maandag 30 mei 2022

NONKEL HERMAN & TANTE NORA

Een keer per jaar, meestal in de verlofperiode en liefst op een zwoele zomerdag, rijden we in onze witte Ford Escort naar het ver gelegen, doodlopende straatje waar Nonkel Herman en tante Nora wonen. Nonkel Herman is de oudste broer van mijn moeder, een rustige man die heel slim is en overal een mening over heeft maar die meestal voor zichzelf houdt tenzij er aan de koffietafel over een bepaald onderwerp teveel onzin wordt verteld. Gelukkig is hij ook heel goed in het relativeren en hanteert hij daarbij een milde humor, een eigenschap die hij aan zijn kroost, twee zonen en twee dochters, meegegeven heeft. Verder houdt hij van tuinieren en klassieke muziek.
Tante Nora bereddert het huishouden en is altijd druk in de weer. Een pretentieloze huisvrouw met een nuchtere kijk en een gezonde portie achterdocht.
Helaas kan dit niet verhinderen dat ze enkele weken geleden, als ze op een keer de was heeft ingestoken, pas als de wasmachine zijn cyclus heeft afgewerkt en weer stilgevallen is tot haar ontzetting merkt dat niet enkel de vuile was in de machine zat. Tante heeft namelijk de gewoonte om de trommel aan te vullen tot er genoeg in steekt om een wasbeurt te rechtvaardigen. Maar blijkbaar is ook Cindy, de kat, de wasmachine gaan waarderen, zij het om heel andere redenen. Het is, of beter, was een brave, stille kat van wie men wist dat ze, met al dat rumoer in huis, graag een rustig hoekje zocht om te slapen. Nu had ze blijkbaar het zachte wasgoed in de trommel ontdekt.
Het duurt enkele seconden vooraleer duidelijk wordt naar wat tante Nora precies staat te kijken. Achteraf kunnen ze enkel Cindy’s rustige natuur aanwijzen om te verklaren waarom ze niet reageerde toen tante de machine bijvulde.
Het is bewezen: over je heen laten lopen kun je met de dood bekopen, besluit nonkel Herman.
Mijn neven wisten verder nog dat de kat helemaal binnenste buiten was gedraaid toen ze de deur weer openden. Haar ingewanden zaten overal doorheen en tussen verstrengeld en daarom hebben ze niet enkel de was maar ook de machine moeten weggooien; die konden ze nooit meer helemaal proper krijgen. Ik besefte dat het gegiechel, terwijl ze het verhaal deden, voortkwam uit ongemak.
Lange tijd blijft Cindy in mijn hoofd spoken terwijl ik me probeer voor te stellen hoe het moet geweest zijn als er plots water in de machine komt en ze probeert weg te raken, als de trommel begint te draaien, enkele toeren naar links, enkele toeren naar rechts, waarna ze pas echt in paniek raakt. Moeder zegt ‘brrrrrr’ als we het erover hebben, waarbij ze haar schouders optrekt die samen met haar hoofd met het geluid meetrillen.
Maar verder is het eigenlijk altijd heel gezellig bij nonkel Herman en tante Nora. Vaak is tante Rosa er ook bij. Rosa, een zus van moeder, heeft haar man op zijn veertigste moeten afstaan na een lange, slepende ziekte. Met haar zes kinderen, ons zessen en tante en nonkel met hun vier kinderen komt het aantal hier nu op negentien. Tot ook de vader van tante Nora, voor wie de achterste koterijen werden omgebouwd tot een kleine studio, zich tijdens de koffie bij het gezelschap voegt en we daarna met twintig zijn. Het is een heel oude man met een witte, doorschijnende huid en een dun, beverig stemmetje waarmee hij piepend fluistert waardoor je heel goed moet luisteren als hij iets zegt, en dan nog begrijpen we er niets van. Nadat we taart hebben gegeten, vertelt hij over de oorlog, over wat hij allemaal heeft meegemaakt in het kamp waar hij opgesloten zat, wij herkennen hier en daar een woord maar gelukkig herhaalt tante Nora af en toe iets van wat hij heeft gezegd hoewel ze vermoedelijk ook zaken weglaat zoals ze hele uiteenzettingen tot een of twee zinnen weet te herleiden, maar we moeten er vrede mee nemen aangezien zij de enige is die hem verstaat. Hoe dan ook, we zullen het ons nooit kunnen voorstellen hoe vreselijk het voor hem geweest moet zijn aangezien zijn situatie vandaag nog steeds rechtstreeks voortkomt uit de manier waarop hij destijds in dat kamp behandeld werd.
Maar ook al begrijpt behalve tante Nora niemand wat hij zegt, toch is dit telkens weer het moment, het enigste moment waarop het stil is en iedereen luistert naar het relaas van de oude man, het lijkt wel een sjamaan van wie we hier levenslessen krijgen, ieder woord is kostbaar en we luisteren plechtig, tot hij er uiteindelijk opnieuw het zwijgen toe doet. Dan horen we een ogenblik lang enkel het getik van porseleinen kopjes in schoteltjes, een ongemakkelijk beladen stilte tot iemand kucht, een ander zegt dat het toch allemaal erg is wat mensen elkaar aandoen, een derde beaamt en zo komen de tongen weer los, eerst nog wat aarzelend tot iedereen opnieuw begint te praten, te lachen en te grollen zodat na dit korte moment van bezinning het feest plots weer verder gaat. Thuisgekomen zullen wij vragen hoe het nu eigenlijk ook alweer met tante Nora's vader zit maar vader en moeder beweren dat ze er ook het fijne niet van weten hoewel we eerder denken dat het gewoon te erg voor woorden is en ze het ons niet willen vertellen.
Tenslotte staan moeder en onze tantes zowat gelijktijdig recht om te beginnen met de afwas terwijl de mannen blijven zitten alsof het normaal is, maar het is ook normaal, tante Nora wil niet dat nonkel Herman overeind komt en bijgevolg blijft ook vader zitten, daarbij, met al die kinderen - en ze heeft gelijk: terwijl tante Nora afruimt en wegstopt en alles coördineert, wast moeder af en wordt er onder leiding van tante Rosa met drie, vier kinderen afgedroogd. De ploegen wisselen af en toe waarbij tante Nora droge handdoeken toesteekt en de natte in ontvangst neemt. Ondertussen wijst ze de wegstekers de juiste laden en kasten aan zodat alles een ogenblik later weer op zijn plek ligt of staat. Daarna gaan wij buiten opnieuw verder met waar we - voor we naar binnen werden geroepen om taart te eten - mee bezig waren, hoewel, soms weten we niet meer wat dat was en beginnen dan maar met iets nieuws.
De tijd vliegt hier voorbij en voor we het goed en wel beseffen moeten we opnieuw naar binnen, voor wat telkens weer het gezelligste moment van de dag is, ziedaar: in het midden van de tafel, een grote rieten mand met hoog maar vakkundig opeen gestapelde, heerlijk ruikende bruine en witte pistolets. Daarrond verschillende borden met allerlei soorten beleg in dikke plakken of grote potten: preparé, vleessalade, schellen kaas, gerookte en gewone hesp, salami en lunchworst.
Niet te dicht komen! roepen we naar Frederico, tante Rosa’s jongste zoon, want we moeten denken aan die keer dat hij uit alle macht moest niezen, net op het moment dat hij vlak voor die schaal met broodjes stond, meteen gevolgd door een oorvijg, 'je kon toch een hand voor je neus houden zeker', snauwde zijn moeder maar het kwaad was geschied, het maakte niets uit dat de volwassenen het voorval wegwuifden, alsof er niets gebeurd was: wij hadden die nevel van spuug en snot met eigen ogen kunnen aanschouwen voor hij neerdaalde over die prachtige toren die ogenblikkelijk veranderde in iets waar je liefste van weg wou lopen maar waar we nu nog steeds geacht werden van te eten, je mocht er niet aan denken, edoch, we kwamen er niet onderuit. Dus verdwenen onze handjes tussen de broodjes op zoek naar exemplaren die zich iets dieper ophielden en daardoor hopelijk onbereikbaar waren gebleven.
Maar, behalve die ene keer dus, is het hier telkens weer een waar festijn waarbij gesmuld en naar binnen wordt geschrokt, tot de buiken rond zijn en iedereen voldaan is. De resterende pistolets, nonkel en tante bestellen er steevast te veel, worden onder beleefd protest verdeeld onder de aanwezigen om straks meegenomen te worden, als we weer vertrekken - iets waar we nu nog niet aan willen denken.
Daarna volgt een tweede afwas, die precies zoals de vorige verloopt terwijl nonkel Herman het nieuws opzet en kijkt met vader die nu een pintje drinkt. Uiteindelijk is het tijd geworden, er valt niets aan te doen, voor de afsluitende wandeling in de tuin waar we nonkels tuinierkunsten nog eens uitgebreid bewonderen.
Het afscheid volgt, het is een heel ritueel: jassen worden uitgedeeld, er moet plots nog van alles worden gezegd; trouwens, wanneer kunnen nonkel en tante bij ons langskomen? En tante Rosa moet er dan zeker ook bijzijn!
Voorlopige datums worden aldus afgesproken, de gesprekken verstommen, er vallen steeds meer stiltes terwijl iedereen voldaan staat te glimlachen bij de herinnering aan de namiddag, het vermoeide en deels in slaap vallende nageslacht wordt in de auto gepropt en de ceremonie eindigt pas als de hele familie staat te zwaaien aan het eind van dat doodlopende straatje waar we ons nu langzaam achteruit rijdend van verwijderen tot we kunnen keren, mijn vader geeft gas en we blijven zwaaien tot iedereen en ook het huis uit het zicht verdwenen is, het huis waar nonkel Herman en tante Nora nu, vijfenveertig jaar later, nog steeds wonen.

Geen opmerkingen: