woensdag 8 mei 2024

THUISKOMEN

 Eind 2022: terwijl ik 'Het Geluid van Brekend Glas' voltooide, kreeg ik een mailtje van Guido Declercq van het Vermeylenfonds in Roeselare met de vraag of ik als schrijver mee wou werken aan een project dat hij op het oog had. Hij was even daarvoor in aanraking gekomen met TOV (Talenten Ontwikkelen tot Vaardigheden) en vond de bijdrage die dit revalidatiecentrum leverde aan de maatschappij zo opmerkelijk dat hij besloot dat de verwezenlijkingen van deze organisatie eens in het daglicht mochten worden geplaatst. Directeur Hilde Vens had oren naar het voorstel en nodigde tien voormalige deelnemers uit om over hun hersteltraject te getuigen.

Guido had niet overdreven. Het werden tien, altijd op zijn minst intrigerende ontmoetingen met mensen die er telkens een zwaar gevecht op hadden zitten; tegen vooroordelen of het toeval, tegen pesterijen of onrecht, tegen zichzelf of tegen windmolens. Tien pakkende, vaak schrijnende verhalen waarbij de ik-figuur op een bepaald punt de lust om te leven verloor maar gelukkig ook weer terugvond, zij het niet zonder slag of stoot.
Terugkerend in elk relaas: iemand die geen nee kon zeggen, voor wie enkel de perfectie goed genoeg was en die steevast over zijn grenzen ging. En natuurlijk, dat TOV een aanzienlijk deel uitmaakte van het herstel. Het werd een boeiende tocht doorheen de levensloop van deze mensen. Evelyn Verschoore probeerde de verteller te vatten in een beeld. Het leidde tot een reeks wonderlijke illustraties die samen met de verhalen op openbare plaatsen tentoongesteld zullen worden. Daarnaast werd het ook een prachtig vormgegeven boek, met dank aan Evelyn en Johan van Uitgeverij Bibliodroom ❤️






VERDWENEN VLINDER

We bevonden ons ergens halverwege de voormiddag en Nabil was de rekken met huisraad aan het poetsen. Ik zag hoe hij alles - wat hij eerst bovenop het rek had geplaatst - na het reinigen netjes gerangschikt terug op een legplank zette. Hierdoor werd plotseling een vlinder zichtbaar die op zijn rug boven op het rek lag. Het leek alsof het diertje droomde van waterfietsen, zijn twee onderste pootjes gingen rustig op en neer. Ik haalde een stukje papier tevoorschijn, schoof de vlinder er voorzichtig op en draaide hem toen in mijn hand om.
Ik herkende de tekening op zijn vleugels, hij werd hier de afgelopen dagen al enkele keren opgemerkt maar liet zich niet vangen. Met een vlindernet dat ooit eens binnen gekomen is, proberen we de hier per ongeluk terecht gekomen vlinders te vangen om buiten te kunnen zetten maar dit exemplaar was ons te snel af.
En nu was het te laat. Bovendien was het hard aan het regenen.
Ik nam de vlinder mee naar mijn bureau zodat hij daar tenminste in alle rust de pijp aan Maarten kon geven.
Het was die tijd van de maand: energiemeters moesten gecontroleerd worden, lijsten ingevuld, het kasboek afgewerkt en alle fiches nagezien en doorgestuurd voor de uitbetaling van de lonen. Ik controleerde verlof en ziektebriefjes, vulde het nodige in, scande de formulieren en stuurde ze naar de personeelsdienst door. De vlinder, die op een stapel papieren naast me lag, rechte zijn vleugels enkele keren, trillend, alsof hij zich probeerde te herpakken.
Af en toe moest ik naar beneden, om iets te verifiëren, of om ergens een probleem aan de kassa of in de brengersreceptie op te lossen. Telkens ik opnieuw ging zitten om verder aan de administratie te werken, zag ik de vlinder in mijn ooghoek trillen, duidelijk aan het eind van zijn latijn.
En werd er zo nogmaals op gewezen dat, ook al verloopt alles goed en blijf je van ziekten en allerlei gruwelen gespaard, het voor alle wezens ten langen leste hierop neerkomt: de machinerie is op en begint te sputteren, je valt ten prooi aan de zwakst geworden schakel en het domino-effect.
Een natuurlijke dood wordt dat genoemd: je tevergeefs verwerend, traag wegzakken en oefenen voor levenloos, iedere keer een beetje langer. Telkens weer wakker schrikken en opveren, wat gebeurt er? Verdwalen in tijd en ruimte, zweven tussen leven en dood. Langzaam uitdoven.
Arno, die aan de kassa stond, riep naar de collega's die in de winkel nog aan het werk waren, dat het middag was en ik voelde hoe de zon zich via de lichtstrook boven me, door het dak probeerde te boren. Op de bewakingscamera's kon je zien dat de winkelpoort ondertussen al gesloten was. In het magazijn liepen de collega's in de richting van de refter.
Ik stond op, de rest kon wachten. Zag de vlinder liggen en bedacht dat het dier hier genoeg tijd had doorgebracht. Vooral nu de zon weer van de partij was, leek hij beter af in de open lucht. Weg van de artificiële wereld waar hij teveel kostbare tijd had verloren, gevangen had gezeten.
Ik liep met de vlinder naar buiten en legde de ongelukkige achter het fietsenaanbod op een vensterbank. De grijze wolken waren volledig verdwenen, het was windstil en de zon scheen uit alle macht, als probeerde ze de schade in te halen. Of misschien had ze de vlinder opgemerkt en deed ze haar best om weer wat leven in die brouwerij te krijgen. Maar het diertje gaf niet thuis, lag doodstil, was misschien al wijlen.
Toen ik de poort na het middageten opnieuw opende, kwamen er meteen enkele wachtenden binnen. Een koppel bleef staan. Ze wezen naar een witte fiets, iets verderop. Het was inderdaad een heel mooi ding. Of ik deze fiets eventjes opzij kon zetten, want dat ze eerst nog een aankoopbon wilden bekomen bij het OCMW. Ik liet weten dat dit voor deze fiets een vruchteloze onderneming zou blijken want dat in die rekken de fietsen van de klanten stonden. Hier, waar het plakkaat met 'Fietsonderdelen' hing, zag je de tweewielers die we te koop aanboden.
Het stel kon er gelukkig om lachen en liep de winkel in. Ik volgde ze, bedacht me, draaide me nog eens om en baande me tussen de fietsen door naar de vensterbank. De vlinder lag er nog steeds, net zoals ik hem daar had neergelegd. Er leek geen beweging meer in te zitten, tot ik ineens bespeurde dat hij zijn voelsprietjes bewoog, uiterst traag, heen en weer, alsof hij naar me zwaaide.
Plots richtte de vlinder zijn middel op, trillend, het leek wel een kramp. En zo versteende hij. Er was geen beweging meer te zien.
Ik kon het niet geloven, net op dat moment. Met wat verbeelding zou je kunnen zeggen dat hij op me had gewacht.
Toen ik 's avonds vertrok, keek ik nog eens opzij. Het lag er nog steeds, in die vreemde houding.
Maar de vlinder was verdwenen.

PIANO MAN

Ik zie er maar zelden tegenop om met de fiets van Roeselare naar Ledegem te rijden behalve op dagen zoals vandaag, als de aangevroren sneeuw kraakt onder je banden en er op sommige plaatsen blinkend als een ijspiste bijligt. Volgens het weerbericht wachten ons de komende dagen nog enkele intense sneeuwbuien waarna het telkens opnieuw gaat vriezen.
Michel, de chef in het zusterfabriekje enkele kilometers verderop, passeert 's morgens op vijftig meter van mijn deur en komt ook hier voorbij. Het is de bazin die me dat bij aankomst toefluistert. Ze zegt ook dat het gekkenwerk is om deze week met de fiets naar het werk te komen. Dat ik misschien enkele dagen met Michel kan meerijden. En - als ze mijn terughoudendheid ziet - dat ik het tenminste toch eens zou kunnen vragen, want dat hij deze namiddag naar het bureau komt. 'Er is meer dan genoeg plaats in die wagen!'
'Ja, dan zul je iets meemaken', zegt Daniël. Hij is degene die me heeft leren puntlassen en over vier jaar met pensioen gaat. Hij is nu al plannen aan het maken; zo wil hij zijn oude hengels van onder het stof halen om opnieuw te gaan vissen. Zijn gezicht spreekt boekdelen, dat wordt genieten! Niets wijst erop dat Daniël zes maanden voor zijn pensionering uitgemergeld en moegestreden zal inslapen na een maandenlange strijd tegen longkanker.
'Michel rijdt met een splinternieuwe Mercedes met een V8 motor uit de S-Klasse.' Aan de opwinding in zijn stem kun je horen dat hij ook wel eens mee zou willen rijden. In mijn geval zijn het parels voor de zwijnen, nooit enige interesse gehad in wagens en al zeker niet in nieuwe. Daniël begrijpt er niets van.
'Voor de prijs van zo'n wagen kun je al een huis kopen!' En bestookt me de rest van de dag met weetjes over de S-Klasse, zoals dat er zelfs bondskanseliers en presidenten mee rijden, of die personages in Dallas, de tv-serie. Hij is ook zeer lovend over de innovaties waar Mercedes-Benz geregeld mee uitpakt. Met dit model wordt het electronisch gestuurde ABS systeem aan het publiek gepresenteerd. Daardoor kan de wagen bij een noodstop nog steeds bestuurd worden. Maar misschien is de airbag nog spectaculairder, een wonderlijke uitvinding waardoor tevoorschijn ploppende kussens de schok opvangen bij een botsing.
In de late namiddag draait de poort plots open, Michel loopt ons voorbij en gaat het bureel binnen, waarna de bazin in de deuropening verschijnt en me ongeduldig met haar hand wenkt. Ik laat alles vallen en haast me erheen. Terwijl hij met de bestelbons bezig is, vertel ik dat ik altijd met de fiets kom maar ze onderbreekt me en zegt dat het toch geen werk is, met zo'n weer, dat het alleen maar goed is om je nek te breken en of ik niet enkele keren met hem mee zou kunnen.
Michel knikt; het is niet van harte maar hij toont begrip voor mijn situatie, 'tot het gaat dooien', zegt hij zonder op te kijken. En waar ik morgen om zeven uur klaar moet staan en dat hij niet op me zal wachten. De bazin glimlacht breed en knipoogt naar me terwijl ik het bureau verlaat. Ik weet dat ze het goed meent maar voel ook wat weerzin; ze heeft duidelijk weeral enkele glazen op.
De volgende ochtend sta ik ruim op tijd in de Westlaan op de hoek met de Diksmuidsesteenweg, aan de slagerij waar we afgesproken hebben. Als de zilverkleurige Mercedes stopt, een kwartier te laat, loop ik snel naar het portier langs de passagierskant. De deur is gesloten, ik kijk in de wagen, Michel wijst achter zich.
Ik trek het achterportier open, stamp de sneeuw van mijn schoenen en stap in, terwijl de geur van leder me overweldigt. De muziek staat luid, het is een countrydeuntje waarin een honky tonk piano, een banjo en een viool een feestje bouwen waardoor ik niets kan of hoef te zeggen. Ik zwaai dus eventjes kort ter begroeting, hij knikt in zijn achteruitkijkspiegel en draait de rijbaan op. Ik schuif naar het midden vanwaar ik het beste uitzicht heb en probeer me verder zo weinig mogelijk te bewegen. Het voelt een beetje alsof ik een privé chauffeur heb.
De warmte in de wagen doet deugd, ik herken de muziek vaag, pijnig mijn hoofd maar kan het deuntje niet thuiswijzen. Het geluidsniveau zakt en het nummer loopt ten einde maar de stilte krijgt amper een kans, pianoklanken vallen klaterend uit de speakers en nu herken ik de muziek meteen, het is het begin van 'Piano Man' van Billy Joel uit de gelijknamige langspeelplaat. Johan, de boerenzoon, heeft deze plaat nog voor me op een bandje gezet. Joel teisterde die dagen de radio met 'Goodnight Saigon'.
'Opgeblazen, heroïsche bullshit,' zei Johan, 'typisch Amerikaans. Het succes is hem naar het hoofd gestegen. Maar luister hier eens naar.' Tijdens zijn betoog had hij een kartonnen hoes uit de platenkast gevist, schoof daar de binnenhoes uit en haalde met zijn linkerhand - de duim op de zijkant en de wijsvinger onderaan op het label - een vinylplaat tevoorschijn die hij daarna tussen beide handen klemde en zo voorzichtig over het pinnetje in het midden van de draaitafel liet zakken. Met een stofborsteltje ging hij nog eens van rechts naar links over het glanzende zwarte vinyl en mikte de naald toen nauwkeurig op een welbepaalde binnengroef. Vijf en een halve minuut werd er geen woord gezegd.
Ook de rest van de plaat was volgens Johan zeer de moeite.
Ik laat mijn hoofd traag zakken tussen de twee hoofdsteunen, waarachter de luidsprekers zich bevinden.
Een walsend mondharmonicaatje dringt de piano naar de achtergrond en ik sluit de ogen. Ik heb de cassette al vaak afgespeeld maar door het fantastische geluid van deze luidsprekers die zich aan beide kanten van mijn hoofd bevinden, lijkt het alsof ik het nummer nu pas echt hoor; er is niets dat me ontgaat terwijl ik wacht op die troostende, melancholische stem.
'It's nine o'clock on a Saturday, the regular crowd shuffles in. There's an old man sittin' next to me, makin' love to his tonic and gin'.
Johan vertelde me op een keer dat Billy Joel de nummers voor deze plaat schreef toen hij de kost verdiende als pianist in een bar nadat zijn eerste plaat grotendeels geflopt was. Nu kan ik hem ook echt zien zitten, in dat beige kostuum achter een donkere, glanzende vleugelpiano.
Zonder een beweging te maken wentel ik me in het klanktapijt en wens dat dit moment nooit voorbijgaat. Als ik de ogen open, zie ik de lichten aan de kruising van de Meensesteenweg met de Rijksweg nog net naar groen verspringen waardoor we gewoon verder kunnen rijden.
'He says "Bill, I believe this is killing me", as a smile ran away from his face. "Well, I'm sure that I could be a movie star, if I could get out of this place".'
Ik kijk naar Michel die, beide handen op het stuur, al zijn concentratie nodig heeft. De wagen glijdt zachtjes door de sneeuw en we naderen Beitem.
Het is dinsdagochtend, straks sta ik in mijn grijze overall onder de witte daglichten aan de oude puntlasmachine. Johny, die de schaar bedient, zal met een lederen schort en lederen handschoenen - alles donker van het vet en goed passend bij zijn lange, zwarte baard - gigantische metalen platen in stukken snijden. Waar Rik gaten in, en hoeken uit zal stampen, de betonnen ondergrond davert ervan. Zodat Danny, met z'n immer blozende wangen, ze tot deuren kan plooien waar ik de hele dag lang in ieder exemplaar een brug moet lassen ter versteviging, zodat ze hun model behouden. Ze dienen voor dossierkasten.
Samen zorgen al deze machines voor een metalen geluidsmuur, een regelrechte aanval op onze oren en pas als alles stilvalt omdat de sirene door de fabriek weerklinkt, het sein dat het avond is en we naar huis mogen, hoor je dat er ergens op de achtergrond muziek speelt.
'And the piano, it sounds like a carnival! And the microphone smells like a beer… And they sit at the bar and put bread in my jar, and say "man, what are you doin' here?!"'
Het klinkt als een bacchanaal, Joel die als de vlieg op de muur toekijkt hoe iedereen dronken wordt terwijl het gevoel hem bekruipt dat het leven aan hem voorbij trekt, 'Oh, la, la-la, di-di-da… La-la di-di-da da-dum…'
De bijna tastbare ontgoocheling in die stem, zelfs de klanten beklagen hem.
'Sings us the song, you're the piano man. Sing us a song tonight. Well, we're all in the mood for a melody, and you've got us feelin' alright…'
De piano begeleidt de harmonica naar de uitgang terwijl de Mercedes de maagdelijk witte parking oprijdt. Ik neem mijn rugzak, stap uit in een dikke laag sneeuw terwijl de slotakkoorden weerklinken en het portier dicht valt, en zwaai nog even naar Michel die alweer verder rijdt. Ik haast me door de sneeuw de kleedkamer in.
'En?', vraagt Daniël die zich staat om te kleden.
'Fantastische luidsprekers!' zeg ik enthousiast en hij knikt, hier niet in het minst door verrast.

LOTTI OP GRASPOP

Het was vijf uur en sluitingstijd. Het weekend lonkte. In het nieuws kwam het bericht dat de mystery act op Pukkelpop, het Finse powerpopduo Tarkastaja, niemand minder dan de gebroeders Clouseau waren.
Vijf jaar geleden, op een zaterdagmiddag - we waren die dag eveneens aan het werk in de kringloopwinkel - wist Willy Sommers een plaatsje te bemachtigen op Pukkelpop. Met gemengde gevoelens nam ik kennis van deze informatie. Wat deed Willy Sommers daar nou? Wou hij het record boegeroep verbreken? Had hij zin in een pak rammel? Ik hoopte voor hem dat die droopy ogen, waarmee hij me steeds meer aan een Basset Hound deed denken, hun werk gingen doen en hij er heelhuids weg mocht komen. Want ik vreesde oprecht voor zijn leven. En dat het een slip of the tongue was, dat het goed mocht aflopen en dat we er nooit meer iets over mochten horen.
Maar het bleek geen grap. De man waarmee we willens nillens tijdens onze jeugd moesten afrekenen, die onze huiskamers jarenlang geregeld tot onleefbare ruimtes had omgevormd, kwam de festivalganger op zijn eigen territorium terroriseren met een polonaise, onverdraaglijk gewoon, en dat op één van de weinige plekken waar ze aan hem dachten te kunnen ontsnappen. In de val gelokt, deels door Pukkelpop zelf, die hiermee een groot stuk van zijn street credibility verspeelde maar vooral door Mauro - nochtans één van onze all-time favoriete duizendpoten die over heel wat krediet beschikt hier diep vanbinnen - en zich daarvoor omringde met onder meer callboy Rik Verheye, kameleon Daan en de Koninklijke Fanfare de Kempenzonen uit Tielen. Later hoorde ik Willy op de radio, hoe goed hij daar in Kiewit, Hasselt, ontvangen was, hoe vriendelijk en lief de mensen er waren. Je hoorde de tranen in zijn ogen van ontroering, het leek wel of hij van een uitverkocht rusthuis kwam.
'Dit is de mooiste dag van mijn leven', zei hij glunderend tegen het Nieuwsblad.
'Moet kunnen', mompelde Arno terwijl we samen een kleerkast in elkaar staken.
Eerder dit jaar was er het ontstellende nieuws dat Helmut Lotti op Graspop stond. Opnieuw waren we aan het werk toen het nieuws insloeg als een bom.
''Helmut goes Flemish', 'Helmut goes classic', 'Helmut goes Elvis', 'Helmut goes soul' en en nu 'Helmut goes metal'? Man-man-man', zei Kurt - een stevig uit de kluiten gewassen reus die ondertussen al een groot jaar bij ons werkt - terwijl zijn van ongeloof uitpuilende ogen wegdraaiden en uit wie op slag alle energie weggezogen leek.
'Echt', zei hij, 'ik kan er niet meer tegen.'
Nadien bleek Lotti het er niet eens zo slecht te hebben afgebracht.
'Maar wees eens eerlijk', zei Kurt toen dat de dinsdag daarna tijdens het ochtendoverleg ter sprake kwam, 'je gaat toch niet naar Graspop voor Helmut Lotti? En hoe lang is hij al niet op die nagel aan het kloppen, altijd weer iets nieuws proberen? Kijk naar de stapels cd's die de mensen hier binnenbrengen van Helmut Lotti. Elke week, wat zeg ik, elke dag, een of meerdere exemplaren. Soms de hele collectie in één keer, allemaal mensen die er genoeg van hebben, wiens ogen plots zijn opengegaan. Maar net als je denkt dat het nu toch doorgedrongen moet zijn, is hij daar terug, zoals in die aflevering van de Columbus, echt, Lotti, laat ons toch met rust, we moeten je niet!'
'Komkomkom', zei Koen, 'hij heeft zijn best gedaan. En de recensies waren goed, is het niet?' Hij knikte in onze richting en we beaamden, de kranten stonden vol van de vier sterren recensies, 'er volgt zelfs een tournee dit najaar, dat wil toch ook iets zeggen?'
'Wat wil dat zeggen?' schreeuwde Kurt woedend. 'Bart Peeters speelt ook voor uitverkochte zalen! Ze kapen de radio, de televisie, het verstand van de ouderen en nu gaan ze ons ook nog eens afnemen waar we naartoe gaan om aan ze te ontsnappen?'
'Je mag je niet zo opwinden over die zaken, je moet aan je hart denken', zei Arno.
Maar het ergste moest dus nog komen.
'Het was te denken dat zij er ook eens zouden staan', zei Kurt toen de echo's van het nieuwsbericht in onze verlaten winkel weggeëbd waren. Eerst had hij een tijdlang naar de grond gestaard. De anderen stonden er eveneens moedeloos bij, ook al was het eindelijk weekend. Ondertussen sloot ik de kassa's af.
'Hoelang maakt dat zootje ons het leven nu al niet zuur? Hun eerste twee albums konden er nog net mee door, maar sindsdien is die aftakeling toch niet meer om aan te horen? Dat eeuwige gekweel. Die uitgemolken formule. Hebben de mensen nog geen problemen genoeg?'
We hadden er niet veel tegenin te brengen, moesten toegeven dat hij ergens wel een punt had.
'En om de kritiek te vermijden, hebben ze het heel listig aangepakt: als een paard van Troje hebben ze zichzelf binnengesmokkeld. Wat een lafaards!'
'Kijk,' zei Arno die op z'n gsm scrolde, 'ze zijn begonnen met hun maskers nog op, met het nummer 'Fuck 'm All', waarna ze hun vermomming afgooiden en 'Nobelprijs' speelden.'
'Wat een arrogante ettertjes,' zei Kurt om zich heen kijkend, op zoek naar bijval. En toen we in plaats daarvan een beetje meewarig met het hoofd stonden te schudden, 'ja maar, dat is toch ongelofelijk? Zo goedkoop! Je gaat met je waardeloze brol op het podium van 's lands mekka van de muziek staan en laat meteen weten dat je er schijt aan hebt, aan wat iedereen daarvan denkt! Man-man-man, ik kan er niet meer tegen…'
'Komkomkom,' zei Koen, 'trek je het je niet zo aan! Daarbij, het is je bespaard gebleven, jij was hier.'
'Ik heb gewoon te doen met die brave mensen die dat daar ginds allemaal moesten ondergaan.' Hij legde een hand op Koens schouder.
'Geef toe, eerst geef je ze nog het voordeel van de twijfel, maar als die maskers eraf gaan, dan verwacht je toch een bestorming van dat podium? Wat zou dat prachtige beelden hebben opgeleverd.' Hij glimlachte.
'Stel je het eens voor, ze filmen het podium aan de achterkant, waar de broertjes plots in doodsangst door het gordijn komen gestormd, de trapjes af en het weiland in, de koeien tegemoet, waarna dat gordijn gewoon helemaal naar beneden komt door die zestigduizend toeschouwers die in razernij de achtervolging inzetten!'
Dat was inderdaad een mooi beeld, en we stonden eventjes te grinniken.
'Wat een gebrek aan tact, wat een zelfoverschatting ook, om, als je niet gevraagd wordt, jezelf dan maar op te dringen! Want niemand die een kaartje voor dat duo heeft gekocht. Je zult er natuurlijk niets over horen maar ik ben er zeker van dat er mensen zijn die hun hebben en houden verzamelden en vertrokken op het ogenblik dat het smoelwerk van die twee tevoorschijn kwam. Dat is alvast wat ik zou hebben gedaan.'
Hij liep naar de uitgang, Koen en Arno volgden. Kurt draaide zich plots abrupt om en botste zo bijna tegen zijn collega's die geschrokken halt hielden - hij was nog niet klaar.
'Ze zouden er zo graag bijhoren, maar ze hebben niets dat rechtvaardigt dat ze daar staan. Het is, kortom, niet minder dan een belediging, vooral voor wie al die jaren trouw aan het festival was.'
'Maar er zijn ook veel mensen die Clouseau nog steeds graag horen', opperde Koen moedig.
'Die moeten nog wakker worden', zei Kurt met een zucht. 'Het vergt moed om de waarheid onder ogen te zien', en met gebogen schouders zette hij de tocht naar de uitgang verder.
'Goed weekend', riep ik nog, Koen en Arno zwaaiden eventjes ter afscheid.
'Ik kan niets beloven', zei Kurt.

ROESTIGE FIETS

De man die momenteel aan de beurt is, maakt een wat nerveuze, rusteloze indruk. Hij bestudeert de al niet meer zo jonge bakkerin die niet van plan is zich te haasten, volgt haar bij elke beweging, verliest haar geen ogenblik uit het oog.
De man bevindt zich misschien nog niet in de herfst, maar dan toch zeker aan het einde van de zomer van zijn leven: grijzende krullen omzomen zijn kale schedel waaronder een gegroefd voorhoofd en de vele rimpels accentueren een zorgelijk gezicht. Hij torst een indrukwekkende buik mee die bijna uit zijn hemd barst en wacht aan de kassa van het kleine bakkerijtje waar bouwondernemingen gespecialiseerd in winkelinrichtingen tot nu toe bot gevangen hebben: alles ademt hier authenticiteit en traditie, iets waar wij, de klanten, optimaal van moeten genieten want dit is de laatste der Mohicanen - op een dag is het voorbij, komt er een jongeling aan het roer die beslist dat de oerdegelijke, gezond verstand en vertrouwen uitstralende inrichting dringend vervangen dient te worden door een opgeblazen overbelicht nep interieur met valse wanden en een spanplafond.
De bakkerin stopt de koeken, die hij opsomt, één voor één in een papieren zak die ze in de palm van haar linkerhand laat rusten, terwijl ze nu en dan eventjes door de grote winkelruit naar buiten tuurt.
Soms kun je, bij het binnenkomen, hier evengoed een norse, gedrongen vrouw met een donkerpaarse brilmontuur aantreffen die zwijgend met hoekige, stuurse bewegingen je bestelling verzamelt - alsof er haar iets dwars zit. Het lijkt zelfs alsof ze bij de deur stond te wachten zoals ze ogenblikkelijk binnen stormt als de deurbel geactiveerd wordt, ze kijkt je niet aan, reageert nooit op een begroeting of het afscheid en opent uiteindelijk enkel haar mond om monotoon, met een zekere onverschilligheid, de cijfers van het verschuldigde bedrag uit te spreken.
Hoe anders is het met zij die nu voor ons staat! Ze glimlacht, vaag en geheimzinnig als de Mona Lisa, een beetje dromerig, heeft min of meer dezelfde brilmontuur op haar neus staan maar dan lichtbruin wat past bij de teint van haar gezicht.
In tegenstelling tot die andere bakkerin die stampvoetend door de winkel raast, lijkt deze eerder tussen de toonbank en de rekken te zweven terwijl ze droge grapjes maakt. Ze lijken als twee druppels water op elkaar dus zijn het misschien tweelingzussen maar met niet eens zoveel verbeelding zou het ook om een en dezelfde persoon kunnen gaan, als een plaatselijke, vrouwelijke variant op dr. Jeckyll & mr. Hyde.
Blijkbaar heeft de man die aan de kassa staat, zijn verhaal moeten onderbreken om een bestelling op te sommen die nogal traag werd uitgevoerd wat zijn ongeduld zou verklaren maar nu kan hij verder met wat hem overkomen is; hij spuwt de zinnen gehaast, met een hoge, hese stem, je moet goed luisteren om mee te zijn maar de toon waarmee hij spreekt zorgt er sowieso voor dat je gealarmeerd bent en automatisch de oren spitst.
'Wie heeft daar iets aan? Een roestige fiets van dertig jaar?'
Waarna hij vragend kijkt naar wie er verder in de winkel staat en hoewel ik enkel kan vermoeden en nog niet zeker weet waar het om draait, schud ik meewarig het hoofd.
'Eerst dacht ik nog dat het een grap was. De fiets stond in de garage van ons flatgebouw, dus liep ik nog eens naar de buurman, om te vragen of hij misschien iets wist. Die sprong als door een wesp gestoken overeind en moet je nu iets weten? Zijn fiets was ook weg! Maar dat was nog niet het ergste, de elektrische fietsen van het paar dat boven ons woont, bleken ook verdwenen: twee mooie, nog bijna nieuwe E-bikes die met een massieve ketting aan elkaar waren vastgemaakt!'
'Waar gaat het toch naartoe?', mompelt de man van middelbare leeftijd die achter hem staat, een mager postuur in een donkerblauw trainingspak met sandalen, de haren netjes opzij gekamd. Degene ook die hier zo indringend naar Sunlight zeep ruikt; daar kwam ik achter toen hij me voorbij liep om de taarten in de lange vitrine te bezien.
'Nog een notenbrood, gesneden', piept de hese man.
De bakkerin lijkt in gedachten verzonken, kijkt door het raam, draait zich om, neemt een ovalen brood uit het rek, loopt naar de broodsnijmachine en glimlacht plots geamuseerd.
'Er stopte hier eens een vrouw die haar fiets tegen de vensterbank plaatste, daar,' ze wijst door het grote winkelraam, 'waarna ze binnenkwam en haar bestelling deed. Terwijl de machine het brood sneed keek ik naar buiten en ik zag nog net hoe iemand met een oranje muts op en een blauwe jas op haar fiets sprong en ervandoor ging. We liepen samen naar buiten, maar er was niets meer aan te doen, we konden enkel zien hoe de dief met de fiets verdween in de verte. Die vrouw was in alle staten, haar handtas bleek in een van de fietstassen te zitten en bevatte onder andere de papieren voor het ziekenhuis waar ze de week nadien, op maandagmorgen, geopereerd zou worden. Ze was helemaal van haar melk en vertrok om aangifte te gaan doen bij de politie. Ik noteerde haar naam en telefoonnummer en vertelde alles aan Eric, mijn man, toen die even later thuiskwam. Hij vroeg hoe de dief eruitzag, waarna ik de blauwe anorak en die oranje muts beschreef en dat het een damesfiets betrof die twee fietszakken had. Mijn man stapte opnieuw in zijn wagen en reed enkele rondjes in verschillende richtingen, nam zelfs een kijkje voorbij de brug maar de vogel was natuurlijk allang gaan vliegen en hij besloot terug te keren toen hij plots een man met een oranje muts en een blauwe jas op een damesfiets met twee fietstassen zag rijden. Hij stak de fietser voorbij, wachtte hem iets verder op, stapte uit en vroeg toen streng wat hij op de fiets van zijn moeder deed. Ik weet niet of je Eric al eens gezien hebt?' Ze kijkt naar de man die zijn hoofd schudt, en dan naar ons, die hetzelfde doen.
'Nu,' mompelt ze terwijl ze de schouders ophaalt en daarna verder gaat, '"als dit de fiets van je moeder is, mag je hem terug hebben!", riep de dief die er al rijdend af sprong en de velden in vluchtte terwijl mijn man de fiets opving. En daar stond hij dan met dat kleine autootje en die fiets!'
Ze maakt de zak met koeken weer open, telt terwijl ze met een vinger naar de inhoud wijst en tikt een bedrag in op het oude kasregister. Ze checkt de toonbank, ziet het notenbrood in de zak en tikt opnieuw een bedrag in.
'Maar het is hem toen toch gelukt om met de fiets thuis te komen. Ik belde de vrouw die nog bij de politie zat en meteen kwam kijken. Gelukkig zaten haar handtas met alle documenten nog in de fietstassen. Ze was zo blij!'
'Jammer dat Eric niet in de buurt was toen onze fietsen gestolen werden', zegt de klant die afrekent, hij neemt zijn aankopen, knikt ten afscheid en verdwijnt. De man in trainingspak voor me wordt snel afgewerkt, alsof de woorden en de tijd van zonet voor twee klanten waren bedoeld. De bakkersvrouw staat met het brood dat ik gevraagd heb in haar handen bij de snijmachine en tuurt door het raam.
'Vroeger zette ik altijd bakken met geraniums op die vensterbank', zegt ze. 'Maar op een keer stopte er een wagen, ergens halverwege de namiddag, de chauffeur stapte uit, opende de koffer, laadde mijn bloembakken in, alsof het de normaalste zaak van de wereld was, stapte opnieuw in en reed weg. Een buurvrouw had alles gezien, maar de diefstal was zo schaamteloos rustig en beheerst uitgevoerd dat ze dacht dat het iets afgesproken betrof waardoor ze natuurlijk niet op de nummerplaten had gelet. Sindsdien heb ik geen bloembakken meer gezet.'
Vreemd genoeg moet ze erom lachen, terwijl de oude broodsnijmachine luid ratelend en overdreven schuddend in werking treedt, alsof ze uit elkaar gaat vallen terwijl mijn brood tussen de messen verdwijnt.

SCHEEL

Het is de laatste dag voor het verlof maar ook de laatste dag dat Wahid hier werkt. Op tafel staat de grote taart die hij heeft meegebracht. Hij glimlacht als hij zijn kringloopwinkelgetuigschrift in handen houdt, een tastbaar bewijs dat zijn traject dat hier net geen twee jaar duurde, vandaag wordt afgerond. Het afscheid valt ons allemaal zwaar maar nu is hij klaar voor de volgende stap.
Het werden twee woelige jaren waarin we samen veel hebben meegemaakt en er hier van alles is gebeurd: de verbouwing van de winkel, het bezoek van de koning, de man die stierf in de kledingcontainer, de inbraak onlangs - waarbij dieven er vandoor gingen met de, gelukkig, magere inhoud van onze kluis.
Hij heeft ondertussen een succesvol toelatingsgesprek bij de VDAB achter de rug en mag beginnen met zijn opleiding voor verpleger, een knelpuntberoep.
Het is pauze in de namiddag, we zitten elk met een groot stuk taart en een kop koffie voor onze neus. We toosten en ik wens hem veel succes.
'Maar ik ga pas starten in februari.' Hij leest de verbazing op mijn gezicht en steekt de schouders op.
'Het kan niet nu, ik moet werken. Alles is heel duur in België. Ik krijg straks een uitkering van de RVA maar daarmee kan ik de rekeningen niet betalen. De huur en vaste kosten alleen al bedragen 1300 euro. De rekeningen stapelen zich op. En alles komt nu ook plots samen: mijn dochter is net geopereerd, voor de tweede keer in korte tijd.' Daar heeft hij me nog niets over verteld. 'En mijn vrouw moet volgende week een operatie hebben. De oorlog in Syrië duurt al meer dan tien jaar. Dan ga je, kun je met kleine problemen niet naar de dokter. En nu zijn het grote problemen.' Hij tuurt voor zich uit.
'En drie kinderen hebben een bril nodig, ik kijk nu voor één bril per maand. Ik krijg zestig euro terug van de mutualiteit en zo kan ik kijken voor een tweede bril de maand nadien. En ik heb nu ook drie facturen gekregen van school, elke keer driehonderdvijftig euro. Ik weet nog niet hoe ik dat zal betalen.' Hij zucht.
'Het leven hier is zo georganiseerd dat jij met twee moet werken. Daardoor hebben mensen hier twee auto's nodig. Om deze tweede auto te kunnen kopen moet jij werken. Tijdens het werk moeten de kinderen naar de opvang kunnen. Om de opvang te kunnen betalen moet jij werken. Hier wordt langs alle kanten aan je getrokken.' Hij staat recht, met zijn armen wijd, en beweegt scheel kijkend wiebelend heen en weer, als om te illustreren wat hij bedoelt.
'Maar ik wil niet klagen want eigenlijk is dat allemaal niet zo erg. In Syrië konden wij niet slapen. Wij wisten nooit of we weer wakker zouden worden. En elke dag was het een uitdaging om de avond te halen. Wij moesten steeds weer verhuizen omdat de oorlog te dicht kwam. We waren altijd bezorgd, voor de kinderen, voor elkaar. Wij waren er ons leven niet zeker en altijd bang.
Nu hebben wij geen zorgen meer, alleen nog kleine problemen. Ja, het is moeilijk, we moeten kijken voor deze brillen, de operaties en het schoolgeld en wie weet wat er morgen in de brievenbus valt. Ik zou heel graag naar school kunnen gaan, de kennis die ik vroeger in Syrië heb geleerd combineren met mijn talent zodat ik het werk waar ik goed in ben, hier kan uitoefenen. Maar ik besef ook hoever we het gebracht hebben met ons gezin. We leven nog. Hoe groot onze problemen vandaag ook zijn, wij liggen niet meer wakker 's nachts.'

LANG LEVEN

Daar staat ze, middenin de boekenafdeling, bij de kook en hobbyboeken. Het lijkt de dag van gisteren dat ze hier voor het laatst was maar het tegengestelde is waar en ik heb de laatste tijd af en toe aan haar gedacht omdat het me verbaasde dat ik haar zolang niet had gezien. Vooral omdat ze lange tijd meerdere keren per maand langskwam.
Nu ook weer niet zo abnormaal natuurlijk, behalve bij mensen van haar leeftijd: ze moet ondertussen al in de negentig zijn. Dat is het lot van iedere handelaar die rechtstreeks met de klant te maken krijgt; op een dag besef je dat je iemand reeds een hele poos niet zag waarbij je een onbehaaglijk gevoel besluipt, vooral bij de hoogbejaarden onder hen, maar je hebt telkens het raden naar de ware toedracht van het wegblijven. En soms komt die persoon dan plots weer binnen en blijkt er niets aan de hand, zoals vandaag dus.
Ook al is het niet al te warm, ze draagt een jurk zonder mouwen waardoor haar dunne, fel verrimpelde armen helemaal bloot zijn. Ze ziet me, kijkt verbaasd, schudt het hoofd.
‘Maar,’ zegt ze, ‘werk jij hier toch nog?’
‘Hoezo, dacht je dat ik weg was?’ Ze deinst achteruit, alsof ze de zaak wil overschouwen, om uit te zoeken wat er aan de hand is en probeert om me heen te kijken, alsof ze iemand anders zoekt.
Blijkbaar is het dus toeval en hebben we elkaar gemist.
'De vorige keren was er hier een andere chef.’
‘Ja dat kan,’ zeg ik, ‘als ik er niet ben, komt iemand me vervangen.’
‘Nu, op zich maakt het niets uit,' mompelt ze gehaast, 'luister, zouden die boeken binnengekomen zijn die ik besteld heb?’
‘Je kunt hier geen boeken bestellen’, zeg ik.
‘Die andere chef heeft die boeken voor me besteld’, snauwt ze met haar kin vooruit.
‘Hij heeft je dan iets wijsgemaakt’, zeg ik. ‘Je weet toch hoe het werkt? We kunnen enkel verkopen wat we binnenkrijgen.' Ze kijkt me bedenkelijk aan, alsof ik het ben die het verkeerd voor heeft.
'Maar wat wel mogelijk is: dat hij beloofd heeft om die boeken opzij te leggen mochten ze plots binnenkomen.’ Heftig geknik.
‘Ja,’ zegt ze, 'zo is het gegaan. Hij heeft het me beloofd!’ Ze glimlacht breed en kijkt me opnieuw hoopvol aan; die bleekblauwe ogen die alles al hebben gezien, stralen weer in dat oude gegroefde gezicht. Dat vind ik zo wonderlijk aan haar, hoe ze constant van het ene uiterste in het andere valt, hoe ze al die stemmingen naadloos aan elkaar rijgt, het toppunt van afwisseling, never a dull moment: misschien is dat wel de formule voor een lang leven.
'En?'
‘Wat?’, vraag ik.
‘Zijn de boeken binnengekomen?’ Sommige mensen horen niet wat je zegt. Anderen willen het niet horen.
‘Over welke boeken gaat het eigenlijk?’, vraag ik.
‘Het zijn twee kleine, groene boekjes. Ik heb ze hier trouwens nog gekocht!' Ze wijst naar het schap met hobbyboeken, naar de plek waar ze toen stonden. 'Maar ze werden gestolen uit mijn eigen huis! Je kunt werkelijk niemand meer vertrouwen…’
‘Waarover gaan de boekjes?’
‘Het zijn handleidingen; in het ene wordt uitgelegd uit hoe je wijn moet maken, het andere…,’ hoofdschuddend ratelt ze de woorden terwijl haar ogen heen en weer flitsen, ‘het is ook om iets te brouwen, geen wijn maar…,' ze zucht, 'ik zou het duizend keer zeggen…'
‘Porto?’ Ze veert op en wijst naar mij.
‘Ja! Dat is het, porto! Van noten!’ Ze kijkt weer vol verwachting naar de de schappen met boeken, alsof ze verwacht ze daar ergens te zien staan, nu ze weer weet waar ze naar zoekt.
‘Jammer genoeg niet’, zeg ik.
‘Oh verdomme toch…’ Ze zucht. ‘Werkelijk, en het is nu het moment, ik moet eraan beginnen want straks is het te laat!’
‘En wie heeft het boek dan gestolen?’
‘Wel, die aangetrouwde natuurlijk! Dat komt binnen en gaat buiten alsof het niet mijn maar haar huis is en als je er niet bent neemt ze spullen mee alsof het de normaalste zaak van de wereld is! En ze kan niets verkeerd doen voor mijn zoon, blind is hij, blind zeg ik!’ Ze briest van woede, valt stil, staart moedeloos naar de grond, kijkt op en herpakt zich dan verbazingwekkend snel, slaat haar benige hand als een klauw rond mijn arm en trekt aan mijn truitje, alsof ze me wakker wil schudden.
‘En wanneer zou je ze binnen krijgen?’
‘Ik ga eerlijk zijn: de kans is heel klein dat ze hier arriveren.’
‘Het is geen waar hé! Ach, familie! Je bent er vet mee!’ Haar hoofd zakt naar beneden.
'Je weet het natuurlijk nooit in een kringloopwinkel,' zeg ik, 'alles is mogelijk.' Met grote ogen kijkt ze me opnieuw vol verwachting aan, that's the spirit!
'Maar straks zijn we gesloten,' zeg ik, 'het is de laatste dag vandaag, vanaf morgen begint ons verlof en dan is de winkel twee weken dicht.'
'Goh,' zegt ze en legt een hand op haar borst, 'heb ik eventjes geluk!' En lacht haar veel te witte tanden bloot.
'Het is maar hoe je het bekijkt', zeg ik.
'Dat is ook waar', zegt ze bedremmeld terwijl de lach bevriest op haar gezicht.
'Maar dan kom ik toch gewoon binnen twee weken langs? Tegen dan heb je de boekjes misschien binnen!'
'Sluiten betekent dat we de komende twee weken niet werken', verduidelijk ik. 'Je kunt beter binnen een maand nog eens passeren.'
'Maar ik heb geen tijd!' roept ze ongeduldig. Dat zou wel eens kunnen kloppen. 'Het moet nu gebeuren. En ik heb die boekjes al meerdere keren teruggevraagd maar ze beweert natuurlijk dat ze ze niet heeft, dat valse kreng!' Het laatste woord kraakt in haar mond, alsof ze haar schoondochter hier ter plekke in tweeën bijt.
‘Wacht’, zeg ik, loop naar boven, tik 'wijn van druiven maken' in het zoekvenster van Google, krijg 670.000 resultaten in 0,26 seconden en druk twee receptjes af. Ik tik daarna 'porto maken met noten' - daar kunnen de druiven vreemd genoeg niet tegenop: 13.900.000 resultaten in 0,39 seconden, waarna ik uit de opbrengst opnieuw twee korte handleidingen selecteer, print deze af en loop ermee naar beneden. Het lijkt wel of ze voor me op haar knieën zal vallen, als ik haar die vier blaadjes geef, waarop alles recto verso staat afgedrukt.
'Hoe ben je daar nu aan geraakt', klinkt het verwonderd.
'De computer', zeg ik.
'Daar moet ik dringend mee beginnen', mompelt ze, terwijl het haar duizelt van de mogelijkheden want ze wankelt eventjes waardoor ze wederom mijn mouw vast scheert en er, opportunistisch als ze is, enkele keren aan rukt terwijl ze 'Hoeveel is't', sist.
'Het is onbetaalbaar', zeg ik treiterig en ze knikt.
'Zeker als je het nodig hebt', en haalt een driedubbel gevouwen briefje van twintig euro uit haar portemonneetje.
'Hier,' zegt ze, 'voor je tijd en het papier.'
'Wacht', zeg ik en geef haar vijftien euro terug terwijl ik naar het opschrift in onze Oxfam afdeling wijs en 'het is hier overal fairtrade' zeg.
'Euh,' haast ze zich alsof er haar iets te binnen schiet, ze zoekt naar woorden, 'euh, ik zoek nog een boek', haar ogen knipperen onophoudelijk en ik besef dat ze haar harde schijf raadpleegt.
'Is het dringend?' vraag ik, 'Kan het niet wachten tot de volgende keer?'
'Misschien wel', gromt ze, draait zich om en loopt de winkel uit met haar receptjes.

BAARD EN BRIL

Fré, een van onze chauffeurs die hier zijn pauze neemt, is met een nieuwe collega onderweg om verkochte meubelen te leveren of goederen op te halen. Het is een grote, breedgeschouderde man, een reus, maar eentje die zich voortbeweegt met de elegantie van een bokser. Hij komt overeind en plaatst zijn lege kopje op het aanrecht. Ik herinner me de tijd dat hij bij ons in dienst kwam, ik gok, een jaar of zeven, acht geleden. Het was toen al duidelijk dat hij een groot verantwoordelijkheidsgevoel had; je moet natuurlijk ook over wat gezond verstand beschikken om met zo'n vrachtwagen te rijden.
Ondertussen is hij van een jonge, energieke snaak geëvolueerd naar een rustiger, meer beredeneerd type die voor de job die hij uitoefent vandaag ook visueel wat meer vertrouwen inboezemt. Zo bezit hij nu een fraaie, lange baard die zijn jongensachtige gezicht wat meer maturiteit en mysterie verleent, wat goed uitkomt bij zijn indrukwekkende gestalte.
‘Je baard wordt steeds mooier’, zeg ik.
‘Dank je', zegt hij, terwijl hij met zijn vingers door de krullende haren woelt. ‘Ik knip geregeld de toppen bij en masseer de rest dan met wat baardolie.’ Ik voel hoe hij ondertussen vanuit de hoogte op mijn verwilderde kinhaar neerkijkt.
Maar er is nog iets aan zijn gezicht veranderd, iets wat hem meer ernst verschaft. En dan zie ik het, hij draagt een bril. Een klassiek ontwerp, met een dun goudkleurig montuur, een geslaagde keuze bij de guitigheid van zijn gezicht: het past wonderwel bij zijn baard en zorgt voor een bijna gedistingeerd aanzien.
Geen nood, zijn korte broek relativeert alles.
Fré zwaait ten afscheid en verlaat de refter. Ondertussen is Sergey binnengekomen om zijn pauze te nemen. Ook hij is een chauffeur bij ons, tien jaar geleden in de kringloopwinkel gestart, en net als Fré een forse man, maar minder groot en eerder geblokt, als een stuk graniet. Hij is niet ver meer verwijderd van zijn pensioen maar zijn gedrongen figuur heeft zo te zien nog niets aan kracht ingeboet. Zijn volle haardos is op enkele jaren tijd sneeuwwit geworden, net zoals die ruige, machtige borstelsnor.
‘Jij zou ook mooi zijn met een bril en een baard’, zeg ik.
‘Is niet belangrijk', bromt hij met die massieve bas-bariton. 'Hier binnen moet mooi zijn’, hij tikt met zijn rechterwijsvinger tegen zijn slapen.
‘Als daar niet mooi is, kunnen baard en bril niet helpen.’
Zijn bulderende lach doet onze refter daveren op zijn grondvesten.

OOK HIER KAN HET PLOTS OORLOG WORDEN

'Poetin, Assad… Wat denken deze mensen? Op een dag zullen ook zij sterven. Deze mensen maken het leven van miljoenen anderen tot een hel!
Alle mensen zijn bang voor Poetin. Terecht, want hij is een niets ontziende psychopaat die zijn land naar een oorlog heeft geleid.
In Rusland worden Syrische mannen gerekruteerd om te gaan vechten in Oekraïne. Zij kunnen kiezen, zeggen ze in de Russische media, maar luister Rino, ik heb vrienden die naar Rusland zijn gevlucht: zij moeten zich melden, anders loopt hun gezin gevaar. Zij hebben hun vaderland achtergelaten om de oorlog te ontvluchten en nu moeten zij vechten in een oorlog die de hunne niet is.
Ik hou van mijn land, ik had nooit gedacht dat ik er weg zou gaan. We hadden er alles: een mooi huis, een auto, werk… Assad heeft zijn volk verraden. Nog niet zo lang geleden leefde de bevolking in Syrië zoals de mensen hier. Maar deze man heeft het allemaal van ons afgenomen. Hij heeft het leven er onmogelijk gemaakt. Alle religies leefden er in vrede naast elkaar maar nu is het land verdeeld. Assad heeft zich tegen zijn eigen bevolking gekeerd en daarbij hulp gekregen van Poetin. Hier spreekt men over vijfhonderdduizend doden in de twaalf jaar dat de burgeroorlog duurt maar het zijn er veel meer, in Syrië zelf heeft men het over anderhalf miljoen doden door de oorlog. En er zijn veertien miljoen Syriërs op de vlucht, mensen die alles verloren zijn en wier leven kapot is.
Als ik de krant lees of luister naar het nieuws, lijkt het soms alsof wij hier op vakantie zijn en alleen maar willen profiteren van België. Maar ik werk, betaal mijn rekeningen en belastingen, mijn kinderen gaan naar school en ondertussen leer ik nog altijd Nederlands. Die grammatica... Ik denk, Nederlands is de moeilijkste taal ter wereld!
België is een goed land, maar het was geen droom van mij om ooit naar hier te komen. Toen ik vertrok uit Syrië, wist ik niet waar ik naar op weg was. Ik zocht een plek waar mijn vrouw en kinderen veilig zouden zijn.
De waarheid is dat wij geen keuze hebben. Door de oorlog in Oekraïne denkt niemand nog aan Syrië, maar ook daar is de oorlog nog altijd bezig. Moest alles plotseling terug zijn zoals het vroeger was in mijn land, denk je dan dat ik nu zou praten met jou? Dan waren we al onderweg naar ons voormalig vaderland, terug naar familie en vrienden. Want het is nu eenmaal zo: veel mensen hier zijn vriendelijk voor ons, maar nog meer mensen willen ons hier niet. Ginds was ik iemand, hier ben ik niemand.
Wij waren geen rijke mensen, maar we waren welstellend. Daar blijft niets van over. Ik ben natuurlijk blij dat mijn vrouw en kinderen bij me zijn, dat is het belangrijkste, je familie. Maar het doet nog steeds pijn, hoe alles waarvoor we hebben gewerkt, van ons afgenomen werd, hoe alles wat we hebben opgebouwd, verdwenen is. Soms lijkt het alsof mijn hoofd zal ontploffen.
Hier denken de mensen dat de oorlog ver weg is en leven alsof hen niets kan gebeuren. Dat dachten wij vroeger ook. Daarbij, waarom zou iemand oorlog willen? Maar deze mensen geven niets om mensenlevens, dat hebben wij al ondervonden. En als Poetin verliest, heeft hij niets meer om voor te leven.
Ik ben bang, Rino. Ook hier kan het plots oorlog worden. Daar denk ik veel aan. En ik kan maar niet begrijpen hoe het mogelijk is dat deze twee het leven van miljoenen mensen kapot kunnen maken. De hele wereld kapot kunnen maken.'

VRIENDEN

Chef, heb jij vrienden?'
We staan in het midden van de onze kringloopwinkel waar we de rekken met decoratieartikelen herschikken en aanvullen.
'Ik bedoel echte vrienden, waar je op kunt rekenen.'
Ik moet hier toch eventjes over nadenken en ga in gedachten na wie mijn echte vrienden zijn, vrienden die me onvoorwaardelijk zouden steunen als ik plots in grote moeilijkheden zit. Die voor me in de bres zouden springen, ongeacht wat er gebeurd is.
Tot nu toe had ik het geluk dat ik nooit zo erg in de problemen zat dat ik op die manier beroep op iemand moest doen. Daarnaast moet ik bekennen dat ik niet goed in het onderhouden van een vriendschap ben. Zo ben ik onderweg veel mensen kwijtgeraakt. Als we elkaar, vaak jaren later, terugzien, zijn we vervreemd en herkennen we ons niet meer.
Behalve bij een paar enkelingen; ook wij zien elkaar soms lange periodes niet maar als het gebeurt is er langs weerszijden meteen die klik. Dan keert alles terug wat we samen hebben meegemaakt, als een warme gloed die door je lichaam trekt en vanaf de eerste woorden die worden gezegd zit je meteen weer op dezelfde golflengte.
'Ik denk drie, misschien vier', zeg ik. Het is best wel droevig gesteld, als je er eens bij stilstaat.
We zetten de bloempotten op kleur. Er zit verrassend veel donkergrijs en rood in ons assortiment.
'Heb jij echte vrienden?'
Hij schudt zijn hoofd, slaat de ogen neer, wrijft met een hand door zijn uitgedunde haardos, kijkt me ernstig aan, zwijgt. Hoelang is hij al in België? Vier of vijf jaar? Het is niet vanzelfsprekend om in zo'n korte tijd een nieuwe beste vriend te hebben. Zijn ogen gaan onrustig heen en weer.
Het valt me steeds weer op wat een mooi gezicht hij heeft, vol uiteenlopende emoties: er is zowel twijfel als vastberadenheid, er gaat iets zachtaardigs van uit maar er is tegelijk die onverzettelijkheid. En over dat alles heen ligt er een diepe melancholie. Hij heeft eerder al verteld over de verschrikkelijke oorlog, het was de hel. Meer hoeft hij niet te zeggen, je kunt de verscheurende keuzes die hij toen moest maken nog steeds van dat gezicht aflezen.
'Ja chef, goeie vrienden maar zij zijn allemaal in Syrië. En ik heb ook een beste vriend. Ik mag alles aan hem vragen. En hij ook aan mij. Hij is als een broer voor mij. Hij woont in Libanon.'
'Hier heb je ondertussen toch ook al vrienden?'
'Hier zijn veel mensen vriendelijk voor mij, maar dat is niet hetzelfde.' Hij glimlacht.
'Jij bent goede man chef, jij helpt veel voor mij. Ook andere mensen helpen. Maar leven hier is moeilijk. Vroeger was leven ook moeilijk, maar jij leert hoe het leven is, maakt vrienden, groeit samen op en dan blijf je, uiteindelijk, met enkele echte vrienden over. En het is niet moeilijk meer. Maar als jij vertrekt en alles achterlaat, moet je weer helemaal opnieuw beginnen. Want hier is alles anders. En nu ben ik ook veel ouder en heb ik een gezin. Mijn oudste zoon is achttien en helpt me zoveel hij kan. Mijn lichaam is niet meer jong en ik heb altijd pijn in mijn rug door het zware werk dat ik moest doen terwijl we op de vlucht waren.
Niet alle landen zijn zoals België chef. In veel landen kijkt niemand naar je om en krijg je niets. Er wordt gevochten om te mogen werken, ook al is het vuil en hard werk en verdien je bijna niets.
Ik mag vandaag niet klagen want ik ben hier samen met mijn vrouw en mijn kinderen. Maar ik ben soms zo alleen in mijn hoofd. Ik zou een vriend willen om mee te praten. Die een beetje denkt zoals ik. En aan wie ik raad kan vragen als ik het niet meer weet.'