zaterdag 4 december 2021

FORD ESCORT

Vader kantelde de garagepoort omhoog wat met een door merg en been dringend gepiep en gekreun gepaard ging, een witte Ford Escort kwam tevoorschijn. We droegen onze zondagse kleren, stonden nerveus te wiebelen en stootten elkaar aan, vol ongeduld. We waren sedert het middageten wild uitgelaten geweest, en om ons stil te krijgen had moeder herhaaldelijk gedreigd dat we thuis zouden blijven als het kabaal niet onmiddellijk ophield. Maar het hielp amper en dat kwam omdat we aanvoelden dat ze het niet meende, dat ze zelf moeite had om rustig te blijven. Het was dan ook nog maar de tweede keer dat we mee mochten met de wagen. Zelfs voor mijn vader als chauffeur was het pas de tweede rit.

Vorige zondag had Marcel alles haarfijn uitgelegd. Hij was sinds die dag onze garagist. Hij handelde in tweedehandswagens en op zijn hellende oprit bood hij verschillende exemplaren aan. De witte Ford Escort was meteen onze favoriet. 's Ochtends hadden we mogen toezien hoe moeder de blikken doos met het portret van een jeugdige koning Boudewijn leeghaalde. De doos bevatte het geld van vaders overuren. Geld afkomstig van de vele karweien waarvoor vader, die stukadoor was, bij gelegenheid na het avondeten op de fiets sprong om dan meestal pas midden in de nacht terug te keren. Geld van lange, eindeloze zaterdagen en soms zelfs zo'n zondag. Geld ter compensatie voor de tijd die men normaal met de familie doorbrengt. Niet dat het hebben van geld voor mijn vader zo'n grote rol speelde. Hij kon gewoon nooit nee kon zeggen als hem iets werd gevraagd. Altijd was er wel iemand die een muurtje afbrak, of er eentje bijzette, een deur dichtmetselde of er één tekort had. Een wc in huis installeerde zodat ze niet meer naar buiten hoefden 's avonds. Die een badkamer, een hal, of een nieuwe keuken wilde. Kortom, er was een plakker nodig die de ruwbouw in iets huiselijks omtoverde.
De metalen koffer met mixer werd op de bagagedrager van z'n fiets geplaatst. Daarop een kleine plastic waskuip waarin een plakmes en een truweel. Een waterpas en een spons. Een handborstel. Witte werkschoenen. En over dat alles drapeerde hij zijn overal. 'Hoe minder ze zien, hoe beter ze slapen', fluisterde hij graag met opengesperde ogen, een allang uitgedoofde peuk bungelde aan zijn onderlip. Een korte en een lange rei - licht metalen profielen - kleefde hij met plakband aan elkaar en hield hij rijdend onder een arm geklemd, terwijl hij met z'n andere hand zijn stuur vasthield. Zo heeft mijn vader in de loop der jaren honderden, misschien wel duizenden kilometers afgelegd.
Maar het was niet tevergeefs geweest. Moeder streek de opgespaarde, dichtgevouwen briefjes open. Eindelijk zouden de opofferingen en ontberingen hun vruchten afwerpen.
Kort na de middag reden we aan dertig per uur naar onze grootouders, twintig kilometer verderop. Marcel had gesmeekt om daar nog een paar weken mee te wachten, want mijn vader mocht dan wel een rijbewijs hebben, het was voor het eerst dat hij met een wagen reed en de garagist vreesde dat deze eerste rit meteen wel eens de laatste kon zijn.
Destijds was mijn vader in de gelegenheid geweest om het document voor tweehonderdvijftig oude Belgische Franken aan te kopen, maar tot die morgen had hij nog nooit achter het stuur van een auto gezeten. Na de proefrit riep Marcel, rood aangelopen en trillend van opwinding, dat het onverantwoord was, dat we zouden verongelukken. Hij was er niet gerust op, maar vader wilde van geen wijken weten. We hebben het er nooit over gehad, maar ik ben zeker dat we er allemaal aan hebben gedacht, toen we enkele weken later hoorden dat Marcel onverwachts het tijdelijke voor het eeuwige ingewisseld had. Of die zondagmorgen niet de kiem tot dat fatale hartinfarct was gelegd.
Maar alles was goed verlopen, en opnieuw waren we diep onder de indruk toen tot ons doordrong wat een ongelofelijk en gelukkig toeval het was dat zowel onze grootouders langs vaders als de grootouders langs moeders kant net naast elkaar woonden. Dat dit niet echt een toevalstreffer was, ging ons begrip toen nog te boven. Het enige voordeel dat dit trouwens met zich meebracht, was dat we bij het ene huis naar buiten stapten en enkele seconden later bij het andere naar binnen, zodat we iets voor vier uur alweer op terugweg waren. We moesten het lot nu ook niet tarten, vond mijn vader, door bij deze eerste uitstap reeds in het donker te rijden.
Je kon je geen groter contrast inbeelden. Langs moeders kant was roken taboe, en slechts bij uitzonderlijke gelegenheden kwam er alcohol op tafel. Er vonden min of meer beschaafde conversaties plaats. Dat zou traditioneel de eerste halte worden. We dronken er een kop koffie, de auto werd gekeurd en grootmoeder, mijn grootvader was er niet meer, moest van mijn vader persé even achter het stuur gaan zitten. Toen gingen we met zijn allen weer naar binnen, waar we een tweede kop koffie dronken.
Tenslotte werd ons uitgeleide gedaan, er werd uitvoerig gezwaaid en toen hoorden we hoe de deur in het slot viel. Twee huizen verderop mocht ik aanbellen en terwijl ik op de bovenste trede van het trapje stond, kon ik de melange van de honderdduizenden opgerookte groene Michels, Richmonds, Belga's en Bastos reeds ruiken waarvan het huis doordrongen was. Bij deze grootmoeder en grootvader leek het ook alsof er altijd een bak pils onder tafel stond, en zowel grootvader, mijn vader als m'n nonkels graaiden er regelmatig in, en verlosten de flesjes - Plop! - van de kroonkurkjes met hun aansteker. Iedere aansteker van mijn vader had een ruw, geribbelde onderkant. Sigaretten werden joviaal uitgedeeld. Soms had je moeite om personen te onderscheiden, een dikke mist vulde het vertrek. Ondertussen werd er zwaar gediscussieerd over het voetbal en de merkwaardige belangstelling van de Chinezen voor de vinken en de duivensport.
Op weg naar huis hadden vader en moeder voor hun doen ongewoon veel te bespreken, en ik merkte een vreemde vrolijkheid in hun stemmen op. Voor ik tussen mijn broer en zus indommelde, drong tot me door welke nieuwe mogelijkheden zich aandienden, nu we over een wagen beschikten. Hoe de wereld aan onze voeten lag.
Later hoorden we dat Marcel die avond nog tot aan onze deur was gereden om te kijken of we goed thuisgekomen waren.
De hele week bleef de garagepoort op slot, en mijn vader reed gewoontegetrouw weer met zijn fiets naar het werk. De auto zou nog geruime tijd iets voor de zondag blijven.
Maar nu keken we allemaal, niet zonder enige trots, hoe vader de deur opende van onze witte Ford Escort.
Wat er daarna gebeurde, hebben we nooit begrepen. Mijn vader startte de wagen, draaide aan het stuur en gaf gas waardoor de rechtse achterhoek onverbiddelijk naar de muur zwenkte.
'STOP!' riepen we hevig geschrokken, gelijktijdig een stap vooruit zettend terwijl we onze armen uitstaken, als wilden we hem tegenhouden. Mijn vader remde bruusk.
'Naar links draaien!' riepen we, 'je wielen staan verkeerd!' Dat hadden we niet mogen doen, want nu draaide mijn vader aan het stuur terwijl wij eigenlijk bedoelden dat hij eerst weer vooruit moest rijden, en dan pas naar links mocht draaien, wanneer de wagen weer recht evenwijdig in de garage stond. Voor we van deze verbazing bekomen waren, gaf vader gas en deze keer kwam onze Stop! te laat, met de linker neushoek van de Ford raakte hij de gecementeerde muur van de garage. Daar stonden we, met een hand voor de ogen geslagen, tussen onze vingers turend. Ik zag mijn vader zitten, een stuk van zijn bovenrug en zijn hoofd, neksteunen waren toen nog niet gebruikelijk, en het parelende zweet aan zijn slapen. Over de gekruiste armen van mijn moeder lag haar jas, en aan haar schouder zweefde haar tas.
'Draaien, draaien aan het stuur', riep mijn jongste broer, waarop wij hem een stomp gaven, deels omdat we om de een of andere reden dachten dat het allemaal zijn schuld was, deels omdat we reeds vermoedden dat alles tevergeefs was, dat we vandaag nergens heen zouden gaan.
Vader draaide aan het stuur en gaf gas. De rechterachterkant van de Escort raakte de muur. Onze ogen puilden uit van ongeloof; dit kon niet waar zijn. Met veel gedempt gevloek deed mijn vader zijn jas uit terwijl hij achter het stuur bleef zitten. Toen begon hij, onbegrijpelijk genoeg, weer aan het stuur te draaien wat stilstaand niet zo gemakkelijk was, want van servo was nog geen sprake.
'Naar de andere kant, draaien naar de andere kant!' Nu riepen we een beetje door elkaar, wilde hij nu toch tenminste naar een van ons luisteren. Mijn moeder wist al hoe laat het was, ze draaide zich om, haakte de tas van haar schouder en liep op de voordeur af, haalde de sleutel te voorschijn en ging het huis weer binnen. De rolluiken die ze zopas nog tot halverwege had neergelaten, trok ze weer op. Het leek wel of mijn vader het geluid dat dit veroorzaakte, probeerde te overstemmen door gas te geven. Bij de klap die daarop volgde, was er nu gerinkel van glas te horen, voor ons het sein om ook naar binnen te gaan.
Niet zonder enige opluchting hoorden we hoe de garagepoort tenslotte opnieuw kreunend naar beneden kantelde en met een klap in het slot viel.

Geen opmerkingen: