zondag 26 juni 2011

Superieure Wezens

Ze heeft uitgekozen: 'De Dikke Vegetariër', een kookboek, en 'Dieren Eten' van Jonathan Safran Foer. Ooit beveelde ik haar 'Rekel' van Koos van Zomeren aan. Bleek dat ze het boek al had. Zij op haar beurt tipte me 'Een Vederlichte Wanhoop', een ondertussen onvindbaar geworden niemendalletje van dezelfde schrijver. Een kleinood dat ik al jaren koester. Dat schept een band.

Terwijl ze afrekent, hebben we het over de vele weerloze slachtoffers die je, vooral nu, langs de weg vindt, door blik en staal uit het leven gemikt. Hoe de mens, afgestompt achter het stuur, de voeling met de buitenwereld verliest en met de botte metalen sikkel meedogenloos om zich heen maait. Zomaar, zonder reden.
Wegwerpwezens, die dan achteloos blijven liggen en telkens weer opnieuw aangereden worden. Van ver lijken de dieren soms ongedeerd, pardoes in slaap gevallen in de berm, maar meestal zijn het bloederige proppen, al dan niet aan stukken gereten en breed uitgesmeerd, slechts aan enkele veren of wat vacht nog te herkennen. Vogels, net uit het nest, die nog niet wisten dat de heilige betonnen strook aan mensen voorbehouden is. Die een beetje verstrooid zaten te koekeloeren toen moeder een van haar belangrijkste lessen ten berde bracht.
Misschien vloog mama zelf in een moment van onoplettendheid te pletter op een voorruit. Of zoals die eend die, o horror, om een of andere nooit meer te achterhalen reden de snelweg opstapte met een rijtje kuikens in haar zog. Het opvliegende dons in mijn achteruitkijkspiegel had niets van een kussengevecht.
Ze knikt, maar ik moet het stellen zonder haar gebruikelijke, verbale enhousiasme. Ze maakt een afwezige indruk. Er ligt iets op haar lever.
'Ik heb een poedel doodgereden', zegt ze.

Het blijft stil terwijl ik het kookboek inpak, en het begint erop te lijken dat ik het daarmee zal moeten doen, als ze vervolgt:
'Hij zat daar, wat verderop aan de overkant van de weg, en ik was - zonder er veel bij na te denken eigenlijk - trager gaan rijden. Toen ik langs reed, stak het dier plots over. Ik remde onmiddelijk, maar het was al te laat - ik voelde duidelijk hoe de wagen over iets heen ging.'
Ze krimpt ineen en slaat een hand voor haar gezicht.
'Ik zat als verlamd in mijn wagen, maar uiteindelijk raapte ik al mijn moed bijeen en stapte uit. De hond was nergens te bespeuren. Mijn hart sprong op. Als de hond op eigen kracht was weggelopen, kon het zo erg niet zijn. Maar op dat ogenblik hoorde ik een afgrijselijk geluid. Ik wist niet wat het was of waar het vandaan kwam, maar het ging door merg en been. Kijk' zegt ze, en wijst naar haar armen, 'ik krijg er opnieuw kippenvel van...' .

'Daar stond een hysterisch huilende man met de poedel in zijn armen. Ik ging naar hem toe, maar hij liep een huis binnen, en ik durfde hem niet achterna gaan.'
Ze kijkt dwars door me heen met tranen in de ogen.
'Ik verwijt het mezelf nog steeds dat ik toen weggereden ben. Een week later stond ik aan te schuiven in een warenhuis toen iemand me plots vroeg: 'Bent u dat niet die laatst een hond doodreed?' Ik probeerde uit te leggen dat ik er niets aan kon doen, maar die persoon draaide zich om en liep gewoon weg... Verschrikkelijk was dat!'
Ze snuit haar neus.
'Sindsdien heb ik niet meer met de wagen gereden. Mijn moeder vond dat ik blij mocht zijn dat het maar een hond was. Typisch, vooral voor die oudere generatie, die superieure houding van de mens ten opzichte van dieren.'
Ze neemt het boek van Jonathan Safran Foer op.
'Voor mij doet het er niet toe, ik vind het even erg. En ik wil het nooit meer meemaken.'

zondag 19 juni 2011

OERKNAL

Ik dool in het beeldgeheugen rond
scan uit mijn ongerijmd verleden
pellicule die nog nooit het licht zag,
mijn eigen kleine oerknal

Op een half uur tijd bezoek ik festivals,
ga met grote liefdes op vakantie,
resideer in huizen waar ik bomen snoei,
het gras afrijd, en van mijn melk raak
door het weerzien van een kat

Tussendoor wintert en wemelt het
van de obligate bloedverwanten,
vrienden die ik vergat, vertrouwde onbekenden,
en een diep betreurde enkeling, bijwijlen

En het daagt me dat het niet zonder gevaar is,
deze wedersamenstelling na de jarenlange inslag
van een registratie-fragmentatiebom,
gestolde beelden van bewaakte momenten
waarin weer beweging komt

zondag 12 juni 2011

CUL-DE-SAC

Misschien kon je niet slapen

Of je had een nare droom
en rookt een sigaret in zacht
blauwachtig licht op het balkon
terwijl je bibbert van de kou

Verder raak ik niet

Want al lijkt het net alsof
je straks weer naast me ligt,
we hebben geen balkon
en jouw kant is onbeslapen

Je bent al een hele tijd uit bed

dinsdag 7 juni 2011

Keizer

Aangezien ene Jezus van Nazareth een paar duizend jaar geleden op deze dag in een vlaag van vergevingsgezindheid besloot om zonder enige vorm van aandrijving ten hemel te varen, bedacht iemand de toepasselijke term Hemelvaartsdag en vond een ander dat dit sterk staaltje van boven jezelf uitstijgen op gepaste wijze gevierd moest worden.
En hoe de beminde gelovigen sneller in feeststemming te brengen dan met een betaalde vrije dag?

Die bracht ik grotendeels door lezend in HhhH van Laurent Binet. Inmiddels was het avond geworden, en de verblindende zon verdween tussen twee gebouwen in. Iemand frunnikte aan het luikje van de ingebouwde brievenbus, door het gebloemde glas zag ik iets dwarrelen.
Vermoedelijk de aankondiging tot opening van een nieuw strijksalon, wassalon, kapsalon, boerderijwinkel, eetcafé-taverne-herberg of misschien waren er wel opendeurdagen op komst bij de fietsenmaker of wijnhandel om de hoek.
Hoe dan ook, belangrijke poststukken verwachtte ik niet op deze dag, en Laurent Binet sleepte me al snel weer vakkundig mee in zijn geromantiseerde weergave over de afschuwelijke maar fascinerende machinerie die leidde tot de ongeziene slachting van miljoenen joden tijdens de tweede wereldoorlog.

Diegene die me zo laat nog post bracht, had nagelaten de brievenbus weer te sluiten waardoor een streepje licht af en toe mijn aandacht trok. Tenslotte opende ik het kastje van binnenuit en gaf een tik tegen het slecht afgestelde luikje. Ondertussen bekeek ik vluchtig welk nieuws men op deze heuglijke feestdag meende te moeten verspreiden. Maar van een brief of een folder was geen spoor.
Geen boodschap dus, tenminste niet op papier.
In de brievenbus lag wel een handvol glanzende, donkerrode bloemblaadjes. Ik nam er eentje en rook eraan; de intense bedwelmende rozengeur deed me duizelen.

In het oude Rome ontving keizer Nero zijn gasten onder een regen van deze bloemblaadjes die met speciale vrachtschepen werden aangevoerd vanuit Egypte. Hij was daarnaast een groot liefhebber van rozenpudding, en eens liet hij een heel strand met een dikke laag bloemblaadjes bedekken. Enkele van zijn latere ambtgenoten beweerden dan weer dat ze de slaap enkel konden vatten op een bed gevuld met rozenvleugeltjes.
Ik keek naar het tere blaadje in mijn hand, en dacht aan die keer waarop ik met Valentijn een bloedrode roos in mijn brievenbus vond. Nooit te weten gekomen van wie ze afkomstig was, maar het belette haar niet de bron te zijn van onrust en wilde speculaties...
Voorzichtig stak ik enkele bloemblaadjes in het boek.

De volgende morgen zag ik dat een onverlaat lelijk huisgehouden had in een bloempot bij de buren.

donderdag 2 juni 2011

LANG EN GELUKKIG

"Gelukkig hebben ze er verkeerslichten gezet", zegt ze. We zijn aan de laatste paaseitjes toegekomen, in lichtblauwe en groene zilverpapiertjes.
"Het is zo'n druk punt en ze rijden er zo snel dat je je afvraagt waarom het zolang heeft moeten duren... Irene en ik hebben er eens veel geluk gehad."

Dit heeft ze nog nooit eerder verteld.

"We waren op weg naar de Floralux, zonder dat we iets nodig hadden. Er was een tijd dat we wekelijks gingen. Je vindt er altijd wel iets."
Ze lengt de wachtende koppen oploscappucino aan met kokend water.

"Op dat kruispunt moesten we links. Ik merkte hoe een wagen langs mijn kant snel naderde, maar net op dat moment begon Irene gas te geven. Ze had die auto dus niet gezien.
Het sloeg aan mijn hart, ik greep het dashboard met beide handen vast en jammerde 'OEIOEIOEIOEIOEI!'.
Ze remde en op dat ogenblik vloog die wagen ons voorbij. Toen ik naar haar durfde kijken, was ze zo wit als een laken."
We roeren het poeder los en nippen dan voorzichtig van de hete drank.

"Plots liepen we in de Floralux rond. Alsof we van aan dat kruispunt recht in de winkel waren gekatapulteerd. Het geluid keerde terug, en de dingen begonnen weer kleur te krijgen. Ik werd rustiger en keek naar Irene. Zij leek er nog niet helemaal met haar gedachten bij."
Ze schudt diep onder de indruk het hoofd terwijl ze een eitje pelt.

"En toen ik daar ineens al die bloemen zag, vroeg ik haar stilletjes:
'Zouden we nu in de hemel zijn?'"