vrijdag 29 mei 2020

HET GETIK VAN LEPELTJES IN KOPJES

'Het is, naast een geweldige schrijver, ook nog eens een zeer nauwlettende observator, die Pfeijffer, zoals hij het kleine maximaal weet uit te vergroten. Maar het is vooral het gemis van zijn favoriete bar daar in Noord-Italië, dat in zijn stukjes aan bod komt. Dat moet toch een echt uitgaansbeest zijn? Terwijl hij keer op keer in interviews herhaalt hoelang hij al gestopt met drinken is.'
Ze knikte terwijl zij de cultuurbijlage doornam. Het was ochtend, windstil, en we zaten in de lommer te ontbijten. Elke dag las ik zijn 'Bericht uit Genua', en soms las ik het haar voor.
'Maar misschien drinkt hij nu wel weer af en toe een kleinigheid, zolang die corona ellende duurt,' zei ze, 'je zou voor minder.'
Daar zat iets in.
'En als je op zo'n plek woont, dan kun je toch ook niet anders dan geregeld eens op stap gaan?'
'Het is meer dan geregeld,' zei ik, 'naar verluidt schrijft hij er zijn boeken, dus je zou kunnen zeggen dat hij er bijna woont.'
'Vandaar dat hij het zo mist', zei ze.
'Je moest eerst je tranen van weemoed verbijten, zoals hij wekenlang het ontbreken van dat getik van lepeltjes in kopjes op Piazza delle Erbe omschreef, en nu van ontroering, nu het langverwachte geluid terug is. Hij heeft Piazza delle Erbe in enkele maanden tijd beroemd gemaakt in Nederland en België. Vrijwel niemand kende dat plein vroeger. En dat is nog steeds zo, al denkt iedereen nu van wel.'
'Moesten wij in de stad wonen, zouden we toch ook vaker iets gaan drinken?'
'Misschien', zei ik. 'Maar sinds we zelf een café hebben uitgebaat, is de betovering grotendeels verbroken, toch wat mij betreft. Toen ik een twintiger was, bleek een café de ideale plek om muziek te ontdekken, denk maar aan 't Sjampetterke. Dirk, de toenmalige cafébaas en een groot muziekliefhebber, kocht stapels platen en cd's waar wij het geld niet voor hadden. Vandaag, met Spotify kun je alles meteen beluisteren en is die meerwaarde voor een stuk weggevallen. En ik verveel me nu ook zo snel op café, ik kan het niet verhelpen. Ik zit mijn tijd uit en ondertussen fantaseer ik wat ik thuis allemaal had kunnen doen. Terwijl ik vroeger uren in mijn eentje aan een toog kon hangen, 's namiddags in de zomer, met de ramen omhoog, op een barstoel in de zon, met Grandaddy of Elliott Smith op de achtergrond. Of 's winters, 's nachts, tijdens de week, terwijl Dirk mooie plaatjes draaide waardoor je niet weg raakte.
Ooit kon ik niet snel genoeg weg zijn van thuis, en nu wil ik er niet meer weg.'
'Maar dat heb ik nooit gekunnen, zo alleen aan de toog hangen', zei ze. 'Er moest op zijn minst gezelschap zijn. En dan nog liefst interessant gezelschap, iemand die iets te vertellen had. Niet van die tooghangers die blijven steken in van die langdradige gesprekken die ze telkens weer herhalen; daar werd ik helemaal kregelig van.'
'Nog steeds', zei ik. 'En vroeger kon je dat nog enigszins wegstoppen, nu staat het op je gezicht te lezen. Ik heb soms medelijden met de mensen die met je praten op café.'
'Ik kan er ook niets aan doen', zei ze.
'Als ik me verveelde, was dat meestal omdat de muziek tegenstak. Omdat er niemand mee bezig was. Daarom ben ik destijds ook beginnen draaien. Dat had bovendien het voordeel dat je van een gesprek weg kon lopen, zonder dat iemand door had dat het een ontsnapping was. Jarenlang draaide ik elke vrijdag, zaterdag en zondagavond.'
'Waar is de tijd', zuchtte ze.
'Maar misschien, als we in een stad zouden wonen, dat de verslaving weer zou toeslaan.'
'In een stad die bruist en knettert', zei ze. 'Waar altijd iets te beleven valt, en er van die gezellige restaurantjes zijn, en cafeetjes waar je kunt blijven plakken.'
'Toen we in dit dorp kwamen wonen, hadden we zelf nog café. Hier waren maar weinig verleidingen voor ons op cafégebied. Daarbij, in het begin waren we doodop, de dagen dat we dicht waren, uitgeput door al die mensen en de late uren en we wilden alleen maar rust. En toen we er misschien weer klaar voor waren, bleken we afgekickt. Ik mis het in elk geval niet.'
'Ik ook niet echt', gaf ze schoorvoetend toe.
'Maar ik ben wel blij dat ik nu geen café meer heb.'
'Zwijg me ervan', zei ze. 'Verschrikkelijk voor al die mensen die nu in de horroca werken.'
We grinnikten om het plots weer opduiken van het woordje 'horroca', een uitdrukking die we soms gebruikten toen we nog café hadden.
'Ik zou gek geworden zijn', zei ze.
Ik wist dat het waar was. Ze keek me even aan.
'Opletten wat je nu gaat zeggen', zei ze.
'Maar er is hoop', zei ik. 'Volgende week komt de veiligheidsraad samen om over het lot van de horeca te beslissen. En het ziet er steeds meer naar uit dat de cafés en de restaurants zullen kunnen openen, zij het onder strikte voorwaarden natuurlijk. Het zal niet gemakkelijk zijn om dat te organiseren. Maar een glas op een terras drinken zou dan weer moeten kunnen.
Ondertussen is er Ilja Leonard Pfeijffer. Hij heeft in zijn eentje voelbaar gemaakt wat voor impact deze crisis op de sector had en nog steeds heeft. Zowel voor de uitbaters als voor de klanten. En nu neemt hij ons opnieuw mee naar Piazza delle Erbe, waar alles weer opstart en het getik van lepeltjes in kopjes als vanouds weerklinkt.'
'Ja', zei ze mijmerend. 'Dat het hier ook maar gauw weer zo ver is. Misschien kunnen we al ergens reserveren?'

Geen opmerkingen: