maandag 3 april 2017

EMMER

Vanmorgen had ik het gevoel dat het al een tijdje geleden was dat er nog eens iets spectaculairs voorgevallen was in de winkel, iets de moeite waard om te noteren.
Ik weet het, ik word verwend. Want iedere dag komen er hier wel enkele verhalen voorbij, maar vanaf wanneer begin je ze op te schrijven? Vanaf wanneer lijkt het de moeite waard om er tijd in te investeren?
Daarnaast gebeurt er soms ook wel eens iets dat je niet wilt noteren want waar je nadien liever niet aan terug denkt. Je zult het altijd zien.

Ergens in de namiddag vielen de twee kinderen me voor het eerst op, iedereen had zijn pauze al genomen dus moet het zowat rond halfvier geweest zijn. Ze maakten dat krijsende geluid terwijl ze achter elkaar aan renden tussen de rekken met huisraad, curiosa, kaders en doken daarna de kledij afdeling in, een spelletje spelend waarbij joelen, roepen, lopen, holderdebolder vallen, overeind krevelen en daarna snel verder lopen, goed van pas kwamen.

Ik heb geen kinderen. Toeval wat mij betreft, ik geef het eerlijk toe. Voor mijn vriendin een bewuste keuze. Mensen schrikken soms als we zeggen dat we gelukkig zijn, ja zelfs blij met de situatie zoals ze nu is. Natuurlijk besef ik dat we veel hebben gemist. Maar aan de andere kant hebben we er ook veel voor in de plaats gekregen. En we zijn zeker niet de kinderhaters waar mensen die kinderen hebben mensen zonder kinderen vaak voor houden. We kunnen beiden goed met kinderen overweg, de kinderen van broers en zussen, van vrienden, kennissen en buren. Bijna niemand die het gelooft maar ik kan echt genieten van de rondleidingen die ik moet geven aan klasjes die de Kringloopwinkel komen bezoeken.
Alleen merk ik op feestjes, of bij mijn moeder als de hele familie er is, of aan de kassa in de supermarkt dat mijn pijngrens als kinderloze sneller bereikt wordt dan bij de aanwezige papa's en mama's. Soms zit ik vol verwondering te kijken hoe zij onder dit aanhoudende lawaai zo rustig kunnen blijven, en gezellig verder keuvelen hoewel het onbegonnen werk is om hun stem uit de geluidsmuur te filteren. Hebben zij een groter uithoudingsvermogen ontwikkeld met de jaren? Zijn de sensoren in hun oren beter bestand aan langdurige blootstelling van lang aangehouden hoge tonen? Of zijn er zenuwbanen afgestorven?
Ik durf het me wel eens afvragen.

Maar ik ben me ervan bewust dat ik op dat gebied nog niets te verduren heb gehad. Dat een gezonde krijspartij vele jaren lang dagelijkse kost is voor ouders. En dat zij in dit digitale tijdperk eerder geneigd zijn om blij te zijn wanneer hun kroost zingend, dansend, roepend, ja zelfs tierend of huilend achter elkaar holt in een Kringloopwinkel. Analoog plezier, zoals lang geleden, toen er nog heksen en kabouters bestonden. Je moet het als een oefening zien. Tegen een stootje kunnen.
Wees niet zo kleinzerig man!

Ik zette de radio een beetje luider en ging verder met mijn werk. Maar toen ik drie kwartier later voor de zoveelste keer opnieuw verstoord opkeek, me enkele nanoseconden lang afvragend wat zo'n pijn deed en bemerkte dat de orkaan zijn piek klaarblijkelijk nog steeds niet had bereikt, vond ik het plots welletjes. Uiteindelijk lopen er ook nog andere klanten in de winkel rond en het moet toch een beetje redelijk blijven. Om niet te spreken van de medewerkers die hier ook niet aan kunnen ontsnappen en bij zo'n hoge toon demonstratief mijn richting uitkijken, om te zien of ik nog in ga grijpen. En natuurlijk is er ook nog steeds mijn eigen pijngrens, daar kan ik niet omheen.

De kinderen hadden een iets donkerder huidskleur dus er naartoe stappen en vragen 'Zeg kindjes, kunnen jullie ook stilletjes spelen?' was uit de boze. Mensen uit andere culturen gaan vaak op een andere manier met hun kroost om en daar wil ik me niet mee bemoeien. ik zag een fors gebouwde oudere vrouw met hoofddoek en een tengere jonge vrouw zonder hoofddoek die al een hele tijd samen in de winkel rondliepen en die zich nu in de schoenenafdeling bevonden. Het was moeilijk hun etnische afkomst te raden maar heel waarschijnlijk hadden ze hun wortels in Noord-Afrika.
Ik liep naar hen toe en vroeg: 'Excuseer, maar zijn dat uw kinderen?' en ik wees naar de andere kant van de winkel vanwaar de hoge geluidsgolven kwamen aanwaaien. Verwonderd keken ze beiden op en de oudere vrouw knikte.
'Mag ik vragen dat u ze aanmaant een beetje rustiger te zijn?' en ik maakte daarbij een op en neer beweging met beide handen alsof ik het vast tapijt wat koelte wou toewuiven.
'Maar meneer!' zei de oudere vrouw vermanend waaruit bleek dat ik iets onbetamelijks had gezegd, 'het zijn kindjes!'
'Ik weet het, ik weet het' zei ik, zodat er geen twijfel over zou zijn dat ik het wist, 'maar een beetje rustiger, dat is alles wat ik vraag' en ik draaide me om en liep weg.

Enige tijd later stelde ik vast dat het geholpen had, de rust was teruggekeerd hoewel het gezelschap nog steeds in de winkel rond liep. Het stemde me tevreden en ik was het alweer bijna vergeten toen de oudere vrouw met een snelkookpan naar me toe kwam. Ze vroeg of het stoomnetje dat ontbrak misschien aan de kassa lag. Ik antwoordde dat het er niet bij was en we de prijs daarom zo laag gehouden hadden. Ze knikte en liep terug naar het rek met de potten en pannen.

Om halfzes sloot de winkel zoals gebruikelijk. Djetenin stond aan de kassa. Ze had de klanten naar trouwe gewoonte om twintig na vijf al ingelicht over de nakende sluiting. Eén voor één rondden ze hun aankopen af. De laatste spurt naar de eindmeet werd ingezet. Djetenin scande de artikelen in en ik verwijderde de beveiligingen en hing de kapstokken weg. De vrouw met hoofddoek schoof samen met de jonge vrouw en de kindjes aan. Ze leek me halverwege de veertig, en dan was die jongere vrouw misschien haar dochter - ze hadden gelijkaardige trekken in hun gezicht. En die kinderen waren dan waarschijnlijk nakomertjes, of de opbrengst binnen een nieuw gezin.

Ze stonden als voorlaatste in de rij, na hen kwam nog een bejaarde vrouw. Zij zag er om een of andere reden welstellend uit, was smaakvol maar onopvallend gekleed en had een assortiment Oxfam producten uitgezocht waarmee ze nu haar beurt afwachtte om te betalen. De vrouwen hadden afgerekend; de moeder stopte de aankopen weg in meegebrachte tassen terwijl de jonge vrouw de jasjes van de kinderen dichtmaakte. Plots wendde de vrouw met hoofddoek zich naar me toe.
'Meneer' zei ze, 'u was heel onbeleefd, u had geen recht ons zo toe te spreken, u hebt mij en mijn kinderen te schande gemaakt en getraumatiseerd. Ze zijn doodsbang van u.'
Je zou kunnen zeggen dat ik eventjes perplex stond. Een ogenblik dacht ik zelfs dat ze een grapje maakte, maar ik zag snel in dat het haar menens was.
'Maar mevrouw' zei ik, 'ik heb de kinderen zelfs niet aangesproken, ik heb me meteen tot u gewend, en ik was vriendelijk en rustig. Ik had ook geen reden om boos te zijn...'
'U was onbeschoft en u hebt mijn kinderen bang gemaakt!', ze verhief haar stem en was nu eigenlijk aan het roepen met vuur spuwende ogen en wilde gebaren, 'kijk, ze kruipen achter me van angst! U hebt geen manieren en maakt misbruik van uw positie...'
'Mijn positie hier is die van verantwoordelijke' zei ik zo bedaard mogelijk, 'en het is mijn taak ervoor te zorgen dat alles hier goed verloopt. U bent verantwoordelijk voor uw kinderen, dus wanneer zich een probleem met ze voordoet moet ik u daarop aanspreken.'
'U had geen recht om ons te berispen' brulde ze, 'wij komen hier regelmatig, en er zijn nog nooit problemen geweest! U hebt ons aangevallen en mij en mijn kinderen een trauma bezorgd, eigenlijk zou ik nu met ze naar de dokter moeten gaan!'

'Mevrouw, het spijt me als ik u beledigd heb, dat was niet mijn bedoeling' zei ik nog maar ze luisterde niet langer. Ze bleef schelden en roepen en ik bedacht dat het gelukkig sluitingstijd was en de meeste medewerkers en klanten al weg waren zodat ze dit niet hoefden mee te maken. Tenslotte hief ik mijn handen in de lucht en zei: 'Mevrouw, als u nu niet onmiddellijk rustig wordt of de winkel verlaat, bent u niet langer welkom hier.'

Nog nooit heb ik iemand zo snel zo rood zien worden, en er volgde een onvermijdelijke uitbarsting, ze kwam tegen de winkeltoog staan en priemde met haar wijsvinger in mijn richting terwijl ze nu naar het Frans overgeschakeld was en verwijten afvuurde aan een onredelijk tempo voor iemand die het Frans niet machtig is, maar toch begreep ik hier en daar iets, zoals dat ze het recht had hier te zijn zoals iedereen, dat haar geld even goed was, dat ze haar schulden altijd betaalde, dat ze mijn baas wenste te spreken, dat ze klacht ging neerleggen, en toen, plots, draaide de bejaarde vrouw - die de hele tijd zijlings stond toe te zien en de hele discussie in stilte had gevolgd - zich om en zei: 'Nochtans heeft die meneer gelijk, mevrouw. En u bent onredelijk en brutaal.'

De vrouw met hoofddoek maaide alle obstakels voor zich uit de weg, stapte op de bejaarde vrouw af en begon haar uit te schelden met een kracht die je niet voor mogelijk hield. Maar de bejaarde liet zich niet onbetuigd en deed hetzelfde. Allebei wezen ze met uitgestoken wijsvingers naar elkaar, de vingers bewogen nijdig op en neer alsof ze ieder woord leken te willen beklemtonen, getrokken zwaarden waarmee ze elkaar bedreigden. Het volume dat hun stembanden haalden bleek aan elkaar gewaagd, maar de vrouw met hoofddoek had daarstraks tegen mij al een en ander van haar stem geëist en begon al hees te worden. Af en toe sloeg haar stem ook over van woede. Djetenin hield op met het scannen van artikelen en haastte zich naar het op ontploffen staande duo. Ze probeerde zich met de armen in de lucht tussen de strijdende partijen te wringen, kreeg daarbij een klap maar gaf niet op en tenslotte stond ze tussen hen in te dansen, op en neer verend, sussende woorden producerend tegen degene die voor haar stond en die gaandeweg leek te kalmeren, een beetje begon toe te geven terwijl de tegenpartij achter haar ongehinderd een nieuwe aanval inzette, die priemende wijsvinger langs het oor van Djetenin naar voor stak om toch maar te kunnen wijzen terwijl ze verwensingen riep waarna Djetenin zich opnieuw omdraaide om de andere kant te bewerken, en dit alles wisselde zich af in een razend tempo.

Het was duidelijk dat we in een impasse zaten en er zat niets anders op dan naar de strijdende partijen toe te stappen. Er kwam net een vrouw met haar zoontje binnen, met grote ogen bekeken ze het vreemde schouwspel. Ik stapte op hen toe en zei: 'Sorry, we zijn gesloten, de winkel sluit om 17u30. En excuses voor het lawaai, we zitten net middenin een discussie zoals u kunt merken', waarmee ik de zaak afgehandeld achtte zodat ik me weer kon concentreren op wat er gaande was.
Bilal had zijn werkplaats afgesloten en liep, alsof we afgesproken hadden, samen met me naar het oog van de storm en we namen de plaats van Djetenin in.
'Kom, het is genoeg geweest, we maken er nu een einde aan' zei ik tot de vrouw met de hoofddoek. Ze probeerde de bejaarde vrouw langs me heen nog tot een reactie te verleiden door enkele keren 'racist!' te roepen maar het was vergeefs, de tegenstander focuste zich nu enkel nog op het kassablad met haar aankopen, zichtbaar aangedaan door wat net voorgevallen was. Tenslotte nam ze haar tassen op en samen met de jongere vrouw en de twee kinderen schreden we nu langzaam maar zeker naar de inkomhal. Ik hoorde haar nog steeds verwensingen spuwen, maar nu was het eerder binnensmonds. De jonge vrouw had zich gedurende deze hele opvoering niet laten horen, was nergens tussen gekomen en zelfs haar gezicht was de hele tijd zo goed als onbewogen gebleven. Het was onmogelijk te achterhalen wat zij van het gebeuren vond. Ook de kinderen leken maar weinig onder de indruk; nu de storm achter de rug bleek kwamen zij weer van achter moeders rokken en grepen naar het speelgoed dat voor hen bestemd was. Ze spraken ons niet meer aan terwijl we gezamenlijk naar de deur liepen en eenmaal ze buiten waren sloten we de deur met de grendel.
'De vrouw is ziek' zei Bilal.

Ik liep terug de winkel in en zag dat de vrouw met het jongetje er ook nog waren. Ze zwaaide verontschuldigend en begaf zich haastig naar de kassa, 'morgen moet hij zich verkleden voor het carnavalsfeestje op school' zei ze daar aangekomen, 'en hij had hier een maliënkolder zien hangen, gelukkig was die er nog'. Ze rekende af, legde een hand op de arm van de bejaarde vrouw en zei 'rustig maar, het is voorbij', glimlachte naar me en liep naar de uitgang met Bilal die ook net afscheid van ons genomen had.
De bejaarde vrouw stond aan de kassa. 'Ik sidder over heel mijn lijf' zei ze, 'ik had me er beter niet mee bemoeid'.
'Dat is waar' zei ik, 'maar het is voorbij'.
'Verschrikkelijk wat dat mens allemaal over me zei, en over mijn familie terwijl ze ons niet eens kent!'
'Luister' zei ik, 'haar kwaadheid was niet in proportie met wat er gebeurd is. Het is het resultaat van lang opgehoopte frustraties, haar emmer was vol en wat ik deze namiddag tegen haar zei was die druppel te veel, dus ik denk dat we er moeten van uitgaan dat het eigenlijk niets met ons te maken heeft' maar hoewel ik dat zelf goed gevonden vond schudde ze haar hoofd en zei enkele keren 'ik ga de hele nacht geen oog dichtdoen, had ik maar gezwegen...'. Ik begeleidde haar naar de poort. Ze liep naar buiten en toen zag ik dat de vrouw met hoofddoek om een kleine auto heen liep naar de chauffeurskant, de jonge vrouw stapte in aan passagierszijde. Blijkbaar waren ze net klaar met inladen van hun inkopen en het vastgespen van de kinderen. Ze stond nu aan de deur van haar auto en het leek alsof ze de bejaarde vrouw daar opwachtte, ze bleef naar haar staren terwijl ze langsliep. De bejaarde vrouw keek enkel naar de grond terwijl ze snel stapte, of liever, door onze oprit rende naar de straat. Ik bleef nog eventjes staan kijken, zag het grind onder de wielen opspatten toen het wagentje gas gaf, vergewiste me ervan dat de bejaarde vrouw uit het zicht verdwenen was en hoopte alleen maar dat ze zich in veiligheid zou kunnen brengen voor het voertuig de straat bereikte.

Geen opmerkingen: