zaterdag 4 december 2021

DE REKKER

Mijn vader huilt. Hij staat in de tuin naast zijn volière. Die grote, sterke man die 's morgens vroeg vertrekt met zijn fiets, de bagagedrager soms zo overladen met materiaal om mee te werken dat er met moeite nog plaats op het fietszadel overblijft, en die pas om zeven, acht uur 's avonds terug thuis komt, huilt en het is mijn schuld.
Daarnet nog was er niets aan de hand. We zaten gewoon aan tafel te eten wat moeder had gekookt. Toen herinnerde ik me plots wat er die dag was gebeurd.
'Ik heb een grote vogel gevangen vandaag!'
'Ja? Welke vogel?'
'Een ekster. Hij zat naar ons te kijken vanop de onderste tak van de notelaar en sprong toen op de grond alsof hij mee wou spelen. Ik deed mijn trui uit en gooide hem over de vogel. Voor hij het wist had ik hem vast! Hij probeerde me te bijten met die lange snavel maar ik hield hem gevangen in mijn hand zoals je me getoond hebt, over zijn rug met de nek tussen wijs en middenvinger.'
Vader lachte terwijl hij het beentje van zijn kotelet afknaagde. Zijn mond glom van het vet. Hij wierp een blik naar moeder en mompelde: 'Waarschijnlijk een tamme vogel die ontsnapt is…'
En daarna weer tegen mij: 'En? Wat heb je met de ekster gedaan?'
'Ik probeerde hem in een van die kooien in de garage te steken, maar de opening was te klein. Toen heb ik hem maar losgelaten in de volière want daar was plaats genoeg!' Nu lachte ik. Maar tot mijn verbazing sprong mijn vader overeind en holde naar buiten.
Mijn vader is een vinkenier. Dat is de enige hobby die hij heeft. In het voorjaar trekken we 's morgens vroeg over de akkers, op zoek naar een geschikte plaats om vinken te vangen wat eigenlijk verboden is. Een vinkenvrouwtje dat met een pootje aan een touwtje gebonden zit, pinkt; zo omschrijven vinkeniers het geluid waarmee de vogel in vinkentaal roept om hulp. Hierdoor worden van een lange trektocht terugkerende mannetjes gelokt. Vermoeid strijken ze neer om de dame in nood te helpen maar dan slaat het noodlot toe en het vangnet dicht. Vader neemt de klem zittende vogels vast en haalt ze voorzichtig vanonder het net zodat andere vogels die gevangen zitten, niet kunnen ontsnappen. De vrouwtjes en oudere vogels laat hij vrij en stopt de jonge mannetjes in kleine kooitjes waarvan de ruitjes bestaan uit melkglas zodat de vogel wel licht heeft, maar niet naar buiten kan kijken. Hij geeft ze namen zoals Prins, Willem of Elvis. Tenslotte, als de angst, verbazing, woede en ontgoocheling plaatsgemaakt hebben voor berusting, komen er geluiden uit het kooitje. De vogels 'pinken', maar kunnen ook 'tjokken' of 'breken' of 'prevelen'.
Hij voedert ze en reinigt hun kooitjes. Of, als het te lang duurt en ze het niet meer kan aanzien, kuist moeder ze. Hij zet de jonge vogels in de buurt van een oudere vink om ze te 'verleren'.
Het is wachten tot de vogel begint te 'slaan'. Hiermee wordt het liedje omschreven dat de vink zingt om vrouwtjes het hof te maken. Soms zit vader naast het kooitje in zijn marcelleke en bootst hij het pinken van een vrouwtje na. Het is elke keer weer wonderlijk als de vink in het kooitje erin trapt, eerst door zelf te pinken en tenslotte door te slaan, 'tjitjitjitititirrrrrrsssissekewie!'
De melodie bestaat uit voorzang en slotzang en eindigt met 'siskewie'. Vinkeniers zijn als de dood voor vogels die liedjes brengen die eindigen op 'suskeweew'. Deze vogels worden 'Walen' genoemd en de liedjes zijn ongeldig tijdens een wedstrijd. Als vader dit bij een van z'n vogels hoort, neemt hij de kooi mee met de fiets en laat de 'Waal' enkele kilometers verder vrij, zodat hij zeker geen andere vogel aan kan besmetten met die vreselijke slotzang.
Op een vaste plaats, meestal een landelijk weggetje dat op zondagvoormiddag autovrij wordt gemaakt, verzamelen de vinkeniers en zetten de kooitjes naast de markeringen op het wegdek, op een goeie twee meter van elkaar. Tijdens de wedstrijd proberen de driftige mannetjes elkaar te overtroeven zodat zij het hart van het wijfje winnen. Ze weten niet dat er helemaal geen vrouwtjes in de buurt zijn. De liedjes die ze 'schuifelen' volgen elkaar nu in een snel tempo op en worden met een krijtje op een houten lat bijgehouden. Wie er het meeste heeft, wint een boeket plastiek bloemen. Die het vaakst wint, wordt kampioen.
Soms organiseert vader vinkenzettingen bij ons thuis en plaatst de kooien dan in een rij zoals bij een echte zetting. Zo gaat hij na welke vogels klaar zijn voor de vinkenbattle op zondagmorgen.
Het vinkenseizoen eindigt ergens halverwege juni, daarna laat vader de vogels vrij in de volière. Dit jaar heeft hij echter ingezet op het kweken van vogels, hopend op wat nageslacht.
Het is niet vanzelfsprekend maar hij heeft geluk, de vinken vormden al snel paartjes, legden eitjes en begonnen te broeden. Er zijn met zekerheid drie nestjes met jongen, aan het gepiep te horen, maar mijn vader durft niet dichter te gaan kijken omdat hij bang is dat de vogels de jongen gaan verstoten.
Bij de volière aangekomen, verandert de dag in een nachtmerrie. Ik zie hoe vader de krijsende ekster achterna zit. De vogel vliegt voor hem uit, de volière rond, terwijl hij hem vloekend probeert te pakken te krijgen. Tenslotte dringt hij de uitgeputte ekster in een hoek, scheert hem vast, loopt het kolenhok in en steekt hem daar in een kartonnen doos. Daarna staat hij eventjes te bekomen. Er is geen haast meer nu. Hij gaat de volière weer in. Het is een slagveld, overal liggen vogels roerloos op de grond. Daartussen de, door de ekster uit de nesten gesleurde kuikentjes, sommige nog happend naar lucht. Ik hoor hem kreunen terwijl hij neerzijgt. De rust en de harmonie die hier deze namiddag nog hing, lijken voorgoed verdwenen, alles is dood of in shock. Dit is mijn schuld. Toch is vader niet kwaad op mij. Nooit komt hij er nog op terug.
Het voorjaar dat volgt loop ik hem opnieuw achterna over de velden. Terwijl de mist verdwijnt kruipen we tussen of over prikkeldraden en zien toe hoe de zon opkomt. We hebben een thermos verse koffie bij en dragen de netten onder onze armen.
Bij de vangst die volgt zal de 'De Rekker' zitten. Hij dankt zijn naam aan het feit dat hij altijd op de bagagedrager op de fiets meegaat. Maar eerst giet vader zijn bakje met water leeg. In het café waar de zetting doorgaat, wordt het weer aangevuld. Daarna wacht hij in zijn kooitje onder de biljart tot de wedstrijd begint, tot grote hilariteit van de andere vinkeniers. Maar de Rekker is van niets of niemand bang. Hij zit zich op te winden, het lijken wel toverspreuken die hij in stilte sist, je moet je oor al bij de kooi houden om ze te horen. Vader is soms bang dat hij iets aan zijn hart zal krijgen zoals hij alles en iedereen zit te verketteren.
Maar als je hem daar in dat straatje tussen die andere kooien neerzet, kan hij niet wachten tot het startsein wordt gegeven. Zijn melodietje is als een klaterend stroompje, helder en krachtig, een uitbarsting waar geen eind aan lijkt te komen. Soms blijft de vogel zingen, ook al is de zetting reeds voorbij en staat hij alweer onder die biljarttafel.

Het jaar daarna wordt De Rekker kampioen. 



Geen opmerkingen: