aangezien de natuur geen rechtspersoonlijkheid heeft, kunnen staten niet vervolgd worden voor het schenden van haar rechten. Al jarenlang ijveren diverse milieuorganisaties voor een erkenning van het begrip 'ecocide' in het strafwetboek, zonder succes voorlopig. Mogelijk speelt de angst dat een concrete wet met terugwerkende kracht tot enorme schadeclaims zou kunnen leiden.
Men beschouwt het echter wel als een oorlogsmisdaad als er aangevallen wordt in de wetenschap dat dit grote en langdurige schade zal opleveren aan het milieu (Zie de verdragen van Genève, 1977).
We mogen er dus van uitgaan dat u (naast alle andere aanklachten) binnen afzienbare tijd in beschuldiging zal worden gesteld voor uw aandeel in deze oorlog (en in de oorlog in Syrië, nu we toch bezig zijn), voor de daaruit voortvloeiende schade die onze zieltogende planeet hierdoor ondervindt, en voor de geschatte verkortingsduur van vandaag tot het punt waarop moeder aarde voor de mens en tal van soorten onleefbaar zal geworden zijn.
Kortom, u kunt uw handelingen niet ongedaan maken maar misschien toch iets om even bij stil te staan de komende nacht terwijl het slapen u wordt belet omdat u het lot van de wereld nog moet bepalen.

LA BUTTE AUX BOIS

Gisteravond in Lanaken in La Butte aux Bois een kunstveiling bijgewoond ten voordele van Oekraïne. Er werden verschillende werken geveild waaronder de twee beelden die Greet voor de veiling beschikbaar had gesteld. Het leverde een bonte avond met enkele pakkende getuigenissen op, en veel fijne ontmoetingen waarbij nog maar eens opviel dat er aan de meeste kunstenaars toch een serieuze vijs los zit. Gelukkig maar!

Veilingmeester was Stijn Meuris, die goed op dreef was en de ene oneliner na de andere uit zijn pet toverde, en aan wie er misschien wel een gedreven houtbewerker verloren is gegaan, getuige het enthousiasme waarmee hij te pas en te onpas met de hamer sloeg 🔨








OUDE BOMEN

In het voorjaar van 1982 zijn we aan het werk naast een historische vierkantshoeve, de hoogbejaarde eigenaars hebben op zo'n honderd meter van het hof nu eindelijk dat woonhuis laten zetten voor hun oude dag, een kleinzoon neemt het bedrijf straks over. Het is een bewuste keuze van het stel om dichtbij te blijven wonen zodat ze af en toe nog een handje kunnen toesteken.
'Ik ben hier geboren in 1896', zegt Marcel, de oude, kromgegroeide boer. Hij hoest, het kraakt afschuwelijk, het lijkt wel alsof de bliksem naast ons inslaat. Slijmen worden luidruchtig opgetrokken en vakkundig naar de grond gefluimd en terwijl hij daarna z'n neusgaten beurtelings uitblaast door de ene neusvleugel dicht te houden met een wijsvinger en lucht doorheen te andere te persen, wijst hij op de landerijen om ons heen.
'Onze grond, zover je kunt kijken. Ik heb die jaar na jaar bewerkt, net als mijn vader en mijn grootvader. Je waant je onmisbaar tot je een stap achteruit moet zetten omdat het werk te zwaar geworden is.' Hij zucht, schudt dan z'n hoofd; er is toch niets aan te doen, en wijst met een zijdelingse knik in de richting van een streuse jongeman die in een blauwe overal in de verte loopt.
'Hij gaat dat goed doen, het zit in z'n bloed. Maar oude bomen moet je niet verplanten. En als ik voor niets meer kan dienen,' in die kleine glanzende oogjes plots een opflakkering van strijdlust, 'mogen ze me afmaken en bij het oud vuil gooien!'
Marcel komt enkele keren per dag langs om te kijken hoe de werken vorderen. Vol ontzag staat hij dan in stilte voorovergebogen naar ons opkijkend hoe we de pleister met het plakmes van de truweel halen en in één haal over de muur smeren.
‘Van mij zou het allemaal op de grond liggen…' En hij grijnst zijn oude, reeds flink uitgedunde gebit bloot. Dan draait hij zich om, wat in kleine zijdelingse stappen moet gebeuren: alles aan dat lijf heeft zijn beste tijd gehad.
De radio brengt afleiding, verzet onze zinnen tijdens de lange werkdagen. Maar wat voor mijn vader een plezier is, blijkt voor mij vaak een foltering. In de dagprogramma's van Radio Tornado, een vrije radio uit de omtrek, gaan ze er prat op het Nederlandse levenslied te promoten. Van de Engelstalige nummers die wel worden gedraaid, hoef je de taal niet te begrijpen; 'Mona Lisa' van Engelbert Humperdinck, 'I'm Sorry' van Brenda Lee, 'Green Green Grass of Home' van Tom Jones, 'Hurt' of iets anders van Timi Yuro, en nog van die smartlappen. Het past wonderwel samen met 'Drink Rode Wijn' van Joe Harris of 'Zeven Anjers, Zeven Rozen' van Willy Sommers, 'Ik Ben Verliefd Op Jou' van Paul Severs of 'De Dag Dat Het Zonlicht Niet Meer Scheen' van John Terra.
'Dàt is muziek', zegt mijn vader treiterig.
Als ik ’s avonds bij mijn beste vriend, Johan de boerenzoon, langsga om een karaf melk, beklaag ik mijn lot en luisteren we samen naar ‘Rust Never Sleeps’ van Neil Young, zijn favoriete plaat van het moment, een rockalbum met een akoestische en een elektrische kant die tenslotte afsluit met het nummer waarmee de eerste kant van de plaat begint, 'Hey Hey, My My’, maar dan in een duistere, alles verpletterende versie.
De volgende ochtend duwt vader de stekker van de radio in het stopcontact, de enige manier waarop we het toestel nog kunnen aan en uitschakelen en we zijn opnieuw vertrokken: ‘Rode Rozen voor Sandra’ van Jimmy Frey gevolgd door ‘Santa Maria’ van Bobby Prins en 'Vrijgezel' van Benny Neyman. Mijn vader grinnikt als ik mopper, zijn lippen op elkaar persend opdat zijn allang uitgedoofde sigaret niet uit zijn mond zou vallen. Ik maak geregeld de vergelijking met de folterpraktijken van de Japanners tijdens de tweede wereldoorlog, het is mijn vader zelf die me vertelde dat hun tactiek eruit bestond om iemand vast te binden op een stoel, kaal te scheren en daarna om de zoveel seconden een waterdruppel op hun hoofd te laten vallen, als het moest dag en nacht, soms dagen aan een stuk. Bomen van venten die aanvankelijk nog liever hun tong afbeten en inslikten alvorens te praten, bekenden tenslotte alles wat hun ondervragers wilden horen.
Mijn situatie lijkt misschien iets minder erg maar ik zie het eveneens als een vorm van psychologische oorlogsvoering. Gelukkig draaien ze af en toe ook wel eens iets van Boudewijn De Groot, Jan De Wilde of Wim De Craene. Want de radio op een ander kanaal af stemmen vraagt nog een lange tijd van actie voeren vanuit de oppositie tegen het schrikbewind van mijn vader.
'Doris Day' van Doe Maar slaat dan ook in als een bom. Bitterzoete ska met een tekst waarin de stompzinnigheid van tv programma's aan de kaak wordt gesteld. De zanger roept op om je te verzetten tegen de verveling, tegen het afstompende en geeft daarmee perfect weer hoe ik me als vijftienjarige voel in deze kleine, bekrompen gevangenis. Het is opwindend, intelligent en bevat humor, het valt met niets te vergelijken in ons taalgebied en telkens het begint slaat mijn hart een tel over. Tegelijk is het gewoon in het Nederlands dat hiermee bewijst dat het ook nog altijd cool en hip kan zijn. Er zitten fans bij Radio Tornado, het nummer wordt regelmatig gedraaid en tegen de zomer krijgt het bovendien gezelschap van 'Is Dit Alles', slome reggae en alweer een uppercut van de bovenste plank. In de tekst worden de sleur en de banaliteit van het alledaagse opnieuw aan de kaak gesteld. Voor mijn verjaardag krijg ik de vinylplaat 'Doris Day en andere stukken' die ik kapot draai. Als ik na het werk bij mijn vriend arriveer probeer ik voor de zoveelste keer wat van mijn enthousiasme over te brengen voor het Nederlandse viertal maar de vonk blijft uit.
'Laat maar', reageert hij lauw.
Zodat ik er tot mijn grote wanhoop alleen voor sta als het bericht komt dat Doe Maar voor enkele concerten naar België afzakt. Want ik weet niet hoe ik er kan komen en bovendien ben ik nog steeds maar vijftien en mijn moeder wil er dan ook niets meer over horen.
De oude boer krijgt een oud plakmes van mijn vader. Een truweel heeft hij al. Elke dag komt hij een half uurtje oefenen. Het levert enkele hilarische situaties op en zijn volharding is bewonderenswaardig maar er zit geen groot stukadoor in hem verscholen.
Een maand later krijgen we te horen, we zijn ondertussen weeral ergens anders aan het werk, dat Marcel op een dag onder zijn eigen tractor terecht gekomen is. Het is zijn kleinzoon die hem vindt. Er wordt aangenomen dat de hoogbejaarde man onwel geworden is. Zijn vrouw wil daarna niet in haar eentje in het nieuwe huis gaan wonen. De kleinzoon, die nog vrijgezel is, zegt dat het boerhof meer dan groot genoeg is voor hen beiden dus blijft ze op de boerderij.
Het nieuwe huis raakt snel verkocht.

NONKEL HERMAN & TANTE NORA

Een keer per jaar, meestal in de verlofperiode en liefst op een zwoele zomerdag, rijden we in onze witte Ford Escort naar het ver gelegen, doodlopende straatje waar Nonkel Herman en tante Nora wonen. Nonkel Herman is de oudste broer van mijn moeder, een rustige man die heel slim is en overal een mening over heeft maar die meestal voor zichzelf houdt tenzij er aan de koffietafel over een bepaald onderwerp teveel onzin wordt verteld. Gelukkig is hij ook heel goed in het relativeren en hanteert hij daarbij een milde humor, een eigenschap die hij aan zijn kroost, twee zonen en twee dochters, meegegeven heeft. Verder houdt hij van tuinieren en klassieke muziek.
Tante Nora bereddert het huishouden en is altijd druk in de weer. Een pretentieloze huisvrouw met een nuchtere kijk en een gezonde portie achterdocht.
Helaas kan dit niet verhinderen dat ze enkele weken geleden, als ze op een keer de was heeft ingestoken, pas als de wasmachine zijn cyclus heeft afgewerkt en weer stilgevallen is tot haar ontzetting merkt dat niet enkel de vuile was in de machine zat. Tante heeft namelijk de gewoonte om de trommel aan te vullen tot er genoeg in steekt om een wasbeurt te rechtvaardigen. Maar blijkbaar is ook Cindy, de kat, de wasmachine gaan waarderen, zij het om heel andere redenen. Het is, of beter, was een brave, stille kat van wie men wist dat ze, met al dat rumoer in huis, graag een rustig hoekje zocht om te slapen. Nu had ze blijkbaar het zachte wasgoed in de trommel ontdekt.
Het duurt enkele seconden vooraleer duidelijk wordt naar wat tante Nora precies staat te kijken. Achteraf kunnen ze enkel Cindy’s rustige natuur aanwijzen om te verklaren waarom ze niet reageerde toen tante de machine bijvulde.
Het is bewezen: over je heen laten lopen kun je met de dood bekopen, besluit nonkel Herman.
Mijn neven wisten verder nog dat de kat helemaal binnenste buiten was gedraaid toen ze de deur weer openden. Haar ingewanden zaten overal doorheen en tussen verstrengeld en daarom hebben ze niet enkel de was maar ook de machine moeten weggooien; die konden ze nooit meer helemaal proper krijgen. Ik besefte dat het gegiechel, terwijl ze het verhaal deden, voortkwam uit ongemak.
Lange tijd blijft Cindy in mijn hoofd spoken terwijl ik me probeer voor te stellen hoe het moet geweest zijn als er plots water in de machine komt en ze probeert weg te raken, als de trommel begint te draaien, enkele toeren naar links, enkele toeren naar rechts, waarna ze pas echt in paniek raakt. Moeder zegt ‘brrrrrr’ als we het erover hebben, waarbij ze haar schouders optrekt die samen met haar hoofd met het geluid meetrillen.
Maar verder is het eigenlijk altijd heel gezellig bij nonkel Herman en tante Nora. Vaak is tante Rosa er ook bij. Rosa, een zus van moeder, heeft haar man op zijn veertigste moeten afstaan na een lange, slepende ziekte. Met haar zes kinderen, ons zessen en tante en nonkel met hun vier kinderen komt het aantal hier nu op negentien. Tot ook de vader van tante Nora, voor wie de achterste koterijen werden omgebouwd tot een kleine studio, zich tijdens de koffie bij het gezelschap voegt en we daarna met twintig zijn. Het is een heel oude man met een witte, doorschijnende huid en een dun, beverig stemmetje waarmee hij piepend fluistert waardoor je heel goed moet luisteren als hij iets zegt, en dan nog begrijpen we er niets van. Nadat we taart hebben gegeten, vertelt hij over de oorlog, over wat hij allemaal heeft meegemaakt in het kamp waar hij opgesloten zat, wij herkennen hier en daar een woord maar gelukkig herhaalt tante Nora af en toe iets van wat hij heeft gezegd hoewel ze vermoedelijk ook zaken weglaat zoals ze hele uiteenzettingen tot een of twee zinnen weet te herleiden, maar we moeten er vrede mee nemen aangezien zij de enige is die hem verstaat. Hoe dan ook, we zullen het ons nooit kunnen voorstellen hoe vreselijk het voor hem geweest moet zijn aangezien zijn situatie vandaag nog steeds rechtstreeks voortkomt uit de manier waarop hij destijds in dat kamp behandeld werd.
Maar ook al begrijpt behalve tante Nora niemand wat hij zegt, toch is dit telkens weer het moment, het enigste moment waarop het stil is en iedereen luistert naar het relaas van de oude man, het lijkt wel een sjamaan van wie we hier levenslessen krijgen, ieder woord is kostbaar en we luisteren plechtig, tot hij er uiteindelijk opnieuw het zwijgen toe doet. Dan horen we een ogenblik lang enkel het getik van porseleinen kopjes in schoteltjes, een ongemakkelijk beladen stilte tot iemand kucht, een ander zegt dat het toch allemaal erg is wat mensen elkaar aandoen, een derde beaamt en zo komen de tongen weer los, eerst nog wat aarzelend tot iedereen opnieuw begint te praten, te lachen en te grollen zodat na dit korte moment van bezinning het feest plots weer verder gaat. Thuisgekomen zullen wij vragen hoe het nu eigenlijk ook alweer met tante Nora's vader zit maar vader en moeder beweren dat ze er ook het fijne niet van weten hoewel we eerder denken dat het gewoon te erg voor woorden is en ze het ons niet willen vertellen.
Tenslotte staan moeder en onze tantes zowat gelijktijdig recht om te beginnen met de afwas terwijl de mannen blijven zitten alsof het normaal is, maar het is ook normaal, tante Nora wil niet dat nonkel Herman overeind komt en bijgevolg blijft ook vader zitten, daarbij, met al die kinderen - en ze heeft gelijk: terwijl tante Nora afruimt en wegstopt en alles coördineert, wast moeder af en wordt er onder leiding van tante Rosa met drie, vier kinderen afgedroogd. De ploegen wisselen af en toe waarbij tante Nora droge handdoeken toesteekt en de natte in ontvangst neemt. Ondertussen wijst ze de wegstekers de juiste laden en kasten aan zodat alles een ogenblik later weer op zijn plek ligt of staat. Daarna gaan wij buiten opnieuw verder met waar we - voor we naar binnen werden geroepen om taart te eten - mee bezig waren, hoewel, soms weten we niet meer wat dat was en beginnen dan maar met iets nieuws.
De tijd vliegt hier voorbij en voor we het goed en wel beseffen moeten we opnieuw naar binnen, voor wat telkens weer het gezelligste moment van de dag is, ziedaar: in het midden van de tafel, een grote rieten mand met hoog maar vakkundig opeen gestapelde, heerlijk ruikende bruine en witte pistolets. Daarrond verschillende borden met allerlei soorten beleg in dikke plakken of grote potten: preparé, vleessalade, schellen kaas, gerookte en gewone hesp, salami en lunchworst.
Niet te dicht komen! roepen we naar Frederico, tante Rosa’s jongste zoon, want we moeten denken aan die keer dat hij uit alle macht moest niezen, net op het moment dat hij vlak voor die schaal met broodjes stond, meteen gevolgd door een oorvijg, 'je kon toch een hand voor je neus houden zeker', snauwde zijn moeder maar het kwaad was geschied, het maakte niets uit dat de volwassenen het voorval wegwuifden, alsof er niets gebeurd was: wij hadden die nevel van spuug en snot met eigen ogen kunnen aanschouwen voor hij neerdaalde over die prachtige toren die ogenblikkelijk veranderde in iets waar je liefste van weg wou lopen maar waar we nu nog steeds geacht werden van te eten, je mocht er niet aan denken, edoch, we kwamen er niet onderuit. Dus verdwenen onze handjes tussen de broodjes op zoek naar exemplaren die zich iets dieper ophielden en daardoor hopelijk onbereikbaar waren gebleven.
Maar, behalve die ene keer dus, is het hier telkens weer een waar festijn waarbij gesmuld en naar binnen wordt geschrokt, tot de buiken rond zijn en iedereen voldaan is. De resterende pistolets, nonkel en tante bestellen er steevast te veel, worden onder beleefd protest verdeeld onder de aanwezigen om straks meegenomen te worden, als we weer vertrekken - iets waar we nu nog niet aan willen denken.
Daarna volgt een tweede afwas, die precies zoals de vorige verloopt terwijl nonkel Herman het nieuws opzet en kijkt met vader die nu een pintje drinkt. Uiteindelijk is het tijd geworden, er valt niets aan te doen, voor de afsluitende wandeling in de tuin waar we nonkels tuinierkunsten nog eens uitgebreid bewonderen.
Het afscheid volgt, het is een heel ritueel: jassen worden uitgedeeld, er moet plots nog van alles worden gezegd; trouwens, wanneer kunnen nonkel en tante bij ons langskomen? En tante Rosa moet er dan zeker ook bijzijn!
Voorlopige datums worden aldus afgesproken, de gesprekken verstommen, er vallen steeds meer stiltes terwijl iedereen voldaan staat te glimlachen bij de herinnering aan de namiddag, het vermoeide en deels in slaap vallende nageslacht wordt in de auto gepropt en de ceremonie eindigt pas als de hele familie staat te zwaaien aan het eind van dat doodlopende straatje waar we ons nu langzaam achteruit rijdend van verwijderen tot we kunnen keren, mijn vader geeft gas en we blijven zwaaien tot iedereen en ook het huis uit het zicht verdwenen is, het huis waar nonkel Herman en tante Nora nu, vijfenveertig jaar later, nog steeds wonen.

ECHT GEBEURD

Opvallend veel nieuwe gezichten in alle leeftijdscategorieën de afgelopen dagen in onze kringloopshop. Moeders en dochters, die in de kledingafdeling of bij de boeken blijven hangen. Je hoort ze vol ontzag tegen elkaar bezig: 'Mooie, grote winkel hé hier?', 'Ja, je hebt er geen idee van als je voor de deur staat!'
Mannen in het pak die kuieren door de hobby afdeling, de rekken met electro controleren of de bakken met vinyl doorploegen.
Ook vroegere klanten, die ons een beetje uit het oog verloren waren, komen de boel opnieuw opmeten. Dat ze hier al meer dan half jaar niet meer zijn geweest valt af te lezen aan de verbazing en het enthousiasme waarmee ze ons feliciteren met onze vernieuwde inkom en winkeluitbreiding.
Kortom, de komst van de koning is niet onopgemerkt gebleven.
Dat het momenteel vakantie is, zal er ook wel iets mee te maken hebben maar we kunnen ons niet herinneren dat het eerder dag na dag zo druk was.
De eerste dagen na het bezoek wierpen sommigen ons een nieuwsgierige blik toe maar meestal bleef het daarbij. Af en toe wou iemand meer: 'Niet normaal zeker, de koning op bezoek?’, wat dan gepaard ging met glinsterende pretoogjes maar evengoed kregen we bewonderende blikken. Ze hadden het verhaal via de radio vernomen of gelezen in de krant maar wilden het nu, ter plaatse, nog eens uit de eerste hand horen.
Wonderlijk, zeg maar bizar, als er aan de kassa een lange rij in stilte stond aan te schuiven, iedereen in volle ernst voor zich uitkijkend, de meesten wildvreemden voor elkaar en dan plots iemand die voor elkeen duidelijk hoorbaar dé vraag stelde: 'En, heeft de koning dan echt niets gekocht?'
Ogenblikkelijk algemene hilariteit, iedereen begon te lachen en door elkaar te praten, de vragen kwamen ineens van overal; je ging er medelijden van krijgen met wie aan de kassa werkte en er het hoofd moest zien bij te houden.
Maar allen reageerden ze op hun manier. Timothy, bijvoorbeeld, bleef er heel rustig onder alsof het allemaal niet zoveel voorstelde hoewel zijn stem een beetje trilde toen hij die bewuste dag tegen de koning sprak en probeerde uit te leggen hoe belangrijk ons werk voor het klimaat en het behoud van de wereld was. Nu zei hij dat de koning ook maar een mens was die dagelijks naar het toilet moest. Jan was dan weer blij dat hij niet in die vorstelijke schoenen moest staan want dat het toch niet gemakkelijk kon zijn om altijd op de voet gevolgd te worden. Bjorn, blij het er nog eens over te kunnen hebben, vond het een heel geschikte kerel, waar hij zeker voor gestemd zou hebben, had je moeten stemmen voor een koning! Dat laatste was een vorm van vergelding en viel alleen door insiders te begrijpen want het vloeide voort uit een discussie waarbij de voorkeur van de andere partij naar een president ging omdat die, in normale omstandigheden toch, door het volk en niet door het lot verkozen werd.
Maar ondertussen is de storm alweer gaan liggen en dat Filip I van België hier twee weken geleden rondliep, komt nu aan de kassa amper nog ter sprake.
Ook in onze keuken lopen de meesten alweer zonder op of om te zien langs de bedankingsmail die we enkele dagen na het bezoek van het paleis kregen en waarin iedereen hier nog eens nadrukkelijk bedankt werd voor zijn of haar rol in onze organisatie en die nu ingekaderd op het aanrecht staat. Behalve Jan dan. Keer op weer leest hij de mail om telkens weer glunderend op te kijken. Zoals ook deze middag, als we aan tafel zitten tijdens het half uurtje dat de winkel dicht is. Het is Bjorn evenmin ontgaan waardoor die het nog eens heeft over de grappige reacties van bepaalde klanten die eerste dagen, of ons eraan herinnert hoezeer sommigen onder de indruk waren.
‘Maar het is ook ongelofelijk,’ zegt Jan, net iets te luid, waardoor het klinkt alsof hij ergens tegen protesteert, ‘als je erover nadenkt. Dat dit echt gebeurd is!’
Daarna is het tijdje stil, op het getik van het bestek na, waarmee opgewarmde schotels of resterende kliekjes van de dag voordien naar binnen worden gewerkt. Tot Ahmed, zijn hoofd een beetje schuin, plots zachtjes mompelt: ‘Het was mooi. Heel mooie dag voor alle mensen hier.’ En dan glimlacht hij hoofdschuddend, alsof hij het nog steeds niet kan geloven.
‘Ja,’ zucht Marjan met een dromerige blik in de ogen terwijl ze zich van haar kruiswoordraadsel opricht, ‘het was de mooiste dag van mijn leven.’



DE KEUNINK

'Meen joe gezien wi up n tilleviesje, mè de keunink!'
'Dat dei nog roar zeekre, ut n binn kwam, de keunink?'
'Da wos ier nog teen en tander zeekre, mè de keunink?'
'En, wos n bitje welgezind, de keunink?'
'Oe zy j doarup gekomm, voe te skrievn noa de keunink!'
'En, eetn ton n twuk gekocht, de keunink?'
'Tis nog ne héle cierk ee, mè diene protocol voe de keunink!'
'En eej ton zyne nummre gèt, van de keunink?'
'Kee joe zien stoan in portrette in de gazette neevnst de keunink!'
'Oe lange is n ton gebleevn, de keunink?'
'Ge kwam nog goed oovre, neevnst de keunink!'
'En, wuk voend n van joene wienkle, de keunink?’
'En eetn nog n twuk gezeid, de keunink?'
'Oe, en woarom wos Mathilde nie mee mè de keunink?'
‘En goat ne nog ne kée were kéern, de keunink?'

ADEMLOOS

We staan al eventjes buiten te wachten. Het is windstil en tot onze verrassing verwarmt de zon onze hoofden en schouders weldadig, alsof ze haar steentje bij wil dragen om van dit ogenblik iets onvergetelijks te maken. Er werden nochtans winterse buien voorspeld maar de enige plek waar het nu sneeuwt is onder onze magnolia die al enkele dagen voor een jubelende aanblik zorgt en ervoor gekozen heeft om haar bloemblaadjes nu prijs te geven want welk moment beter dan dit?
Verder is de parking hier helemaal leeg, zoals ons gevraagd werd. Een agent van de veiligheidsdiensten geeft een seintje, we stellen ons op zoals afgesproken, het bezoek is in aantocht. Ik staar naar de overkant van de straat aan het eind van onze oprijlaan, de plek waar het gejoel vandaan komt: tientallen scholieren maar ook volwassenen staan er met vlaggetjes. We horen ze lachen en roepen tot hier, er hangt een uitgelaten sfeer - tot er plots vanuit het niets een sirene weerklinkt in de verte, de veiligheidsagent steekt een wijsvinger omhoog, zich expliciet tot ons wendend, ‘nog één minuut’, zegt hij.
De joelende bende is inmiddels stilgevallen en iedereen kijkt ademloos naar links, een bevroren beeld dat ineens tot leven komt: het lawaai barst los en er wordt vol enthousiasme gezwaaid en gejuichd, overal opgewonden, lachende gezichten. Hekkens die de toegang tot onze winkel verhinderen, worden snel opzij gedraaid; een motor met loeiende sirene en een blauw zwaailicht komt opgereden, gevolgd door enkele wagens waaronder de befaamde zwaarbeveiligde zwarte Mercedes met enkel het cijfer 1 op de nummerplaat en ik besef: nu is het voor echt, verbijt de ontroering die in mijn borstkas zwelt en haal diep adem.



MICROKOSMOS IN KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK

Bij ons eerste bezoek aan het koninklijk paleis begin januari wordt het scenario omtrent het werkbezoek van de koning al eens overlopen. En tenslotte vermeldt zijn woordvoerster dat het niet hoeft, natuurlijk niet!, maar het mag wel: aan het eind van het bezoek een cadeau geven aan de koning. Voorwaarde is dat het iets met het werk in de kringloopwinkel te maken moet hebben. Bart, onze directeur, laat verstaan dat hij het perfecte cadeau weet. Hij knipoogt naar me en ik besef dat hij mijn tweede boek, ‘Microkosmos' bedoelt.
Enkele maanden later is het zover: alles verloopt volgens plan en wanneer de rondleiding ten einde loopt, krijgt de koning mijn boek aangereikt, maar pas nadat Bart op de gelijkenissen tussen het beeld op de cover en de winkel heeft gewezen; de foto werd op deze plaats genomen. Hij steekt de loftrompet: 'Fijnbesnaarde observaties rond de spullen die binnenkomen, de klanten en de medewerkers’ waarna de koning me op een peinzende blik trakteert.
Dus nu bestaat de kans dat ‘Microkosmos’ in de koninklijke bibliotheek terecht komt, al dan niet met leesvouwen en ezelsoren door eerst een tijdlang in het zijvakje van de gepantserde autodeur te hebben doorgebracht, vanwaar het onze vorst wat afleiding en tegelijk een blik op de (kringloop)wereld kan gunnen tijdens de vele ritten die hij straks, dankzij de heropleving van de briefschrijfkunst, zal moeten maken.
< Alle info over 'Microkosmos'? Zie bit.ly/2RuDkZP

< Bestel straks bij uw boekhandel of via epo.be 



NIET GEKOMEN OM TE KOPEN

Het vele poetsen van de afgelopen dagen loont, de winkel ligt er kraaknet bij. De radio zwijgt en er hangt een zachte, comfortabele ruis in de winkel die af en toe licht verstoord wordt door geklik van flitsende camera's verderop. De koning heeft ondertussen reeds kennis gemaakt met Bjorn, Timothy, Zora en Carine. Allen hebben ze bij hun werkpost staan wachten tot we voorbij kwamen terwijl ze een en ander herschikten of deden alsof.
Dat we de mogelijke gespreksscenario's vooraf enkele keren overlopen hebben blijkt nu zijn vruchten af te werpen: op het eerste zicht sterft niemand van de zenuwen, integendeel, de meesten blijven er bewonderenswaardig rustig onder, de omstandigheden in acht genomen.
De koning lijkt heel geïnteresseerd, stelt de juiste vragen en bedankt elke medewerker voor het mooie werk dat zij of hij hier verricht. Hij heeft zonet een uitgebreide uiteenzetting gekregen rond hergebruik en sociale tewerkstelling. Nu is het de bedoeling dat hij de medewerkers ontmoet.
We kuieren langzaam door de winkel. Aangezien ik - zo wil het protocol - net iets achter de koning moet blijven en hij dus de richting bepaalt, loopt er in de verte iemand voor ons uit die de te volgen route aangeeft. Bij alle in- en uitgangen houden mensen van de veiligheid de wacht. Af en toe kijken ze van ver naar elkaar en fluisteren dan iets tegen hun polshorloge maar dat laatste kan ook mijn verbeelding zijn. Enkele groepjes aanwezigen staan op afstand toe te kijken.
Verwonderd staart de koning naar de uitpuilende rekken met werkgerei, speelgoed, huisraad en decoratie.
'Jullie hebben hier werkelijk alles!'
'Ja Sire,' zeg ik, 'en het is allemaal te koop. Mocht u iets zien dat u kunt gebruiken…' Hij lacht.
'Ik ben vandaag niet gekomen om te kopen.'
Hij ontmoet Carine, Ayman, Nathalie en Jan. Telkens wisselt hij enkele woorden en tenslotte naderen we Bruno's afdeling wat onze vorst een verrassend enthousiast 'en er is hier ook een boekenafdeling!' ontlokt, waardoor het vermoeden rijst dat hij een lezer is. Maar onze vorst weerstaat aan de verleiding om dichterbij te gaan kijken.
Elke medewerker somt rustig zijn of haar taken op. De nieuwkomers hebben het qua nervositeit meest te lijden onder het bezoek en moeten geregeld naar woorden zoeken maar krijgen daarvoor ruimschoots de tijd. Ahmed vertelt dat hij uit Syrië komt, vier jaar in België is en dat zijn familie hier drie weken geleden is gearriveerd.
'Dus je bent hier vier jaar alleen geweest?'
'Ja, maar nu is mijn familie hier. En ik ben héél, héél blij.' Ahmed krijgt er tranen van in de ogen.
Nadat de koning hem veel succes heeft toegewenst, schrijden we verder, naar het kledinggedeelte.
'Heel mooi', zegt hij terwijl hij om zich heen kijkt als we door de damesafdeling schuifelen. Eventjes houden we halt bij Marjan. Ze houdt het heel beknopt, vertelt dat ze hier eerst haar traject heeft afgewerkt en nadien vast in dienst kon komen.
'Proficiat', zegt de koning waarna ze hem haar breedste glimlach schenkt. Daarna gaat de tocht verder.
Plots blijft hij zonder enige aanwijsbare aanleiding staan.
Ze hadden me nog zo gewaarschuwd: 'Probeer niet stil te vallen zodat onze planning niet in gevaar komt. Stop zo weinig mogelijk met stappen want eens de koning stilstaat kun je niet anders, je moet wachten tot hij opnieuw in beweging komt.'
Het is een publiek geheim dat de koning zich van de planning vaak niet al te veel aantrekt. Ik zie hoe de veiligheidsdiensten opgewonden tegen hun polsen beginnen te praten, tenminste, daar lijkt het van hieruit toch op.
Onze vorst kijkt onverstoorbaar rond.
'Zo'n gemoedelijke sfeer dat er hier hangt. Zo rustig dat uw mensen zijn. Totaal geen stress. Is dat hier altijd zo?'
Verrast door deze vraag moet ik even nadenken.
'Ik geloof van wel.'
Want het is iets dat wij hier wel vaker van klanten te horen krijgen; dat alles zo ongedwongen verloopt, dat ze hier helemaal tot rust komen.
Ineens gaat het opnieuw vooruit. Ook in de verte komt iedereen weer in beweging.
We bereiken de meubelafdeling, bij Marnix, Jeroen en Marc. Ook hier wisselt hij opnieuw enkele woorden. Tenslotte richt hij zich tot Marc.
'En wie bent u?'
'Ik ben Marc, een vrijwilliger.'
'Ach zo. En hoeveel keer komt u hier per week?'
'Eén dag.'
'En wat doet u hier?'
'Ik help in de brengersreceptie waar we de goederen die de mensen binnen brengen, nazien en sorteren. Het is werk dat me wel ligt. Maar ik doe het vooral om wekelijks eens onder de mensen te komen. Om een keertje weg te zijn en kunnen praten met iemand.'
De koning wendt het hoofd naar mij, traag knikkend.
Alsof het langzaam begint door te dringen.



BEZOEK KONING FILIP 2

 


AANKONDIGING BEZOEK KONING FILIP OP FACEBOOK

De Kringloopwinkel voelt zich vereerd.

25 maart 
𝐖𝐢𝐣 𝐳𝐢𝐣𝐧 𝐛𝐢𝐣𝐳𝐨𝐧𝐝𝐞𝐫 𝐯𝐞𝐫𝐞𝐞𝐫𝐝 𝐞𝐧 𝐡𝐞𝐞𝐥 𝐭𝐫𝐨𝐭𝐬 𝐭𝐞 𝐦𝐨𝐠𝐞𝐧 𝐚𝐚𝐧𝐤𝐨𝐧𝐝𝐢𝐠𝐞𝐧 𝐝𝐚𝐭 𝐊𝐨𝐧𝐢𝐧𝐠 𝐅𝐢𝐥𝐢𝐩 𝐨𝐩 𝐝𝐨𝐧𝐝𝐞𝐫𝐝𝐚𝐠 𝟑𝟏 𝐦𝐚𝐚𝐫𝐭 𝐞𝐞𝐧 𝐰𝐞𝐫𝐤𝐛𝐞𝐳𝐨𝐞𝐤 𝐛𝐫𝐞𝐧𝐠𝐭 𝐚𝐚𝐧 𝐃𝐞 𝐊𝐫𝐢𝐧𝐠𝐥𝐨𝐨𝐩𝐰𝐢𝐧𝐤𝐞𝐥 𝐢𝐧 𝐀𝐯𝐞𝐥𝐠𝐞𝐦.
De Koning zal tijdens dit bezoek kennismaken met de werking van De Kringloopwinkel en de tijd nemen om met medewerkers, ex-medewerkers en een aantal klanten in gesprek te gaan.
Koning Filip gaat met dit bezoek onrechtstreeks in op een uitnodiging van winkelleider Rino Feys, die in november 2021 op zijn facebookpagina in een open brief onze vorst uitnodigde.
Rino vroeg zich naar aanleiding van een gesprek met een klant af welk beeld de Koning van De Kringloopwinkel zou hebben. Je vindt de volledige brief op zijn facebookprofiel.
En toen rinkelde enkele weken geleden de telefoon. "𝙍𝙞𝙣𝙤, 𝙝𝙚𝙩 𝙞𝙨 𝙝𝙚𝙩 𝙆𝙤𝙣𝙞𝙣𝙠𝙡𝙞𝙟𝙠 𝙋𝙖𝙡𝙚𝙞𝙨. 𝙕𝙚 𝙬𝙞𝙡𝙡𝙚𝙣 𝙟𝙚 𝙨𝙥𝙧𝙚𝙠𝙚𝙣."
En wat Rino noch iemand anders voor mogelijk hield, gebeurt nu toch: de Koning komt op werkbezoek naar De Kringloopwinkel in Avelgem. Het spreekt voor zich dat we heel vereerd zijn dat onze vorst interesse toont in onze werking.
‼️Het bezoek is niet publiek toegankelijk. 𝐎𝐩 𝐯𝐫𝐚𝐚𝐠 𝐯𝐚𝐧 𝐝𝐞 𝐯𝐞𝐢𝐥𝐢𝐠𝐡𝐞𝐢𝐝𝐬𝐝𝐢𝐞𝐧𝐬𝐭𝐞𝐧 𝐳𝐮𝐥𝐥𝐞𝐧 𝐡𝐞𝐭 𝐭𝐞𝐫𝐫𝐞𝐢𝐧 𝐞𝐧 𝐝𝐞 𝐃𝐞 𝐊𝐫𝐢𝐧𝐠𝐥𝐨𝐨𝐩𝐰𝐢𝐧𝐤𝐞𝐥 𝐀𝐯𝐞𝐥𝐠𝐞𝐦 𝐨𝐩 𝟑𝟏/𝟑 𝐯𝐚𝐧𝐚𝐟 𝟏𝟐𝐮𝟐𝟎 𝐠𝐞𝐬𝐥𝐨𝐭𝐞𝐧 𝐳𝐢𝐣𝐧. Bedankt voor je begrip!

https://www.monarchie.be/.../kringloopwinkel-van-avelgem