maandag 30 mei 2022

OP DE VLUCHT

Ahmed ziet er afgepeigerd uit. Niet de man die je verwacht te zien nu zijn familie eindelijk naar hier mag komen. Over drie dagen zouden ze landen in Zaventem. Maar vooraleer het zover is, moeten er nog enkele hindernissen genomen worden. Hij wacht al zolang dat hij niet meer kan eten, niet meer kan slapen van de spanning.
‘In mijn hoofd is het nooit stil’, zegt hij.
Toen hij na een lange tijd van stilte plots positief advies kreeg en zijn vrouw en vier kinderen hier welkom bleken, is hij meteen op zoek gegaan naar een begeleider die hen met de wagen vanuit Syrië naar Beiroet kon brengen. Dat is een groot probleem want het kost niet alleen veel geld, je kunt niemand vertrouwen. Sommigen steken het geld op zak en komen de afspraak niet na.
'In Syrië mag je alles verwachten', zegt hij. 'Kinderen worden er ontvoerd voor losgeld. Het gebeurt elke dag. Als je niet betaalt of niet kunt betalen, verdwijnen ze gewoon. Of je krijgt ze terug maar beetje bij beetje. Echte maffia!’
De tocht naar Beiroet moet 's nachts gebeuren, omdat er dan minder controle is. Elke controle is een kans om bestolen te worden, of nog erger. Ook op het vliegveld zullen er wellicht mensen omgekocht moeten worden. Overal ligt het gevaar op de loer.
Daarnaast is zijn kleine appartementje ongeschikt voor zo’n groot gezin. Toen zijn begeleidsters bij het OCMW hem in oktober vorig jaar voorstelden om bij ons in de kringloopwinkel te komen werken, weigerde hij eerst.
Allerminst omdat hij niet wou werken, integendeel, zo bleek later. Zelfs toen hij corona had, wou hij persé aan de slag blijven. Hij stelde voor om in een aparte ruimte te werken zodat hij niet met collega’s in contact zou komen. Alles om maar niet alleen in zijn appartement te moeten zitten. We hadden allemaal met hem te doen toen hij uiteindelijk toch naar huis moest vertrekken.
Elke woensdagnamiddag moet hij naar de rugkliniek, nu nog een keer of twaalf. De dag erna raakt hij bijna niet uit bed, kan amper op zijn benen staan. Toch komt hij werken.
‘Ik kan niet thuis blijven. De hele tijd denken en alleen maar tijd verliezen’, zegt hij.
Nee, dat hij niet wou werken kwam omdat de procedure tot gezinshereniging was ingezet en hij op zoek was naar een huis, groot genoeg voor zijn gezin. Hij verwachtte om voor een geschikte woning naar Kortrijk of misschien zelfs naar Gent te moeten verhuizen en aangezien hij niet over een wagen beschikte kon hij dan maar beter uitkijken naar een werkplaats in de buurt. Maar medewerkers in het OCMW overtuigden hem ervan dat ze mee zouden helpen zoeken. Lang voor zijn gezin hier arriveerde, zou alles allang in kannen en kruiken zijn.
Ondertussen werkt hij hier reeds vijf maanden. Geregeld moet hij naar een woning gaan zien maar elke keer werd het niets. In afwachting heeft hij hier een hele inboedel opgespaard. Hij heeft dus alles, behalve een huis.
‘En nu komen al die mensen van Oekraïne naar hier’, zegt hij. ‘Begrijp me niet verkeerd, het is verschrikkelijk wat hen daar overkomt. Maar nu zal het nog veel moeilijker worden om een geschikt huis te vinden.’
Hij heeft verlof genomen om nog wat voorbereidingen te kunnen treffen in afwachting van de komst van zijn familie en komt met een vriend enkele matrassen ophalen, er is toch geen plaats voor de rest.
'Dan kunnen we die 's morgens wegnemen zodat er weer ruimte is om ons te bewegen.'
Hij is een wat sombere, in zichzelf gekeerde man. Maar als hij begint te praten kan hij bijna niet meer stoppen. Zoals onlangs toen hij me zijn verhaal vertelde.
Hij heeft een medisch diploma en werkte enkele jaren als apotheker in Dubai.
‘Goed werk’, zegt hij. ‘Maar de mensen in Dubai denken dat zij speciaal zijn. In hun ogen zijn de andere - de gewone mensen - niets.’ Later baatte hij een grote apotheek uit in Syrië.
‘Was er geen oorlog uitgebroken, ik woonde daar nu nog. Maar de oorlog verpestte alles.’
Op een bepaald moment heeft hij die oorlog van heel dicht meegemaakt.
‘Een apotheker mag in Syrië niet werken met een naald, zoals een dokter. Maar dat was voor de oorlog. Ik heb mensen moeten hechten die armen en benen kwijt waren door explosies. Als het moet doe ik dat, ik wil mensen helpen, geen probleem voor mij. Maar de situatie werd steeds erger.’
Hij besloot op zoek te gaan naar een veiliger plek voor zijn gezin en vertrok in 2018 in de maand juli te voet naar Turkije. Hij deed er drie maanden over om Griekenland te bereiken. Tranen wellen in zijn ogen als hij erover praat.
‘Het was een lange, moeilijke tocht. Na een tijdje had ik niets meer te eten en nog een heel klein beetje water. Om de zoveel uur stond ik mezelf toe om mijn lippen eens nat te maken. Ik sliep tussen de bomen in een bos of langs een straat. Er was veel politie en ik moest me vaak schuilhouden. Dan kon ik enkel reizen als het donker was. Ik ben eens verdwaald in een groot bos, ik vond de weg niet meer terug en na enkele dagen was ik de wanhoop nabij. Ik dacht aan mijn vrouw en mijn kinderen, ik dacht aan mijn familie en vrienden, ik dacht aan ons mooie huis en ons goede leven. In Syrië mag een man niet huilen, maar ik heb veel gehuild tijdens de dagen dat ik alleen was.’
Een zeldzame keer was hij zo vermoeid dat hij het risico nam en op een bus stapte, maar meestal verliep de tocht te voet. Via Griekenland belandde hij in Macedonië, vandaar ging het naar Servië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Slovenië, Italië, Oostenrijk, Duitsland en tenslotte arriveerde hij in Brussel.
‘Mensen vragen mij: Van waar kom jij? En dan vertel ik dat ik uit Syrië kom en over de tocht die ik heb afgelegd. Het hele verhaal duurt misschien twee minuutjes. De mensen knikken dan en gaan weer verder, het verhaal is klaar. Maar ik heb er vijf maanden over gedaan. Ik heb veel honger en koud gehad. Eens moest ik een rivier oversteken, tussen Servië en Bosnië. Het was gevaarlijk, er was veel controle dus maakte ik de overtocht om twee uur ’s nachts. Ik was alleen en stak mijn spullen in een plastic zak die ik dichtmaakte en zwom toen naar de overkant. Ik was helemaal verkleumd toen ik uit het water kwam en probeerde in beweging te blijven. Ik bibberde over heel mijn lichaam en was bang dat ik onderkoeld zou raken.’
Na twee weken Brussel vertrok hij naar Aarlen waar hij negen maanden verbleef. Daar kreeg hij elke dag te eten, een slaapplaats en zeven euro per week.
‘Als je op de vlucht bent, ben je bang om honger te hebben en dat er nergens een plek zal zijn om te slapen. Dat zijn je grootste zorgen. Wanneer een vluchteling te eten en een slaapplaats krijgt na zo’n lange tocht vol ontberingen, is dat genoeg. In Avelgem kreeg ik een uitkering. Dat was moeilijker voor mij. Je moet alles uitzoeken, alles vinden. Maar veel mensen hebben me toen geholpen.
Ik luister naar de mensen hier. In Syrië wist ik alles maar hier is niets hetzelfde. Ik ben naar inburgeringscursus geweest, heb Nederlands geleerd. Niveau 1, 2, 3 en 4 in school, 5 en 6 online, door corona. Ik heb online ook theorie geleerd om met auto te rijden. De eerste keer dat ik examen deed was ik niet geslaagd. Ik was heel boos op mezelf. De tweede keer heb ik de cursus een hele week gelezen, alle woordjes die ik niet begreep zocht ik op. En toen was ik de eerste van de klas!’ Hij lacht maar de lach verstart op zijn gezicht.
‘Ik had een goed leven met mijn vrouw en kinderen, familie en vrienden. We woonden in een mooi huis. Dat leven ben ik kwijt door de oorlog. Anders zou ik mijn land nooit verlaten hebben. Nu ben ik eenenveertig jaar en moet ik helemaal opnieuw beginnen.’

Geen opmerkingen: