vrijdag 29 mei 2020

HET GETIK VAN LEPELTJES IN KOPJES

'Het is, naast een geweldige schrijver, ook nog eens een zeer nauwlettende observator, die Pfeijffer, zoals hij het kleine maximaal weet uit te vergroten. Maar het is vooral het gemis van zijn favoriete bar daar in Noord-Italië, dat in zijn stukjes aan bod komt. Dat moet toch een echt uitgaansbeest zijn? Terwijl hij keer op keer in interviews herhaalt hoelang hij al gestopt met drinken is.'
Ze knikte terwijl zij de cultuurbijlage doornam. Het was ochtend, windstil, en we zaten in de lommer te ontbijten. Elke dag las ik zijn 'Bericht uit Genua', en soms las ik het haar voor.
'Maar misschien drinkt hij nu wel weer af en toe een kleinigheid, zolang die corona ellende duurt,' zei ze, 'je zou voor minder.'
Daar zat iets in.
'En als je op zo'n plek woont, dan kun je toch ook niet anders dan geregeld eens op stap gaan?'
'Het is meer dan geregeld,' zei ik, 'naar verluidt schrijft hij er zijn boeken, dus je zou kunnen zeggen dat hij er bijna woont.'
'Vandaar dat hij het zo mist', zei ze.
'Je moest eerst je tranen van weemoed verbijten, zoals hij wekenlang het ontbreken van dat getik van lepeltjes in kopjes op Piazza delle Erbe omschreef, en nu van ontroering, nu het langverwachte geluid terug is. Hij heeft Piazza delle Erbe in enkele maanden tijd beroemd gemaakt in Nederland en België. Vrijwel niemand kende dat plein vroeger. En dat is nog steeds zo, al denkt iedereen nu van wel.'
'Moesten wij in de stad wonen, zouden we toch ook vaker iets gaan drinken?'
'Misschien', zei ik. 'Maar sinds we zelf een café hebben uitgebaat, is de betovering grotendeels verbroken, toch wat mij betreft. Toen ik een twintiger was, bleek een café de ideale plek om muziek te ontdekken, denk maar aan 't Sjampetterke. Dirk, de toenmalige cafébaas en een groot muziekliefhebber, kocht stapels platen en cd's waar wij het geld niet voor hadden. Vandaag, met Spotify kun je alles meteen beluisteren en is die meerwaarde voor een stuk weggevallen. En ik verveel me nu ook zo snel op café, ik kan het niet verhelpen. Ik zit mijn tijd uit en ondertussen fantaseer ik wat ik thuis allemaal had kunnen doen. Terwijl ik vroeger uren in mijn eentje aan een toog kon hangen, 's namiddags in de zomer, met de ramen omhoog, op een barstoel in de zon, met Grandaddy of Elliott Smith op de achtergrond. Of 's winters, 's nachts, tijdens de week, terwijl Dirk mooie plaatjes draaide waardoor je niet weg raakte.
Ooit kon ik niet snel genoeg weg zijn van thuis, en nu wil ik er niet meer weg.'
'Maar dat heb ik nooit gekunnen, zo alleen aan de toog hangen', zei ze. 'Er moest op zijn minst gezelschap zijn. En dan nog liefst interessant gezelschap, iemand die iets te vertellen had. Niet van die tooghangers die blijven steken in van die langdradige gesprekken die ze telkens weer herhalen; daar werd ik helemaal kregelig van.'
'Nog steeds', zei ik. 'En vroeger kon je dat nog enigszins wegstoppen, nu staat het op je gezicht te lezen. Ik heb soms medelijden met de mensen die met je praten op café.'
'Ik kan er ook niets aan doen', zei ze.
'Als ik me verveelde, was dat meestal omdat de muziek tegenstak. Omdat er niemand mee bezig was. Daarom ben ik destijds ook beginnen draaien. Dat had bovendien het voordeel dat je van een gesprek weg kon lopen, zonder dat iemand door had dat het een ontsnapping was. Jarenlang draaide ik elke vrijdag, zaterdag en zondagavond.'
'Waar is de tijd', zuchtte ze.
'Maar misschien, als we in een stad zouden wonen, dat de verslaving weer zou toeslaan.'
'In een stad die bruist en knettert', zei ze. 'Waar altijd iets te beleven valt, en er van die gezellige restaurantjes zijn, en cafeetjes waar je kunt blijven plakken.'
'Toen we in dit dorp kwamen wonen, hadden we zelf nog café. Hier waren maar weinig verleidingen voor ons op cafégebied. Daarbij, in het begin waren we doodop, de dagen dat we dicht waren, uitgeput door al die mensen en de late uren en we wilden alleen maar rust. En toen we er misschien weer klaar voor waren, bleken we afgekickt. Ik mis het in elk geval niet.'
'Ik ook niet echt', gaf ze schoorvoetend toe.
'Maar ik ben wel blij dat ik nu geen café meer heb.'
'Zwijg me ervan', zei ze. 'Verschrikkelijk voor al die mensen die nu in de horroca werken.'
We grinnikten om het plots weer opduiken van het woordje 'horroca', een uitdrukking die we soms gebruikten toen we nog café hadden.
'Ik zou gek geworden zijn', zei ze.
Ik wist dat het waar was. Ze keek me even aan.
'Opletten wat je nu gaat zeggen', zei ze.
'Maar er is hoop', zei ik. 'Volgende week komt de veiligheidsraad samen om over het lot van de horeca te beslissen. En het ziet er steeds meer naar uit dat de cafés en de restaurants zullen kunnen openen, zij het onder strikte voorwaarden natuurlijk. Het zal niet gemakkelijk zijn om dat te organiseren. Maar een glas op een terras drinken zou dan weer moeten kunnen.
Ondertussen is er Ilja Leonard Pfeijffer. Hij heeft in zijn eentje voelbaar gemaakt wat voor impact deze crisis op de sector had en nog steeds heeft. Zowel voor de uitbaters als voor de klanten. En nu neemt hij ons opnieuw mee naar Piazza delle Erbe, waar alles weer opstart en het getik van lepeltjes in kopjes als vanouds weerklinkt.'
'Ja', zei ze mijmerend. 'Dat het hier ook maar gauw weer zo ver is. Misschien kunnen we al ergens reserveren?'

CORONASCHOONMAAK

Vandaag was het die dag waar ik al zolang tegen op zag. Om me voor te bereiden had ik mezelf wijsgemaakt dat het niet persé een blamage is. Toch mooi, van die mensen die onthecht zijn? Door wie er hier altijd zo'n mooie boeken te vinden zijn?
Tot de dag dat je eigen boek binnenkomt.
Het is je geesteskind en je wil dat het gekoesterd wordt. Dat elk huis waar ze er eentje binnen namen, een thuis voor ze is. Dus, als je boek dan ineens in zo'n doosje steekt, met enkele andere boeken, drie wijnglazen en een bierglas met fietsbel, dan nijpt dat toch een beetje. De paps en mams in je ego zijn gekwetst. Iemand heeft je boreling zomaar afgestaan.
Besloten dat de plek in de kast belangrijker was voor iets anders. En dat het bovendien binnenkomt in de kringloopwinkel in Avelgem, waar jij, de schrijver werkt, voelt bijna als een steek onder water. Hier, je krijgt het terug, dat ellendige boek van je!
Het beste wat je kunt doen is dan iets verder gaan staan, wat afstand nemen, zodat je het hele plaatje kunt bekijken.
Het boek is duidelijk een ongelezen exemplaar. Iemand heeft het gekocht, het bij de stapel gelegd en is toen vergeten dat hij of zij het had. De koper kwam het tijdens de coronaschoonmaak toevallig tegen en besefte dat er van lezen toch nooit iets terecht zou komen. Dus deed hij of zij het boek weer weg.
Het was een hele troost toen ik dat besefte.
Gelukkig was het een niet gesigneerd exemplaar.
Ik heb het twee euro geprijsd. De man die het meenam had het eerder al eens gekocht.
'Het is een geschenk', vertrouwde hij me glimlachend toe. Ik dacht aan de boeken die ik ooit aan iemand cadeau had gedaan. Dat zijn titels waar ik nu nog steeds achter sta. En besefte toen dat het een compliment was.
Geen idee bij wie het nu terecht zal komen. Maar al bij al toch mooi, dat een boek over de kringloopwinkel terug keert naar de plek waar de verhalen zijn ontstaan, en dan opnieuw vertrekt, de wijde wereld in.
Maar nu met een persoonlijke begeleider.

MIJ KRIJGEN ZE ZO GEK NIET, NOOIT VAN MIJN LEVEN DRAAG IK ZO'N DING! (CORONA 9)

De grote winkels openen op maandag. Wij, de kleintjes, beginnen pas op dinsdag.
Ik bel 's maandags in de late namiddag naar een collega die al aan het werk is, om te horen hoe het gaat.
'We hadden ons voorbereid op een stormloop, we dachten dat mensen massaal spullen binnen gingen brengen aangezien iedereen wekenlang tijd zat had om op te ruimen. Daarnaast hielden we er rekening mee dat we de eerste dagen niet zoveel klanten zouden zien, dat de mensen het uit voorzorg in het begin nog rustig aan zouden doen. Maar het is precies het omgekeerde: stil aan het brengerskotje en veel volk in de winkel.' Verder verbaast hij zich er ook over dat sommigen het niet al te nauw nemen met de veiligheidsvoorschriften.
De volgende ochtend zijn wij aan de beurt. Behalve Lola is iedereen van de partij. De sfeer zit er meteen goed in, je voelt dat de collega's er, na de wekenlange eenzame opsluiting, zin in hebben. Aangezien de winkels niet allemaal op hetzelfde moment openen, is David, de werkleider van Zwevegem, hier ook. Volgende week is het zijn beurt om terug open te gaan, maar vandaag zal hij de toestroom op onze parking in goede banen proberen te leiden.
Het poetsen, dat vroeger eerder bijkomstig was, heeft zich opgewerkt tot één van de hoofdrolspelers binnen de werkverdeling. Elke dag gaan we nu een 'coronachef' aanstellen, iemand die na iedere pauze de eet en rustruimte moet ontsmetten. Ali heeft de eer de allereerste te zijn, we overlopen samen wat er van hem verwacht wordt.
Met een vel keukenpapier en wat ontsmettingsmiddel gaat de coronachef over de pomp van de koffiekan, de schakelaar van de koffiemachine en de toetsen van de microgolfoven. Neemt nog wat product en reinigt de handgrepen van de keukenkasten en de koelkast, iedere deurklink, en gaat tenslotte ook nog eens over alle stoelen en de tafels, zowel binnen als buiten.
Ali schudt het hoofd, dat kan ik toch niet menen! Maar het wordt nog erger.
Er was voorheen een pauze in de voormiddag, een pauze 's middags en eentje in de namiddag. Omdat we niet met z'n allen samen in één ruimte zouden moeten zitten, hebben we elke pauze nu in twee gesplitst. Dat betekent dat de coronachef de refter een eerste keer na de werkverdeling, en daarna nog zes keer zal moeten ontsmetten. 's Avonds moet hij bovendien de vloer dweilen, en ook die van de kleedkamers.
Van wie 'De Grote Prijs' heeft - wat betekent dat hij of zij een hele week lang verantwoordelijk is voor propere wc's - werd in het verleden verwacht dat de toiletten de eerste werkdag gepoetst werden en daarna elke dag nagezien wordt op wcpapier of ongevallen. Nu moeten de toiletten elke dag tweemaal ontsmet worden, wasbak, closetpot en urinoir, met inbegrip van de muren. En elke morgen dient de vloer gedweild en worden er verse handdoeken gebracht.
Maar er is ook nog ander, extra werk. Elke dag zal iemand nu het verkeer moeten regelen op onze parking en de klanten wijzen op de verschillende bakken waar ze hun goederen kunnen deponeren.
Iemand anders zal de klanten beleefd maar kordaat moeten aansporen om hun handen te ontsmetten, en erop staan dat ze een ontsmet mandje nemen. Dankzij deze mandjes kunnen we bijhouden hoeveel mensen er in de winkel aanwezig zijn. De gebruikte mandjes geven ze nadien terug aan onze collega die ze apart zet tot hij ze opnieuw kan ontsmetten.
Er moet de hele tijd iemand bij de pashokjes staan die, telkens een klant het pashokje verlaat, de kapstok en het stoeltje ontsmet.
Het levert een pak extra werk op. Het komt erop aan om inventief te zijn.
Alle medewerkers moeten een mondmasker dragen, behalve wie aan kassa werkt - dankzij het plexischerm - of wie in zijn eentje achteraan sorteert. We mogen allemaal twee maskers kiezen.
Ze werden door collega's vervaardigd met stoffen in allerlei kleurrijke motiefjes, maar de poging tot vrolijkheid stemt me eerder weemoedig omdat ik erdoor herinnerd word aan tijden waarin we nog onbezorgd konden bewegen, elkaar handen mochten geven of op de schouder slaan, amper enkele maanden geleden.
's Avonds moeten we ons masker mee naar huis nemen, het eventjes koken in een pannetje, laten drogen en 's morgens dan weer meebrengen.
Nesar probeert er eentje, het lint breekt af.
'Made in China', mompelt hij droog.
Daarna trekken we met z'n allen gemaskerd de winkel in, om onze aangepaste werkposten te bezetten.
Het is nog vijf minuten voor de deuren opengaan, maar een tiental klanten wacht al aan de poort. Een oudere man kijkt me aan terwijl hij met ontsmettingsmiddel in zijn handen wrijft.
'Niet gemakkelijk zeker, zo'n mondmasker?'
'Het ergste is dat mijn bril de hele tijd beslaat.' Plots ontsteekt hij in een tirade.
'Mij krijgen ze zo gek niet, nooit van mijn leven draag ik zo'n ding! Het is belachelijk! Ik doe niet mee aan heel die maskerade!'
Iets later weigert een anderstalige man een winkelmandje. Met handen en voeten moeten we hem uitleggen dat we verplicht zijn om er eentje mee te geven want dat we hem anders de toegang moeten ontzeggen. Tenslotte neemt hij een mandje mee de winkel in.
In de namiddag komen de klanten massaal toegestroomd, terwijl een hele rij auto's volgeladen met spullen oprijden. Het materiaal stapelt zich op, het nieuwe sorteersysteem raakt oververhit. De klanten kuieren door de winkel en begroeten elkaar uitbundig, het is een vrolijk weerzien. Het lijkt wel of het probleem is opgelost, alsof er niets meer aan de hand is. Oef!
Helaas weten we beter.
Ondertussen lopen de kinderen joelend tussen de rekken. Eén kind ligt op de grond, het maakt zwembewegingen.
Hier staan anderstalige dames vrolijk met elkaar te babbelen, daar proberen twee bejaarde mannen om beurten een oude verrekijker. Dertigers wachten hun beurt af om de bakken met vinyl te doorbladeren. Enkele weken geleden zou dit allemaal normaal geweest zijn, nu lijkt het bijna hallucinant.
Wanneer we klanten op het plakaatje met 'Afstand houden' wijzen, deinzen ze snel uiteen, en is het gelukkig maar een enkeling die ons meewarig aankijkt.
Kort voor sluitingstijd komt er een Afghaanse vrouw met een kinderwagen aan kassa. Ze knikt me toe. Ze woont hier nu vier jaar maar haar Nederlands is verbazingwekkend goed. En ook al draagt ze een mondmasker, toch zie ik haar brede glimlach.
'Ik ben zo blij dat ik weer mag komen meneer Rino!' De vrouw die anderhalve meter achter haar staat, knikt instemmend.
'Je moest eens weten hoe gelukkig we allemaal zijn dat jullie opnieuw open zijn! Het was om gek te worden, niet een keertje tot hier kunnen komen, mijn favoriete winkel die gesloten was!' Ze knikt naar de oudere man die nog eens anderhalve meter achter haar staat, ook een vaste klant, oorspronkelijk afkomstig uit Somalië en van wie ik ondertussen weet dat hij een heel stuk minder nors is dan hij eruit ziet.
'Het is toch waar!' De man knikt, slaat zijn ogen neer, kijkt op met de blik van een betrapt iemand - het is een man van weinig woorden, ik zou niet weten hoe zijn stem klinkt - en hij houdt niet van aandacht. Maar voor vandaag maakt hij een uitzondering, en de grimmige ontevredenheid maakt plaats voor een wat onbeholpen glimlach.
'Ja, is waar.'

GEACHTE MEVROUW DOORNAERT,

Beste Mia,
Omdat ik me in het voordeel van katje Lee heb uitgelaten, wees een goede vriend me bij wijze van wederwoord op uw stuk in De Standaard met als titel 'Nederlaag van de rede'. Laat me maar meteen met de deur in huis vallen, het is niet één van uw beste stukken. Zo was het eventjes zoeken wat nu precies uw punt was wegens de vreemde vergelijkingen en de merkwaardige conclusies die u hier en daar trekt.
Om te beginnen stoort u zich heel erg aan de aandacht die de kat in de pers krijgt, en hop, u schrijft er nog een column bij.
Nu, met die aandacht valt het eigenlijk best wel mee hoor. Deze krant bijvoorbeeld, heeft er vandaag, woensdag, mede door uw stuk een vierde van een pagina aan gewijd. Gisteren was dat nog een halve pagina voor Michel Vandenbosch, die het dier verdedigde tegen het stuk van maandag, van de hand van Herman De Dijn, drie kwart pagina. En in de weekendkrant was dat nog een hele pagina. In de krant van vrijdag vond ik niets terug. U merkt het, we bouwen af.
U ergert zich tevens aan het feit dat het al dan niet besmette katje hier belandt is omdat de de eigenares 'onverhoeds' terug moest keren en naar eigen zeggen dus niet anders kon dan het dier meesmokkelen, zo omschrijft u het, 'onverhoeds' en vervolgt dan dat studenten, universiteiten en hogescholen, acteurs, dansers en musici, kleine en grote zelfstandigen, en waarom niet, iedereen die zijn baan verloren heeft door de lockdown, ook 'onverhoeds' getroffen werden. Ik was ten zeerste benieuwd wat al deze zaken met elkaar te maken hebben, maar u vervolgt enkel met: 'Maar de aandacht gaat nu naar de redding van katje Lee'. Nochtans is de coronacrisis en alles wat erbij komt kijken nog steeds goed voor 21 pagina's in de krant van vandaag. Gisteren dinsdag waren dat 14 pagina's, maandag dan weer 16 pagina's en in de weekendkrant een goeie 32 pagina's. Ik bedoel maar, het lot van katje Lee beroert de gemoederen helemaal niet zozeer als u beweert.
Daarna herhaalt u ook nog eens alle argumenten uit eerdere stukken van andere pleitbezorgers die het laten inslapen van katje Lee proberen te rechtvaardigen: bij epidemieën worden duizenden dieren uit voorzorg afgeslacht; landen over de hele wereld zijn in lockdown gegaan tegen het coronavirus; een spuitje is diervriendelijker dan het dier drie maanden opsluiten; en dan, ongelofelijk maar waar, herhaalt u nogmaals dat dit nieuwsfeit, het lot van katje Lee, het haalt bij ander nieuws, belangrijker nieuws, het nieuws namelijk dat zoveel grootouders ernaar hunkeren hun nageslacht eens goed vast te kunnen pakken. Maar Mia, we lezen in de krant niets anders sedert het begin van de lockdown hier. Denkt u nu echt dat er nog iemand is die zich er niet van bewust is dat de grootouders verlangen om de kleintjes weer eens vast te kunnen nemen?
En dan, boem, geeft u de lezer de genadeslag, want 'het ergste is dat blijkbaar niemand naar het veel fundamentelere kader van het debat kijkt.' En dat fundamentelere kader, dat hebt u natuurlijk wel gezien. Als enige dan nog. Om uit te leggen wat u hiermee bedoelt, vervolgt u dat de maatregelen versoepeld zijn, dat er veel zelfdiscipline en burgerzin nodig zullen zijn, want dat het gemakkelijk mis kan gaan met het stukje herwonnen vrijheid, en dat armoede ook doodt. Het is allemaal heel erg waar wat u zegt, maar, geef toe, wat heeft dat nu eigenlijk te maken met katje Lee? Eerlijk gezegd vind ik het ook een beetje laag bij de grond om alle dierenvrienden te veroordelen voor goedkoop sentiment, of omdat ze zich blind staren op de eigenares die toevallig 'jong en mooi en blond' is. Waarom kunnen we niet gewoon bij de feiten blijven?
Er is een Europese verordening die in situaties zoals deze zegt dat het dier naar het land van herkomst teruggestuurd moet worden, en als dat niet kan, het in quarantaine dient geplaatst, en wanneer ook dat onmogelijk is, het dier pas dan, in allerlaatste instantie, in slaap mag worden gebracht. Dat is de rede. De nederlaag ervan zijn alle argumenten die u erbij sleurt, maar hier eigenlijk niet ter zake doen.
Mocht het u interesseren, minister voor dierenwelzijn Ben Weyts zegt een plaats te hebben waar het dier in quarantaine kan. Het agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen verwerpt die mogelijkheid. De stand is voorlopig nul nul.
Verder hoop ik dat u de uwen, ik de mijnen, en iedereen de zijnen spoedig weer zal mogen knuffelen. Maar ik vrees dat het nog een tijdje zal duren. En het al dan niet in slaap brengen van katje Lee zal daar niets aan veranderen.
Groeten,
Rino

woensdag 20 mei 2020

NIET VAN DE POES

Zaterdag was er bloed in mijn zakdoek toen ik mijn neus snoot. Ik proefde ook nog altijd bloed in mijn mond. Ik staarde in de spiegel naar de genaaide verwonding achterin mijn mond, en vloekte in gedachten. Om de vier uur nam ik een pijnstiller, ook 's nachts. Zondag voelde de verwonding in mijn keel gezwollen aan, deed nog meer pijn, ik voelde me koortsig en duizelig, had moeite met slikken, wat tevens heel pijnlijk was, en had het gevoel dat ik ieder moment kon kokhalzen.
'Ja,' zei mijn moeder aan de telefoon, 'Filip en Mathilde gaan dat niet tegenkomen!'
'Zij kunnen dat ook tegenkomen', zei ik.
'Ja zedoenniet!', zei mijn moeder. 'Eigenlijk zeg ik altijd: Mathilde gaat dat niet tegenkomen. Maar dat gaat niet hé nu? Daarom dat ik er Filip bij zeg.'
Omdat ik moeite had om te praten, sloten we het gesprek af.
Ik moest rustig blijven, aan iets anders denken.
Aan katje Lee bijvoorbeeld, dat na een groots avontuur, evenwel buiten zijn wil om, in een ver en vreemd land terecht kwam met lui die het toekomstige gedoodverfde, familiedrama's in muizen en vogelfamilies aanrichtende vierpotige moordenaartje meteen wilden adopteren.
Maar waar ook boze lieden leefden, voor wie het nu nog volstrekt onschuldige diertje de reïncarnatie van de duivel hemzelve bleek en het stande pede met iets heel ontvlambaars wilden overgieten om kleine Lee te offeren aan Lyssa, de Griekse god van de waanzin en hondsdolheid, en de resten honderd meter diep in een betonnen sarcofaag wilden begraven.
Wat op het eerste zicht voortkwam uit een diepe bezorgdheid voor de volksgezondheid bleek na enkele dagen heen en weer getrek in de pers een ouderwets Belgisch steekspel. Al het geschut dat voorhanden was, werd aan weerszijden uit de kast gehaald. Zo moest, wie aan de kant van Lee stond, zich eens voorstellen dat Lee een 's nachts vervelend om je oren zoemende mug was, of een dikke spin in de wasbak. Of erger nog een vuile bruine rat. Of een vrachtwagen vol slachtrijpe varkens. In al die gevallen zou er geen sprake geweest zijn van petities vol handtekeningen van al die zogenaamde dierenvrienden voor arme Lee! Bovendien huisde er onder dat zachte schapenvachtje van Lee misschien een heuse wolf, je kon het niet zien, zelfs Lee wist het (nog) niet. Kortom, mensen lieten zich in al hun onwetendheid leiden door onzuivere en dubbelzinnige emoties.
De overzijde liet zich niet onbetuigd, want daar klonk het dat er met een kanon op een mug - waarvan ze een olifant gemaakt hadden - werd geschoten door een legertje dierenbeulen die er maffiapraktijken en Oostblokmethodes op nahielden. Ongevoelige psychopaten met lak aan dierlijk lijden en die donder en bliksem predikten om hun gelijk te halen.
Brood en spelen.
Het verhaal is nog niet ten einde want pas op 29 mei komt de zaak voor de rechter.
Gisteravond voelde ik me weer koortsig worden, warm ingekapseld in mijn eigen lijf, trippend op het gevecht dat mijn afweersysteem leverde. De nacht verliep moeizaam, heen en weer rollend op zoek naar de minste pijn tot ik tenslotte wegzonk. Vanmorgen deed mijn hele rechterkaak zeer, een zone die zich uitstrekte tot mijn oor en vandaar overging in hoofdpijn. Aangezien ik me gisteren reeds voorgenomen had om nog eens naar de dokter te gaan als het vandaag niet beter was, maakte ik een afspraak.
Ik vertelde wat me overkomen was, dat ze me in slaap hadden gebracht om een kies te trekken, en daarbij met een buisje in mijn keel een verwonding hadden toegebracht.
De arts zocht online mijn dossier in het ziekenhuis op maar over de verwonding was daar niets terug te vinden.
'Het is dus niet gebeurd', besloot hij en sloot het scherm. Ik mocht op de behandeltafel zitten. Hij zette een helm op, nam zijn helderste lamp en scheen in de duisternis. Ik staarde naar zijn gezicht terwijl hij in mijn afgrond keek.
Zijn ogen werden iets groter, hij schudde zijn hoofd, zette een stap achteruit en knipte het licht uit. Hij sprak iets sneller nu.
'Ja, dat is niet van de poes, daar achteraan… Hoe is dat kunnen gebeuren! Je bent goed ziek aan het worden jongen, best dat je gekomen bent. Het zit helemaal ontstoken, en het begint flink te etteren, hoog tijd om aan te vallen dus. Lang leve de antibiotica! Dat wordt een weekje vol pillen en poeders!'

BRIEF AAN SELENA ALI

Dag Selena,
Ik wil je om te beginnen feliciteren omdat je erin geslaagd bent om de overheersing van de corona berichtgeving dit weekend eventjes te doorbreken. Meer nog, je hebt dat voor mekaar gebracht met enkel je liefde voor je kat Lee. Die heb je als kitten in Peru, waar je stage deed in Cuzco, van de straat geplukt en geadopteerd. De coronacrisis stuurde je studieplannen echter in de war, en je begon uit te kijken om naar België terug te keren. Omdat je het dier niet in de steek wou laten heb je advies ingewonnen bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) en Lee laten vaccineren. Dat gebeurde op 24 maart. Deze inenting was noodzakelijk omdat Peru een risicoland vormt als het op hondsdolheid aankomt, een uiterst dodelijke hersenziekte die hier gelukkig sinds 2001 is uitgeroeid. Na drie maanden zou het dier dan zonder problemen met je mee naar België kunnen reizen.
Op 4 april was er echter al een extra vlucht waarmee je terug naar huis kon, weg van de vijandige sfeer waar Europeanen ginds mee te maken kregen, want door de lokale bevolking werden ze aanzien als verspreider van het virus. Omdat je van hieruit geen toestemming kreeg om Lee mee naar huis te nemen, werd je een onverschrokken smokkelaar. Het moge duidelijk zijn dat Lee je hart gestolen heeft.
Het hoofd van de crisiscel bij het FAVV, Philippe Houdart, kreeg lucht van de zaak en, de mening toegedaan dat het dier een risico vormt voor de volksgezondheid, besloot hij dat er meteen overgegaan diende te worden tot euthanasie met als deadline 11 mei. Aangezien je echter je kat (!) stuurde, voerde de federale politie een dag later een huiszoeking uit bij je thuis, maar je was zo gewiekst het dier elders onder te brengen. Niet dat ik de ernst van de zaak wil minimaliseren, want ook viroloog Steven Van Gucht van Sciensano wijst er op dat je met hondsdolheid geen enkel risico mag nemen. Maar bij Sciensano heeft men ondertussen vastgesteld dat Lee inmiddels antistoffen tegen het virus in het bloed heeft, wat erop wijst dat de kans op een besmetting minimaal is.
Ondertussen kreeg je de steun van duizenden dierenactivisten, en ook Michel Vandenbosch van Gaia en zelfs minister voor Dierenwelzijn Ben Weyts schaarden zich aan je zijde. Deze laatste kon bovendien regelen waar het FAVV ons land niet toe in staat acht, namelijk dat Lee voor de resterende periode, dat is nu dus nog een anderhalve maand, alsnog in alle veiligheid in quarantaine kan, in Stabroek dan nog wel, de gemeente waar je woont.
Het FAVV verwerpt deze mogelijkheid als alternatief echter, waardoor bij Weyts de alarmbellen zijn afgegaan. Want dat men, zoals blijkt uit het verleden, iedere keer als er een dier uit een risicozone komt, meteen naar euthanasie grijpt en er niet eerst naar een andere oplossing wordt gezocht, is volgens de minister in strijd met de Europese wetgeving. Ook Vandenbosch spreekt over een onbegrijpelijke heksenjacht, temeer het FAVV een dwangsom van 120.000 euro per dag dat Lee niet overhandigd wordt, eist.
Tegelijkertijd wijst Vandenbosch erop dat het Voedselagentschap er een dubbelzinnige moraal op nahoudt, zie de te jonge pups die vanuit het risico op rabiës dragende Oost-Europa door broodfokkers worden ingevoerd zonder een strobreed in de weg te worden gelegd.
Bovendien willen ze bekomen dat je nooit of te nimmer nog een woord over Lee spreekt, met een boete van 1000 euro per overtreding. Hallo?
In een wereld waarin miljoenen mensen aan hun Smart tv’s, OLED- of Qled-televisies gekluisterd zitten om te kijken naar gekken zoals Joe Exotic die wilde diersoorten hun hele leven lang mag mishandelen en pas achter de tralies belandt na een poging tot moord op een rivale, is het bewonderenswaardig dat een jonge vrouw alles op het spel zet om het leven van een straatkat te redden. Universele liefde. Dus dank Selena, voor je vastberadenheid. Mijn steun heb je alvast.
Groetjes, ook aan Lee,
Rino

POSITIEF

Wanneer je op een hard zaadje bijt, waarschuwt een zenuw in je kies je via een pijnscheut. Bij een ontzenuwde, gevulde kies bestaat de kans dat niet het zaadje maar de kies het begeeft. De tandarts toont me de foto waarop de barst te zien is. Een abces heeft het euvel aan het licht gebracht. Er is niets aan te doen, het ding moet eruit. De eerste tand die ik als volwassene verlies. Ik ben drieënvijftig nu, het kan erger.
Maar toch, opnieuw een plaats waar verval zich aftekent.
Omdat de zenuwbanen in mijn mond een grillig parcours volgen, en de tandarts in het verleden tot twee keer toe een zenuwbaan vernietigd heeft bij het plaatselijk verdoven, stuurt hij me deze keer naar het ziekenhuis.
Zo'n beschadigde zenuw moet opnieuw aangroeien, wat zo'n zes maanden duurt. Ondertussen werken je smaakpapillen niet meer, en kun je alleen maar ruiken hoe lekker de gerechten en dranken smaken die op tafel komen. Je mond is een werktuig geworden waar je dingen in stopt, vermaalt en doorslikt. Eten is geen plezierige maar een onvermijdelijke bezigheid geworden. Omdat je tong al die tijd verdoofd aanvoelt moet je daarenboven goed opletten terwijl je eet - voor je het weet speel je er een stuk van binnen.
De tandarts kan me niet verzekeren dat het niet nog eens gebeurt en een derde termijn zes maanden niets smaken wil ik ten alle prijze vermijden. Vooral wanneer hij bekent dat hij een patiënt heeft met hetzelfde probleem, en bij wie het niet meer goed gekomen is. De man blijkt voor de rest van zijn leven veroordeelt tot smakeloos eten. Hij zucht.
'Het is toevallig ook nog eens een oom van me.'
Op vrijdag 13 maart heb ik een consultatie in het ziekenhuis om de kies onder algemene verdoving te laten trekken. Jammer genoeg of tot mijn grote geluk werd de afspraak verkeerd ingeboekt en wil de odontoloog me gewoon plaatselijk verdoven. Hij begrijpt wat er misgegaan is, maar vandaag kan er niets meer voor me gedaan worden. Ze zijn in alle voorbereiding voor de corona-epidemie en bereiden zich voor op het ergste. Er wordt een nieuwe afspraak gemaakt voor vrijdag 17 april.
Maar ook die afspraak wordt enkele weken later via een berichtje uitgesteld en opnieuw ingeboekt voor vrijdag 15 mei. Begin deze week krijg ik de boodschap dat ik me de 13de 's ochtends vroeg moet aanbieden voor een coronatest. Aangezien ik geen gewag maak van koorts, moet hoesten of grieperig ben en er dus geen concrete aanwijzingen zijn dat ik in contact gekomen ben met een coronapatiënt, volstaat een test met het neusstaafje.
Om zeven uur dertig 's ochtends bied ik me aan. Wat een verschil met de vorige keer waarbij ik enkel vriendelijk werd verzocht mijn handen te ontsmetten bij het binnenkomen. Nu moet ik langs twee pompjes met ontsmettingsmiddel, terwijl ik nauwlettend in de gaten gehouden wordt door een verpleger die de vrouw voor me berispt omdat ze haar mondmasker niet bij heeft.
'Mensen, jullie hebben mondmaskers gekregen van de gemeente! Gebruik ze dan ook!'
Ook ik heb mijn masker in de wagen laten liggen maar als hij mijn trui van de kringloop ziet, vraagt hij of we alweer open zijn, en zegt dan dat hij deze week met materiaal langs zal komen terwijl hij een maskertje aan mijn oren haakt.
Ik word doorgestuurd naar een verpleegster die mijn temperatuur meet en een volgende die me naar de automaat waar ik me moet registreren begeleidt.
Wanneer er al enkele wachtenden in de gang zitten, met meer dan de nodige afstand van elkaar, komt een vrouw met kloeke stappen dichterbij, iemand die de weg kent.
'Ik ga toch vragen of ik niet een kwartier vroeger mag beginnen', zegt ze, nadat ze een blik op ons geworpen heeft. 'Ik heb niet graag dat ze zitten te wachten.'
Nog een kwartier later opent ze haar deur.
'Ja, tegen dat ik al dat beschermingsmateriaal om heb', zucht ze, en roept de eerste binnen. Elke keer er ergens iemand rechtstaat ontsmet ze meteen de leuning en het zitvlak van de stoel. De test zelf stelt niet zoveel voor.
'Niet bang zijn', zegt ze en schuift het staafje naar binnen, een lichte pijnprikkel die overgaat in een plaatselijke verhitting.
Twee dagen later bied ik me opnieuw aan. Nu heb ik mijn masker wel bij.
De verpleegster komt me halen, we zitten in haar smetteloze bureau. We spreken elkaar door de mondmaskers heen, ik zie haar gezicht op de foto op haar witte jas.
'Ze worden hier allemaal ziek', zegt ze. 'Elke dag vallen er collega's uit. Vandaag sta ik er hier ook alleen, mijn collega is opgenomen met hartstoornissen. Ze is nog maar in de dertig.'
Een schuifdeur gaat open, ik mag nog eens naar het toilet. Daarna moet ik mijn kleren uitdoen, er ligt een papieren slip en een schortje klaar op het bed. Ik krijg een tas om m'n spullen in te stoppen, alsook mijn bril en mijn gsm.
'Allez, kruip maar in je bed', zegt ze. Ik trek het laken tot aan mijn kin. Daar legt ze nog een deken overheen. Ze rijdt me door enkele gangen en parkeert me ergens in een ruimte waar nog bedden met patiënten staan te wachten. Iemand ligt er te kreunen. Een jonge verpleegster komt een infuus aanleggen. Kleeft de naald met grote klevers vast aan mijn hand. Ik vraag me af wie er hier zoal de laatste weken naar deze plafondafwerking heeft liggen kijken. Er speelt muziek. Studio Brussel. Nick Cave.
Verwacht het onverwachte.
'Ah, dat is die meneer van wie zijn tand onder algemene verdoving getrokken moet worden', zegt de tandentrekker. Er wordt een zuurstofmasker boven mijn mond gehangen. Buisjes worden verlegd. Een blauwe vloeistof komt mijn richting uit.
'Diep inademen', zegt de jonge verpleegster, ze heeft een mondmasker om en een verpleegsterskapje op. Ik kijk omhoog, de echo van 'Jubilee Street' nog in mijn oren, naar de verpleegster die boven me hangt. Ze doet me denken aan de cover van 'Nurse' van Sonic Youth, een schilderij van Richard Prince. Ze is jong, haar roodroeste halflange woeste kapsel steekt onder haar verpleegsterkapje uit, ze kijkt voor zich, naar het buisje met blauwe vloeistof, kijkt naar beneden, 'enkele keren diep inademen' zegt ze. Ik kijk nog eens goed: die witte strakke verpleegstersjas met die zachte welving en dan, haar ranke hals, die mooie donkerbruine ogen.
Nog een laatste verhaaltje voor het slapengaan.
Het is als opstijgen met het vliegtuig; je weet nooit of je weer zult landen.
'Gaat het?' vraagt een oudere verpleegster, ik wijs naar mijn keel, ben nog niet helemaal wakker en heb moeite om te praten. Er zit daar iets, ik denk dat ik moet kokhalzen.
'Ik ga je iets geven tegen de pijn', zegt ze. Ze loopt weg, komt meteen terug, en voegt iets aan de baxter toe. Er komt een dokter langs, de anesthesist.
'Ja meneer, er waren complicaties, we hadden wat problemen om uw ademhaling geregeld te krijgen. We moesten een katheder plaatsen maar dat lukte niet en zo hebben we een kleine verwonding toegebracht tussen uw mondholte en uw keel. Het is dat wat zo hinderlijk aanvoelt nu. Maar zoiets geneest snel, maakt u zich geen zorgen. En verder is alles goed verlopen, maar dat hoort u straks wel van de tandarts zelf.' Hij knikt nog eens vriendelijk en loopt weg.
Ik voel de draadjes kriebelen in mijn keel, probeer te slikken. Ik probeer me op iets anders te concentreren, het plafond, dit is de zaal waar ik eerst stond.
'Bent u al een beetje wakker meneer?', een verpleegster loopt langs, kijkt me even aan, en loopt door. Vreemd hoe snel je gewend raakt aan al die mondmaskers.
Ik word naar een kamer gebracht. Als ze me binnenrijden zie ik dat er nog iemand ligt. Hij heeft een jong gezicht. Een verpleegster die bij hem staat legt net uit dat het papiertje dat ze vastheeft vermeldt wat voor vloeiend voedsel hij de eerste dagen allemaal mag eten. Het tweede vel is een attest voor school.
'Nog geen zin om weer naar school te gaan?', zeg ik, als we weer alleen zijn. Hij kreunt.
'Doe me niet lachen', fluistert hij. 'Ze hebben mijn vier wijsheidstanden getrokken.' Rond zijn mondmasker zit een dubbele kap waar aan weerszijden een ijskompres tussen steekt.
'Gaat het meneer? Hebt u iets nodig?'
De verpleegster staat aan mijn bed.
'Mijn boek', zeg ik. Misschien kan ik straks een beetje lezen.
Pas als ze weg is, besef ik dat ik vergeten ben mijn bril te vragen.
De tandarts komt.
'Hoe gaat het?'
'Pijn bij het slikken', zeg ik.
'Ja, ze hadden wat problemen om een afvoerbuisje te plaatsen. Maar daar was ik niet bij. Ik heb het wel genaaid met enkele draadjes. U zult de eerste dagen wat problemen met slikken hebben. Verder is alles goed verlopen. De kies is eruit. Ook daar zit een draadje. Smaak je iets?'
'Ik proef bloed', zeg ik.
'Dat is een goed teken!', zegt hij en lacht. 'De eerste dagen geen warme dranken of warm eten. Alles lauw. De draadjes verteren vanzelf, u hoeft dus niet terug te komen. Rustig blijven, en proberen zacht of vloeibaar voedsel te eten, of kauwen met de andere kant van uw mond. Als er nog problemen zijn, neem gerust contact op.' Hij verdwijnt.
De oudere verpleegster komt langs.
'Heb je pijn?', vraagt ze. Ze is getraind in bezorgd kijken. Ik knik.
'Je tand?' Ik vertel haar van de kwetsuur in mijn keel. 'Ik ga eens zien wat er gebeurd is.'
Even later is ze terug met een bruisend glas water.
'Een Dafalgan', zegt ze. 'Heb je er thuis? Neem er maar eentje telkens je voelt dat het weer erger wordt.'
En: 'Er staat niets over je keel in het verslag.'
Ze verwijdert de pleisters die het infuus vasthouden, 'Niet schrikken', en tegelijk trekt ze er één uit alle macht af. Ze kijkt geschrokken op als ze ziet hoe behaard mijn handen zijn, 'Sorry', zegt ze zacht, en trekt de tweede er dan af, pijlsnel, ze kijkt alsof ze zo dadelijk in tranen uit kan barsten, 'het is niet erg', zeg ik. De waarheid is dat ik geniet van de afleidende pijn.
Ze trekt de derde sticker af, meedogenloos, maar haar ogen zijn poelen vol medelijden.
'En,' vraagt Greet als ik weer thuis ben en het hele verhaal heb gedaan; 'hebben ze ook iets over je coronatest gezegd?'
'Ja', zeg ik. 'De uitslag was positief.'
'Allez,' zegt ze opgelucht, 'toch iets dat goed was.'


PUTTANESCA

'Of het waar is dat Jeroen Meus mij heeft leren koken? En of ik nog iets anders doe in het huishouden, nu ik door de coronacrisis thuis zit? En ga ik dat nadien allemaal blijven doen?'
Veel lastige vragen die Eva van De Standaard me stelde, naar aanleiding van een open brief die ik aan de man schreef die zijn mannenvolk leerde koken.

Greet lachte af en toe, met de telefoon aan haar oor.
'In de tuin werkt hij niet zo graag', hoorde ik haar zeggen, 'maar als ik het hem vraag, doet hij het wel.'
Al bij al bleef de schade dus beperkt.

En ze hadden nog een mooie verrassing in petto: één van mijn favoriete fotografen, Jimmy Kets, kwam langs voor een sfeerbeeld. Zijn fotoboek, 'Volkscafés; Vrouwentongen & mannenpraat' uit 2009 staat tussen m'n favoriete poëziebundels. Rauw, donker, onverbiddelijk. Zo eerlijk en bloot dat het soms pijn doet aan de ogen. Tegelijk is er ook die melancholie en humor. De registratie van een wereld die ondertussen alweer grotendeels verdwenen is.

Een fotograaf met de ziel van een dichter.

Voor alle zekerheid hield ik het bij een pasta puttanesca.


EEN WEEK WAARIN WE ONSZELF OPNIEUW MOETEN ZIEN UIT TE VINDEN (CORONA 8)

We mogen ons voorbereiden om straks opnieuw open te gaan. Dat stond aanvankelijk gepland voor dinsdag 5 mei, maar onze coronaregering heeft in overleg met de veiligheidsraad beslist dat de exit in verschillende fasen moet gebeuren en dat de bedrijven nu eerst aan de beurt zijn. De winkels zullen pas een week later openen, als alles verder goed verloopt tenminste.
Hoewel de meeste medewerkers die ik de afgelopen weken hoorde, te kennen gaven het thuiszitten ondertussen beu te zijn, komen er maar weinig reacties op de foto waarop een plexischerm te zien is dat over de volledige lengte van onze toonbank werd geplaatst en het bijhorende bericht dat we, voor de winkel straks weer opent, willen uitzoeken hoe we zo veilig mogelijk kunnen werken. En dat iedereen op dinsdag 28 april verwacht wordt om mee te denken.
Aangezien het nog winter was toen de winkel sloot, halverwege maart, moet het winkelaanbod ook aangepast worden aan de zomer die het ondertussen geworden is. We zullen dus enkele dagen werk hebben voor alles weer op punt staat.
We hebben de lente dit jaar overgeslagen.
Pas na een tweede bericht komen er van iedereen reacties, op Lola na dan. Zij lijkt wel van de aardbodem verdwenen, ze reageert niet op WhatsApp, Messenger, op berichten of telefoontjes. Haar begeleidster bij het OCMW komt te weten dat ze niet durft te antwoorden omdat ze bang is, en dan vooral voor haar kind. Bang dat ze het naar de opvang zal moeten brengen en het daar een besmetting op zal lopen. Er wordt besloten om het met Lola even op z’n beloop te laten en uit te zoeken wat de mogelijkheden zijn.
Nathalie en ik beginnen een dag eerder, om vast te leggen wat er allemaal moet gebeuren. We draaien de klokken een uur door en richten de eetruimte opnieuw in. Kasten worden verschoven en de grote tafel wordt vervangen door kleine tafeltjes die we zo ver mogelijk uit elkaar plaatsen. We hebben voor iedereen mondmaskers, in verschillende katoenen stoffen, de afgelopen weken door collega’s bij elkaar gestikt. Er is ontsmettingsgel en bij elke wasbak staat er nu een pompje met handzeep. Er zijn handschoenen beschikbaar voor iedereen. Omdat het kleine ruimtes zijn, mag er altijd maar één iemand aanwezig zijn in de kleedkamer.
Het moeilijkst om veilig te organiseren wordt de ontvangstreceptie, waar de goederen afgegeven worden en die zich in onze inkom bevindt. We willen vermijden dat de brengers en arriverende of vertrekkende klanten elkaar voor de voeten lopen.
Wat daarnet nog vanzelfsprekend was, moet nu ten allen prijze vermeden worden.
De medewerkers arriveren en staren verbaasd naar de tafeltjes. Er staan schalen met snoepgoed: het is mijn verjaardag. Onze Afghaanse medewerkers, voor wie het nu ramadan is waardoor ze zich overdag moeten onthouden van spijs en drank, stoppen één en ander in hun rugzak voor na zonsondergang. Ze wensen me geluk maar handen worden er niet gegeven. Ter compensatie stoten we met de ellebogen tegen elkaar.
We overlopen wat er allemaal moet gebeuren. Iedereen kiest een mondmasker. We spreken af dat, waar mogelijk, de deuren open blijven staan.
De telefoon geeft aan dat ik de afgelopen weken achtentwintig oproepen heb gemist. Ook vandaag wordt er enkele keren opgebeld. Mensen die moeten verhuizen en geen blijf weten met hun spullen. Iemand wil een kleerkast brengen. Nog iemand anders klaagt dat zijn garage al wekenlang vol staat. Maar er is niets aan te doen, iedereen moet wachten, de winkel is gesloten.
Er komt een man binnen met een mondmasker op, hij zet zijn rugzak achter de kassa, wrijft zich in de handen en, alsof het de normaalste zaak ter wereld is loopt hij de winkel in. Ik zwaai, hij zwaait terug. Wanneer het duidelijk wordt dat de winkel nog niet open is, haalt hij de schouders op, neemt zijn rugzak en verdwijnt.
We denken onze inkom opnieuw uit. De meubelopslagplaats die naast de winkelinkom ligt, wordt leeggemaakt; een lange strook waar je langs twee kanten in kunt. Het bordje ‘ontvangstreceptie’ verhuist naar daar en de ruimte wordt opnieuw ingericht met het oog op een vlotte werking. Bij het binnenkomen zullen mensen hun kledij en andere spullen in karren kunnen deponeren. We zullen de klanten vragen om, in ieders belang, het materiaal zelf uit te laden. Het zal van twee kanten moeten komen.
Nathalie en ik proberen de medewerkers op hun gemak te stellen, maar veel zal van henzelf afhangen. Afstand houden. Niet met z’n tweeën in een kleine ruimte gaan staan. De klanten erop aanspreken wanneer ze te dichtbij komen. Handen wassen of ontsmetten, de hele dag door. Je mondmasker dragen. Niet aan je gezicht komen.
Maar wij zijn er ook niet helemaal gerust in. We hebben nog zoveel vragen.
Ik kijk op de websites van verschillende kring- en kringloopwinkels. Sommigen maken er nog geen melding van, anderen zijn blij dat ze vanaf 11 mei weer open mogen gaan. Maar nergens lees ik een oproep naar de bevolking toe met richtlijnen voor als ze komen winkelen of spullen binnen willen brengen.
Wat als er straks heel veel volk naar onze winkel komt?
Want hoe moeten we dat straks aanpakken, als de mensen hier massaal arriveren met hun volgeladen wagens? Deze zachte lockdown was voor velen een uitgelezen kans voor een grondige lenteschoonmaak. Wat als ze hier in colonne staan aan te schuiven? We kunnen die dingen ook niet in quarantaine laten staan, daarvoor komt er gewoon te veel binnen. Alles moet dus meteen verwerkt worden.
Tegelijk moeten we er van uitgaan dat deze spullen besmet zijn, en onszelf zo goed mogelijk beschermen door ons aan de veiligheidsvoorschriften houden. Alles doen volgens het boekje. Maar iedereen weet dat het onmogelijk is bij deze onzichtbare vijand, om besmetting helemaal uit te sluiten. Gewoon aan je gezicht komen kan al genoeg zijn.
De meeste mensen die bij ons werken zijn jong, en maken dus weinig kans om ernstig ziek te worden. Maar Arno’s vriendin werkt in een rusthuis; wat als zij het via hem oploopt en het daar dan binnenbrengt?
Bovendien is een groot deel van onze klanten bejaard. Voor deze mensen is een bezoek aan de kringloopwinkel een essentiële uitstap: eens iemand zien, een kans op een gesprek.
We zullen de automatische piloot, die in ons zit, moeten uitschakelen. Bij alles stilstaan en de dingen bewust uitvoeren. En dan nog kan er van alles misgaan.
Ik moet het aan den lijve ondervinden wanneer een nieuwe collega onverwachts langskomt. Iemand die ondertussen al een tijdje bij ons werkt maar met wie ik door omstandigheden nog geen kennis heb kunnen maken. Ik ben zo verrast dat ik naar voor stap en spontaan mijn hand uitsteek.
‘Dat zal toch iets voor later worden’, mompelt hij, achteruit deinzend. Geschrokken trek ik mijn hand terug. Enkele medewerkers die het gezien hebben, staan te lachen, denken dat ik een grap uithaal.
Onze regioverantwoordelijke laat weten dat ze er mee bezig zijn. Met opleidingen voor alle medewerkers en richtlijnen voor de klanten. Dat het moeilijk is om alles nu al in een vaste vorm te gieten, want dat er dagelijks nog zaken door de overheid worden aangepast. Ik krijg al een voorontwerp doorgestuurd; een hele waslijst met maatregelen. Het is een pak van mijn hart.
En we hebben nog zeven dagen om de zaken bij te stellen.
Een week waarin we onszelf opnieuw moeten zien uit te vinden.

(29/04)

CORONAMOEDERDAGCADEAU

Ik hoor mensen afspreken om zondag op bezoek te gaan, hele families die plannen maken om samen te komen voor moederdag. Er wordt gerekend op burgerzin en gezond verstand maar het beperkte bezoekrecht is niet voor alleman even duidelijk en bovendien zijn we coronamoe, iedereen wil terug naar hoe het was. Terwijl we geen centimeter opgeschoten zijn, er is nog geen vaccin en het virus blijft slachtoffers maken. Dat de cijfers dag na dag naar beneden gaan bewijst dat de lockdown heeft gewerkt, maar we wachten beter nog eventjes voor we massaal bij elkaar binnen vallen. Trouwens, niet alle cijfers gaan naar beneden: de voorbije 24 uur waren er 639 besmettingen. Maandag waren dat er nog 242, en dinsdag 272. De strijd is dus nog volop aan de gang.
Het enige wat we door onvoorzichtig te handelen kunnen bereiken is dat de ouderen die de dans tot nu toe ontsprongen, alsnog besmet raken. De bedrijven zijn sinds maandag laatst weer aan de slag, eind volgende week zullen we aan de cijfers kunnen zien wat dat betekent. En dan nog eens een week later zullen we kunnen vaststellen wat het versoepelde bezoekrecht en het openen van de winkels precies teweeg heeft gebracht. En als dat allemaal goed verloopt kunnen we dan voorzichtig plannen maken om met mondmaskers gewapend ver uit elkaar in de tuin te gaan zitten.
Het is nog niet te laat, maar we moeten wel nu bedenken welk cadeau we onze moeders precies willen geven op moederdag.

(7/05)

CORONAMOE

Het was een kop in de Knack van deze week: 'We staan nog maar aan het begin van de epidemie'. Aan het woord is Jens Nielsen, senior researcher van EuroMOMO, een instituut in Kopenhagen dat in 24 Europese landen oversterfte bij epidemieën bestudeert en in kaart brengt. Om een correcter beeld van de situatie per land te krijgen past men bij het berekenen van de cijfers een systeem toe waarin niet alleen de coronaslachtoffers maar voor de volledigheid alle overlijdens worden meegeteld. In deze lugubere classificatie komt België voor de periode van 17 februari tot 6 april met een ontstellend percentage aan doden op de tweede plaats, na het Verenigd Koninkrijk, landen zoals Italië en Spanje achter zich latend. Maar het is nog te vroeg, aldus Nielsen, om cijfers te gaan vergelijken. Daarvoor moeten we het verloop van deze plaag afwachten.
Terwijl het medisch personeel in ziekenhuizen ondertussen al maandenlang machteloos moet toezien, komen er de jongste dagen gelukkig ook meer hoopgevende berichten vanuit verschillende klinische labo's waar onderzoekers tegen de klok werken aan een vaccin. Een nek aan nek race waarbij woordvoerders zich sterk maken dat er nog voor de winter een paardenmiddel tegen Covid-19 op de markt komt. Maar er zijn ook wetenschappers die er van uitgaan dat het jaren kan duren vooraleer een preparaat gevonden wordt. Ondertussen gaat het de goeie kant uit in ons landje; de besmettingen nemen af en het aantal doden per dag gaat in dalende lijn. Wat impliceert dat de noodzakelijke voorwaarden die gesteld werden om weer buiten te mogen komen en langzaamaan opnieuw aan het werk te gaan, ingelost worden - ook al heeft onderzoek uitgewezen dat slechts drie procent van de Belgen ondertussen immuun is voor het virus.
De opinie's zijn verdeeld. Aan de ene kant staat men te springen om de draad weer op te pakken; veel mensen bevinden zich aan de rand van het bankroet en/of worden gek van verveling, of ze riskeren een zenuwinzinking - op zoek naar het evenwicht in het entertainen van de kinderen en thuis werken - terwijl onze economie grotendeels stilgevallen is. Ongeduld voedt het onbegrip waardoor opstanden dreigen.
Aan de overzijde schreeuwt men moord en brand omdat het veel te vroeg is om de maatregelen nu al af te bouwen. Want het virus heeft het vooral gemunt op de kwetsbaarsten onder ons; mensen met specifieke medische aandoeningen en ouderen. Aangezien er voorlopig geen remedie is, roepen deze mensen op om alles in het werk stellen om te voorkomen dat deze bevolkingsgroepen geofferd worden in een poging de financiële schade die het virus ons toebrengt, te reduceren. De veiligheidsraad stelt voor om in kleine stappen te werken, te kijken of de randvoorwaarden vervuld worden en de cijfers af te wachten.
Onze coronaregering schippert tussen al die meningen. Er wordt van iedereen verwacht dat de richtlijnen strikt worden toegepast: afstand houden, mondmaskers dragen, geregeld handen wassen of ontsmetten, niezen en hoesten in de elleboog. Maar dat sluit niets uit; aangezien het een onzichtbare vijand betreft, is het mogelijk dat je toch besmet wordt of het reeds bent.
Eén van de zes richtlijnen die de WHO heeft opgesteld om landen mee naar een exit te begeleiden, is het algemeen testen. Zo kan men wie besmet is, scheiden van de diegenen die nog niet aan het virus ten prooi zijn gevallen en behandelen. Op 16 maart al had de WHO te kennen gegeven hoe belangrijk dat testen zou worden. Testen, opsporen, isoleren: enkel zo kan het virus tot stilstand worden gebracht.
Het betreft de PCR test; via een staal uit de neus kan men zo vaststellen of iemand besmet is met Covid-19. Ondertussen worden deze tests collectief afgenomen in rusthuizen en gevangenissen, en bij iedereen die zich aanmeldt in het ziekenhuis. Ook huisartsen kunnen nu patiënten met griepsymptomen testen. Zo worden in België momenteel ongeveer 18.000 tests per dag uitgevoerd. Maar dat is nog steeds onvoldoende. Het is ook niet evident om aan het benodigde basismateriaal voor zoveel testen te komen, en opgeleid personeel. Of het basisbeschermingsmateriaal om de testen uit te voeren ontbreekt. Overal ter wereld worstelt men met dezelfde problemen.
Sciensano, het Belgisch instituut voor volksgezondheid, heeft in samenwerking met het Rode Kruis-Vlaanderen berekend dat 4,3 procent van de Belgen besmet is; honderdduizenden dragers van het virus die niet getest werden en die op hun beurt nog steeds nieuwe besmettingen veroorzaken.
De veiligheidsraad wil de testcapaciteit tegen 4 mei verhogen naar 25.000 en vandaar naar 45.000 maar tussen willen en kunnen ligt momenteel nog een diep dal. Ook de contact tracers die van groot belang zijn om gericht te kunnen testen, ontbreken nog. In Vlaanderen zoekt men 1200 coronaspeurders, maar het staat nu al vast dat dit verre van voldoende zal zijn.
Tot overmaat van ramp is de bevolking coronamoe en worden de maatregelen alsmaar minder strikt opgevolgd. Professor biostatistiek aan de UHasselt en UAntwerpen Niel Hens in De Standaard van vandaag: 'Als iedereen één willekeurige vriend thuis uitnodigt, is de epidemie weer vertrokken'.
Met andere woorden: België is niet klaar voor de exit. Waardoor coronawatchers vrezen dat een tweede lockdown in ons land onvermijdelijk lijkt. En dat Jens Nielsen straks gelijk krijgt, wanneer hij stelt dat we ons nog maar aan het begin van deze epidemie bevinden.

NIEMAND LIJKT TE WETEN HOE HET VERDER MOET (CORONA 7)

Het is de vierendertigste dag na de sluiting. Het gonst van de geruchten om de bedrijven te laten heropstarten maar tot hiertoe is niets concreet. Het is te vroeg, te laat, te veel, te weinig. We moeten kijken naar het buitenland, zeggen commentaarstemmen. Dus kijken we naar Zweden, waar men de maatregelen tot een strikt minimum herleidt.
En dan weer naar Japan, waar ze op het eiland Hokkaido de scholen na een forse toename van besmettingen nu voor de tweede keer sluiten. Verwarring alom, niemand lijkt te weten hoe het verder moet. Ik bel de collega’s één voor één op.

‘Moeten wij morgen werken Rino?’ Blijkbaar zit mijn telefoonnummer tussen zijn contacten, want het is het eerste wat Ali vraagt.
‘Nee, zoals het er nu uit ziet, moeten we wachten tot dinsdag 5 mei. Maar als er iets verandert, bel ik je zo snel mogelijk. Hoor jij soms nog iets van Jalal?’
‘Ja, is goed met Jalal. Zal hij nog terug komen naar kringloopwinkel?’ 
‘Nee, Ali, ik kreeg een mailtje van het OCMW. Jalals contract eindigde eind maart, zoals je weet. Eventueel kon hij dan nog eventjes terugkomen, maar doordat de sluiting nu al tot mei duurt, hebben ze besloten dat ze zijn traject als volbracht zullen beschouwen, zodat de papiermolen weer verder kan.’
‘En kan ik nog terugkeren?’ 

‘Dat weet ik niet Ali, jouw contract loopt tot eind april, en het zal afhangen of de winkel begin mei mag open gaan of niet.’
‘Ik zou graag komen.’ 
‘Ik weet het Ali, en ik zal dat ook nog eens doorgeven aan het OCMW. Ben je nu thuis?’ 
‘Ja. Veel slapen. En spelletjes spelen op gsm. Mijn broer woont in Staden, ook alleen, en wij spelen in zelfde onlinespelletje, begrijp je? Dan praten wij ondertussen een beetje. Want ik heb geen tuin. Als ik buiten wil komen moet ik op straat gaan staan. Is heel moeilijk voor mij!’
‘En hoor je iets van je mama en je papa in Iran?’ 
‘Ja, daar heel slecht, nog veel erger dan hier. Veel mensen ziek daar, veel mensen dood. Zij komen niet in de krant, Rino.’

Even later krijg ik Marjan aan de telefoon. ‘Ja, het is best wel spannend. Zoals je weet zit ik momenteel middenin een scheiding en blijft mijn ex-man in het huis waar we samen woonden. In afwachting tot ik in mijn eigen huisje kan, woon ik in een buitenverblijf van de familie aan de kust. Maar ik kan pas in juli verhuizen. Ik woonde hier al een eventjes toen de coronacrisis uitbrak, maar ondertussen ben ik hier een illegaal geworden. Ik durf mijn auto niet meer nemen want als ze me tegenhouden en zien ze dat ik in Avelgem gedomicilieerd ben, sturen ze me terug, en krijg ik er nog een fikse boete bovenop! Ik loop naar de Spar via straatjes waarvan ik denk dat ik de politie er niet zal tegenkomen. Het is de enige winkel die hier nog open is. Voor de vriendelijke bediening moet je het niet doen, ze behandelen de klanten alsof het melaatsen zijn. Hopelijk versoepelen de maatregelen nu snel. Ik wandel met mijn honden in de duinen, want ik waag me niet meer aan zee.’

Kurt gaat dan weer geregeld in de tuin zitten, of leest in zijn boek rond mindfulness. Verder heeft hij zijn oude games opgediept, en probeert de oudere spelletjes die hij heeft laten liggen, nu toch eens uit te spelen. 
‘Maar het gaat zodanig ver, Rino, dat ik vorige week over de kringloop droomde. Ik mis de collega’s, het sociaal contact, de grappen die we samen maken. Het ging de laatste tijd wat beter met me, ik durfde al eens iemand aan te spreken of iets te zeggen in de groep. Ik hoop dat het niet te lang duurt allemaal.’
‘Je kunt ook altijd contact opnemen via de groep die ik op WhatsApp heb gemaakt.’ 
‘Ik weet het, ik heb vanmorgen een bericht naar Lola gestuurd.’

Ik bel ook naar Jalal, hoewel hij maar enkele woorden Nederlands en Frans kent, en geen Engels spreekt. Mijn ervaring is dat we meestal na een halve minuut vastlopen in een gesprek, en dat Ali dan moet helpen. Maar nu is Ali er niet. Toch wil ik Jalal eens horen.
‘Hoe is het met je Jalal?’ 
‘Tres bien mesieu! Is goed, geen probleem met hoofd, en geen corona nog, maar misschien!’ 
‘Als er iets is dat je me wilt zeggen of vragen, kun je ook altijd eerst bellen naar Ali? Hij kan je vraag dan voor mij vertalen.’ 
‘Le nummero de Ali mesieu?’ 
‘Ik heb het nummer van Ali, dat is geen probleem.’ 
‘Qui mesieu, ici le nummero de Ali… Zero, quatre, …’ 
‘Merci Jalal, mais j’ai le numero de téléphone d’Ali’.
‘Oké messieu… En de kringloop… C’est fini pour Jalal?’ 
‘Ja, Jalal, het OCMW heeft je contract afgerond. Je bent nu met alles is orde… Begrijp je?’ 
‘Qui messieu! Is goed.’
‘Hoe gaat het met procedure om je familie naar België te laten komen, Jalal?’ 
‘Niet zo goed, alles stop door corona… Nu wachten messieu…’

Lola, Nesar en Jan nemen niet op.
Arno klinkt even opgewekt en enthousiast als immer. Hij draagt ondertussen een enkelband zoals voor deze periode met justitie afgesproken was. 
‘In de voormiddag mag ik het huis enkele uren verlaten. Ik doe eerst een ritje met mijn fiets, en dan ga ik nog eens wandelen met de honden. Verder knutsel ik wat aan brommers van vrienden, en heb al een grasmachine hersteld. In de namiddag doe ik wat werkjes in huis, en ik kan me ook goed bezig houden met mijn Playstation. Mijn oom zegt dat de lockdown nog zal duren tot in oktober.’
‘Daar heb ik mijn twijfels over Arno. Nu hebben ze alles op pauze gezet tot begin mei. Maar van zodra ik nieuws heb laat ik het weten. We wachten af.’ 
‘De vrijdag, de zaterdag, de zondag… Elke dag is alles hetzelfde, er gebeurt niets, er valt nergens nog iets te beleven.’


‘Ja, dat er maar een beetje schot in de zaak komt!’
‘Hoe gaat het met Lies? Nog maar zo kort samen en al meteen zo’n beproeving als stel!’ 
‘Ja, maar zij werkt in het rusthuis, dus moeten we hier niet de hele tijd op elkaars lip te zitten! En voor de rest valt het heel goed mee, hoor. We zijn enkele jaren geleden al eens een periode samen geweest. We wisten waar we aan begonnen…’

Het gesprek is nog maar afgesloten of daar belt Jan terug. 
‘Ja, wat doe ik allemaal… Ik ben bezig met het opzetten van een boekhoudingsprogramma voor mijn broer. Deze namiddag heb ik een rit met de fiets gemaakt, rond Kortrijk. Het gras afrijden, eens naar het containerpark gaan. Ik denk dat de mensen heel wat materiaal voor de kringloop naar het containerpark brengen nu.’
‘Je kunt je nog steeds bezig houden?’ 
‘Ik moet nog niet beginnen breien, als je dat bedoelt, zo erg is het nog niet met me gesteld!’ Hij lacht. 
‘Blij dat te horen Jan. Het gras afrijden, dus je hebt ook een tuin?’
‘Ja, gelukkig wel. Je mag er niet aandenken dat je nu op een appartement moet zitten. En voor de rest. Ik ga blij zijn als alles weer een beetje normaler wordt…’ Hij zucht.

Na het avondeten krijg ik een berichtje van Nesar, ‘Hi’. Ik bel meteen terug. Ik hoor hem lachen terwijl hij opneemt. 
‘Hallo Rino, ik dacht dat jij nu wel zou bellen. Maar ik was in Lidl toen jij eerst belde. Ik kon niet opnemen!’ 
‘Maar dat is niet erg Nesar, ik bel nu terug.’
‘Wanneer gaan wij weer werken? Ik kan niet thuisblijven, ik moet terug naar kringloopwinkel komen!’ Ik leg nog eens uit dat we zeker nog twee weken gesloten blijven, en dat we kijken hoe het dan verder gaat. Maar dat ik hem, van zodra ik meer weet, direct op de hoogte breng.
‘Wat heb je vandaag gedaan, Nesar?’ 
‘Ik heb bijna hele dag geslapen!’ Hij giechelt. 
‘Gisteravond, rond tien uur ben ik begonnen gamen met vrienden, tot vier uur vanmorgen! En dan hele dag slapen en daarna naar Lidl geweest. Maar anders ik veel sporten, ga naar winkel, zit in de tuin in de zon, veel mooi weer Rino! Ik kijk ook naar films. En studeren! Veel werk!’ Hij lacht opnieuw.
‘Maar ik zou graag komen naar kringloopwinkel. Thuis is niet goed voor mij. Ik altijd alleen.’ 
‘Ik weet het’, zeg ik. ‘Maar binnenkort wordt het weer beter.’ 
‘Ja’, zegt hij. ‘Binnenkort…’

(23/04)
x

RHINO

Dank goeie vrienden, voor de vele virtuele wensen en aanmoedigingen een hele dag lang! Zalig, die geregeld trillende gsm in je broekzak terwijl je met de collega's op het werk afstand houdend uitzoekt welke systemen we de komende tijd zullen hanteren om zo veilig mogelijk met elkaar en met de klanten om te gaan. Bij thuiskomst lagen er ook enkele tastbare cadeautjes klaar. Voor het eerst is Greet erin geslaagd mijn typerende karaktertrekken in een 3D beeld te vatten.
En de afzenders wisten perfect wanneer ze hun schrijven moesten versturen om me vandaag eens extra te verwennen. Zo kreeg ik toevallig op deze dag mijn contract bij Mammoet, imprint van Uitgeverij Epo voor mijn nieuwe verhalenboek vanuit de kringloopwinkel, én een ten zeerste gewaardeerd kaartje van mijn goeie vrienden, het schrijversduo Mieke De Loof en René Broens, die mijn vorige boek redigeerden.
Tot slot mag ik van Saskia Depoortere ook vandaag, in deze tijden van afzondering en isolatie, uitpakken met één van mijn favoriete boeken en iemand anders nomineren. Het is de vierde dag. Wie zin heeft en zich aangesproken voelt, mag zich hierbij eens laten gaan.


(28/04)