zaterdag 18 september 2021

AFGROND

We zijn het spoor al heel lang bijster, weten ruim een halve eeuw dat we vandaag aan de rand van de afgrond zouden staan, maar bleven maar doorgaan, weerloos als het schuim op het water in onze wastafels, onze leeglopende baden, in een alsmaar snellere rotatie richting afvoerbuis. Want we zijn verslaafd aan meer en groter, aan kracht waar geen einde aan komt. U greep in en verdeelde de wereld.

We denken altijd dat we alles onder controle hebben, maar de plagerige stoot waarmee u uw waarschuwing dit voorjaar uitstuurde herinnerde ons kordaat aan ons onvermogen en nietigheid. Sindsdien bibbert en beeft de mensheid in een wereld die de allures van een dorp heeft verkregen. 's Nachts kunnen dieren opnieuw ongestoord de straat over en elke dag moeten onze ministeries van waarheid hun holle slogans herzien.
Het ondenkbare is gebeurd, onze wereld hing stil in het heelal. Een stilte die enkel nog doorbroken werd door handgeklap, toen we de dagen uitzwaaiden en wachtten tot de maan verscheen. We mochten nergens naartoe maar hoefden ook nergens van terug te keren. Het wendde sneller dan verwacht, we begonnen in te zien dat het mogelijk was.
Wat voor velen een beproeving was, werd voor anderen de zomer van een leven. We vielen terug op het ritme van de kat, raakten in vervoering bij het struiken van het kruipgewas, bewogen loom bij het schuiven van de zon in een onversneden hemel, begonnen weer te wensen toen er sterren vielen en heelden van het jarenlange, zeurende geƫmmer van de wekker.
Toen alles opnieuw in beweging kwam, draaiden we alweer enkele rondjes mee voor we het goed en wel beseften. Niet aan de snelheden van vroeger maar het ging de goeie kant uit, we hadden geleerd uit onze fouten, aldus de ministeries van waarheid. We waren voorbereid, met wat geluk konden we de schade beperken, het verlies compenseren, misschien zelfs ombuigen tot winst! Waarna het opnieuw misging.
Nu is het winter, we dragen mutsen en sjaals hoewel het nog zacht voor de tijd van het jaar is. De meningen zijn verdeeld. Maskers lijken nu vooral te dienen om gezichten te maskeren. Alles is anders nu; wat we willen, kan niet en wat we niet willen, moet. We voeren oorlog, hebben een vijand gelokaliseerd, en proberen die onschadelijk te maken. Maar er is nog steeds onzekerheid want ook de vijand past zich aan en hergroepeert zich.
U die ons zolang gedoogde, hebt zich tegen ons gekeerd. Wij, die enkel aan onszelf denken en vergeten dat we deel uitmaken van u die in ons zit, in de lucht, de aarde en het water en in alles wat leeft. Misschien kunnen we u ophouden, vertragen maar we kunnen niet van u winnen. Dat besef groeit nu snel, de groep die begrijpt dat het van onszelf afhangt wordt groter.
Maken we nog een kans als we beterschap beloven? Is er nog hoop op een bestand?

Geen opmerkingen: