woensdag 26 december 2007

Greetings From The Past (6)



Teenage Fanclub - Norman 3

Begin jaren negentig deelde Teenage Fanclub met The Posies een ongepland eerbetoon aan de legendarische powerpopgroep Big Star. 'Frosting On The Beater' van The Posies tilt je op om je een goeie drie kwartier later ergens in verwarring neer te gooien. Ideaal dus om te combineren met 'Thirteen' van Teenage Fanclub; een onder een blauwe hemel eindeloos zacht glooiend grasland waarop je kunt bekomen.

Muziek waarbij je je herinnert hoe het is om verliefd te zijn.

Muziek die ik voor het eerst in het Sjampetterke hoorde, het legendarische muziekcafé van Dirk Bruwier in de Roeselaarse binnenstad. Jarenlang een verzamelplaats waar muziekliefhebbers van heinde en ver kwamen afgezakt. Waardoor stamcafé een woord met inhoud werd, waar je zielsverwanten leerde kennen.
Vriendschappen opdeed: voor een avond of een leven. Waar dolende zieltjes rustig werden.
Waar altijd weer mooie, boeiende, interessante meisjes zaten. Behalve als het heel erg laat werd, en Dirk de overblijvende, nuttelozen van de nacht moest troosten met muziek uit die uitpuilende cd kast/koffers, plus de belofte dat ze er de volgende dag weer zouden zijn, die meisjes. En véél drank natuurlijk: rivieren vol Horse Ale en Havana Réserva, Westmalle's en Ciney Brune.

Waar relaties begonnen.
En eindigden.
En weer begonnen.

Hoewel er in de loop der jaren veel café's bijkwamen, bleef 't Sjampetterke de laatste, écht bruine kroeg ter stede waar rock'n roll ingeademd/gesproken/in glazen werd geschonken. Waar menige avond zoek raakte en nooit meer werd teruggevonden.
Daar komt deze week een einde aan.
Na achttien jaar geeft Dirk de fakkel door.

Dus bij deze: Dirk, merci.

vrijdag 21 december 2007

“My Childhood never lost its Magic, never lost its Mystery, never lost its Drama...” Louise Bourgeois in Tate Modern in Londen





Kenners zijn het er stilaan over eens: Louise Bourgeois geldt vandaag als de belangrijkste, nog in leven zijnde kunstenares. Toch is ze slechts bij een select publiek bekend, wat wellicht te wijten is aan het feit dat ze zich haar leven lang ver verwijderd hield van gangbare modes en tendensen. De tentoonstelling die momenteel in het Tate Modern (tot 20/01) te bezichtigen is, omvat zo’n tweehonderd creaties waaronder een aantal sleutelwerken van de inmiddels zessennegentig jarige Frans-Amerikaanse beeldhouwster. Over tien kamers verspreid wordt verslag gebracht van haar verlangens, liefdes, verdriet, angsten en pijn.

Louise Bourgeois werd geboren op kerstdag 1911 in Parijs. De relatie tussen vader en moeder liep niet van een leien dakje: “Father en mother were fighting like cats and dogs.” De in huis gehaalde kinderjuf die de kroost Engels bij moest brengen, bleek niet ongevoelig voor de avances van de vader, en hiermee ontkiemde het trauma dat Louise een leven lang inspiratie zou opleveren.
Louis Bourgeois liet binnen het gezin geen twijfel bestaan over z’n affectie voor Sadie Gordon Richmond in wiens bed hij algauw de meeste nachten doorbracht. Ten opzichte van haar kinderen negeerde moeder Joséphine Fauriaux het voorval, een houding die Louise niet begreep, en de verafgoding voor haar vader sloeg om in een liefde/haat verhouding.
“My best friend was my mother, and she was deliberate, clever, patient, soothing, reasonable, dainty, subtle, indispensable, neat and useful as an araignée.”
Het daaruit voortvloeiende, monumentale ‘Spider’ (1997) en ‘Maman’ (1999) - de moeder uitgebeeld als een reusachtige, beschermende spin - zal één van de meest geliefde werken uit het oeuvre van Bourgeois worden.



Wat Sadie betreft; zij bleef tien jaar lang bij het gezin inwonen.
Als tiener hielp Louise haar ouders in hun bedrijf waar ze kostbare, antieke tapijten restaureerden. Louise had een gave voor het ontwerpen van ontbrekende stukken.
Na de vroegtijdige dood van haar moeder begon ze kunst te studeren.
In 1938 huwde ze de Amerikaanse kunsthistoricus Robert Coldwater met wie ze naar New York verhuisde. Later zou hij er directeur van het museum voor Primitieve Kunst worden. Het is allemaal terug te vinden in haar vroege werk: abstracte en organische vormen die een ontwrichte, wat onstabiele indruk maken.



Ze worden vrienden met en gaan op visite bij Leo Castelli, Peggy Guggenheim, John Cage, Willem De Kooning, Hans Richter, Le Corbusier, Max Ernst, Marcel Duchamp en Mark Rothko, en tientallen anderen, samen voor een groot stuk verantwoordelijk voor hoe de kunstwereld er vandaag uitziet. Louise heeft ze allemaal persoonlijk gekend.

In 1939 keren ze kortstondig terug naar Frankrijk voor de adoptie van de driejarige Michel Olivier. Later komen er nog twee zonen bij.
Louise begint les te geven aan het Pratt Institute, de School Of Visual Arts en aan de New Yorkse universiteit. Ze lijdt aan slapeloosheid, wat haar creativiteit ten goede komt.



In 1945 heeft ze in New York haar eerste solo tentoonstelling ‘Paintings by Louise Bourgeois’. Aan het eind van de jaren veertig laat Bourgeois het schilderen achter zich en legt zich toe op conceptuele kunst. In 1951 sterft haar vader.
Na de verhuis naar een ruimer atelier, begin de jaren zestig, worden haar objecten groter, en begint ze te werken met rubber, brons en steen. Steeds meer vormt het trauma dat ze tijdens haar jeugd opgelopen heeft, het voornaamste thema in haar werk. Al langer verwijten kwatongen Bourgeois dat ze haar eigen mythe creëert en trekken het relaas van haar verleden in twijfel. Vreemd, sinds wanneer dient een artiest zich te verantwoorden voor de waarheidsgetrouwheid van zijn inspiratiebron? Het geheugen gaat nu eenmaal selectief te werk. “All my work... all my subjects, have found their inspiration in my childhood. My childhood never lost its magic, it has never lost its mysterie, and it has never lost its drama.” De duistere trip door het spookhuis van Bourgeois zorgt voor onvervalst kippenvel en haren die en masse ten hemel rijzen.

De tentoonstelling is overzichtelijk en grotendeels chronologisch opgebouwd. Vanaf het begin gaat Bourgeois het verleden te lijf, eerst nog vol zachte poëtische symboliek, later harder en directer.
In de eerste kamer zien we de vertederende reeks ‘Femme Maison’, vrouwen met een huis als bovenlichaam; de vrouw als huisvrouw maar ook als huis om in te wonen, om in ‘thuis’ te komen. Enerzijds veilig en beschut, anderszijds benauwend, soms zelfs claustrofobisch.



Dit vroege werk gaat de confrontatie aan met het zeventig jaar jongere ‘Cell’ (1990 – 93), een marmeren schaalmodel van het ouderlijke huis, enkel te bereiken via een poort uitgerust met een veelzeggende guilotine. In daaropvolgende zalen evolueert de ontgoochelde, ontwrichte dochter naar een verzetsleider die tenslotte de macht grijpt. Bourgeois herhaalt keer op keer wat zich heeft afgespeeld, telkens iets meer uitvergroot, tot er niets anders dan de naakte waarheid overblijft, opnieuw omgezet in materie. Neem nu ‘Filette’, een monsterachtige penis die weerloos aan een haak die – O horror! - door de eikel werd geboord wordt opgehangen; als schuldige tentoongesteld na het proces en de terechtstelling. “I am a scientific person. I believe in psycholanalysis, in philosophy. For me the only thing that matters is the tangible.” En mannen komen er nu eenmaal niet zo goed uit in het werk van Bourgeois.



Een orgelpunt vormt ‘Passage Dangereux’, enkele ontoegankelijke metalen kooien die samen de verschillende leefruimtes binnen een gebouw voorstellen. Het ouderlijke huis als een gevangenis. Dit is memory palace: wat ooit onzichtbaar voor de buitenwereld was, speelt zich nu voor onze ogen af. Stoelen hangen aan het planfond, op het bed vinden ontuchtige handelingen plaats, een spin tracht tevergeefs de kamer uit te komen. Een haast tastbare, hartverscheurende schreeuw die met verstomming slaat.



Ook ‘Red Room’ (1994) dat eigenlijk uit twee kamers bestaat, is ontluisterend: gesloten houten deuren die samen een spiraal vormen waarlangs de toeschouwer naar binnen wordt gezogen. In het ouderlijke gedeelte siert het dubbelzinnige ‘I Love You’ het kussen in het rode bed, waar het overspel vergeven wordt waarna het herbegint... Terwijl in de kinderkamer speelgoed, en kleine prullaria een kinderwereld laten zien die onbezorgd zou moeten zijn, maar waarin armpjes elkaar omstrengelen, bang om alleen gelaten te worden.
Voor de ingang van Tate Modern heeft ‘Maman’ (1999) postgevat, een ruim tien meter hoge spin die waakt over de bezweerders van de pijnlijke herinneringen van haar dochter.



“Art is a guarantee of sanity. That is the most important thing I have said.”

Te bezoeken tot 20/01 in Tate Modern, Bankside, Londen. Elke dag van 10 tot 18 uur, vrij/zat tot 22 uur. Vanaf 05/03/2008 in Centre Pompidou, Parijs.

Gepubliceerd in UrbanMag*

woensdag 19 december 2007

Kabouter



Eerst lijkt het alsof het raam beslaat. Algauw worden de druppels groter, daarna is het uitzicht wazig van de regen.
“Je hebt een nieuwe kabouter” zeg ik, een koffiekop afdrogend. Het oortje is verdwenen; de verwonding lijkt al oud maar ziet er nog steeds pijnlijk uit.
Ik zet hem naast andere slachtoffers in de kast.
“Waar?” Ma schudt met haar hoofd.
“Maar nee, die staat er al jaren.”
“Die daar”, wijs ik, “met z’n rode jas.”
Ze kijkt of ze er niets meer van begrijpt. Dan klaart haar gezicht op.
“Ah, maar die staat hier ook al een tijdje hoor...”, het klinkt niet half als een verontschuldiging.
“Herinner jij je nog dat vrouwtje van aan de overkant, Zulma? Een paar maanden geleden hebben ze haar naar een tehuis gebracht. Vierennegentig was ze. Haar kinderen vonden dat ze te oud was om alleen te blijven. Ze vergat teveel. Ze waren bang dat ze zou vergeten het gas uit te draaien bijvoorbeeld. “Alsof er geen veiligheid op mijn fornuis zit”, zei ze... Ze was anders nog goed bij haar hoofd.”
Ze spoelt enkele borden af.
“En ze wilde niet uit haar huis weg...”
We kijken allebei naar de kabouter.
“Maar het was de laatste tijd wel erger geworden. Ze was al een paar keer naar de GB geweest in haar slaapkleed, en toen ze op zo’n keer vergeten was waar ze woonde is de politie er bijgekomen.”
Ze zucht en laat het water uit de wasbak weglopen.
“Daarna heeft ze me haar trouwservies gebracht. Ze zei dat het nog nieuw was, nooit gebruikt, en dat niemand van haar kinderen het wilde. Toen vroeg ze of ik voor de kabouter wou zorgen. Die mocht ze niet meenemen. “Het was de laatste man in mijn leven”, zei ze”.
De kabouter ziet er bleekjes uit, heeft wellicht te lang in de zon gestaan.
Met een schoteldoek veegt ze het aanrecht af. Het is nu hevig aan het regenen.
Ik moet enkele kastdeuren openen voor ik zie waar ze de borden wegzet.
“Jullie gaan me daar ook nog steken om van me af te zijn”.
“Ik zou voor alle zekerheid in een gewone jurk gaan slapen”, zeg ik.
Ze geeft me een stomp.
“Kijk eens” zegt ze plots opgewekt, “hoe schoon hij blinkt!”
De kabouter staat onder een kleine rozelaar te grijnzen. Er valt een druppel van zijn neus.
Misschien heeft Zulma hem ook gekregen van iemand die naar een tehuis moest.
Ma veegt haar handen aan haar schort af terwijl ze naar buiten kijkt.
“Je moet toch eens kijken hoe schoon alles glinstert... Een cappuccino’tje?”
Ze vult de waterkoker en schept twee lepels Nesquick poeder in echte cappuccino koppen. Terwijl we wachten tot het water kookt, kijken we opnieuw door het raam naar de tuin. Ze giet water bij het poeder en roert eerst in mijn kopje, en daarna in het hare.
“Alles is mooier als het regent”, mompelt ze en likt het lepeltje af.

vrijdag 14 december 2007

Greetings From The Past (5)



Captain Beefheart - Ice Cream For Crow

De ongeëvenaarde Don Van Vliet, ooit klasmakker van Frank Zappa, in een videoclip: dit kunnen alleen maar de jaren tachtig zijn geweest. Het gelijknamige album was zijn laatste, daarna wijdde hij zich uitsluitend aan de schilderkunst, een andere obsessie uit zijn jeugd. In dit legendarische filmpje maakt hij schaamteloos reclame met z'n bizarre, chaotische maar fascinerende doeken. Ondertussen wordt de inmiddels zessenzestig jarige Van Vliet als een belangrijke hedendaagse schilder beschouwd.
Als weerman werd het, ondanks een verdienstelijke poging, echter niets.

"The sun ain't stable!"

donderdag 13 december 2007

Koud



Je dikke jas komt weer van pas, vorige winter kwam hij de kast niet uit.
Een muts vond je, daarstraks, toen je bij de kachel stond, een beetje overdreven.
Dat je adem verdampt, vind je iets troostends hebben. Je weet ook niet wat het is. Het herinnert je misschien aan vroeger, aan thuis, de huiskamer waar omstreeks deze tijd een kerstboom stond en ze allemaal samen waren en dat dit normaal was en - maar je moet er nu ook niet te lang bij stilstaan. Eerst dit ritje overbruggen, je hebt nog een flink stuk af te leggen.
Oppassen hier, het wegdek glinstert een beetje en iedere donkere plek droomt nu van een bestaan als onafhankelijk ijsland.
Door alle doemberichten omtrent de opwarming zou je haast vergeten hoe koud het nog kan zijn.
Toch fijn als je bedenkt dat je je steentje bijdraagt, hoe microscopisch klein het ook is.

Had je nu maar je handschoenen aan.

dinsdag 11 december 2007

vrijdag 7 december 2007

Mysterie



Een zwoele zomeravond, de zon legt het laatst zichtbare stuk af van haar quasi eindeloze traject. Vader verwijdert het klokhuis uit de appel die hij zonet geschild en gevierendeeld heeft. Moeder breidt haar haakwerk uit. Ondertussen kijken ze televisie; Stephan Derrick van de Münchense kriminalpolizei heeft zich weer eens vast gebeten in een schijnbaar onoplosbare moordzaak. Hij zit geknield naast een slachtoffer, en ritst de lijkzak vol verachting dicht.
De rolluiken zijn al naar beneden.
Ik sluip naar buiten om mijn vaders nieuwe aanwinst, een metaalblauwe Bedford, nog even te bewonderen. Hoewel mijn vader er zelf nogal stoïcijns onder blijft, vind ik dat het model lijkt op de donkere GMC Van uit The A-Team; een beetje lomp en massief, maar tegelijk cool en opwindend.
Het portier aan chauffeurszijde blijkt niet afgesloten. Mijn hart gaat wild tekeer als ik het voorzichtig openmaak en achter het stuur klim. Zelf het geluid van een soepel draaiende motor producerend, stuur ik het voertuig via denkbeeldige wegen de wijde, avontuurlijke wereld in. Wanneer ik op een roekeloos moment schakel zoals ik vader heb zien doen, gebeurt het onmogelijke: de bestelwagen komt werkelijk in beweging. Hij rolt traag achterwaarts van de zacht hellende oprit. Met geen ander geluid dan het bonken van mijn hart nader ik de rijbaan. Traag schuif ik eroverheen waarna de achterwielen in de gracht verdwijnen.
Behalve een naderende tractor is er tot aan de horizon geen teken van menselijk leven waar te nemen. De boer stapt uit en neemt het tafereel onderzoekend op. Hij komt naar me toe, legt rustig uit dat ik de versnellingspook wellicht ontgrendelt heb, en toont me hoe de handrem werkt. Daarna maakt hij een kabel aan de Bedford vast. De tractor begint astmatisch te kuchen en jaagt dan luid sputterend een dikke rookpluim de lucht in. Langzaam verwijdert hij zich, tot de kabel strak zit. De Bedford kreunt, en komt weer in beweging. Slaafs volgt hij de tractor. Ik trek de handrem aan, waarna de boer de kabel weer losmaakt. Flink gas gevend draait hij het links aanpalende akker op, wuift en verdwijnt. Ik stap uit, duw het portier voorzichtig dicht - tot het slot klikt.
Wanneer ik terug in huis ga, zitten vader en moeder nog steeds op dezelfde plaats. De schil ligt in de asbak, de appel is verdwenen. Er is niets dat wijst op wat er zich zonet heeft afgespeeld. Toch is er iets veranderd. Een verdachte wordt weggeleid.
Derricks superieure grijns vult het scherm.

woensdag 5 december 2007

Greetings From The Past (4)



The Sound - Winning

Geboren zijn op de dag dat die goeie ouwe Sint de kindjes verwent: het laat z'n sporen na, men komt het nooit teboven. Happy Birthday out there, Adrian 'Lefty' Borland!

dinsdag 4 december 2007

zondag 2 december 2007

Klein

“Ha, Morriske!”
Mijn vader in zijn witte overal lacht naar het kleine ventje dat buiten staat, en naar binnen kijkt door het gat waar binnenkort een schuifraam zal zitten. Ik ben klein voor mijn leeftijd, maar Morriske is nog kleiner.
“Mooortle!” Met een schop vul ik de emmer en zet die op de stelling. Met plakmes en truweel wordt de smurrie aan de muur gesmeerd.
“Ge gaat die jongen toch eens moeten zenden voor wat noten.” Alles wat Morriske zegt deint als een liedje. Elke dag komt hij langs, en begint telkens weer over zijn noten.
Voor mijn vader als zelfstandig stukadoor begon, werkte hij bij een grote firma met de broer van Morriske. Die woont hier niet ver vandaan, in een huis dat hij achter zijn uren zelf heeft gezet. Achter in zijn tuin staat er een groot tuinhuis. Daar woont Morriske.
“Ja” zucht mijn vader als Morriske weg is, en kreunt terwijl hij de mortel met de rei afrecht. “Ge gaat niet anders kunnen, jongen. Ge zult toch ne keer achter noten moeten gaan. Als ge die mens daarmee een plezier doet...”
Vanwaar we wonen is het via hobbelige binnenstraatjes tien minuten fietsen.
Ik zet mijn fiets tegen de gevel van het huis, en loop het paadje af tot aan het tuinhuis. Ik zie een oud vrouwtje die aan het keukenraam van het huis zit te breien. Ze schudt meewarig met haar hoofd.

“Maar kijkt eens wie er daar is!” Morriske loopt naar de koelkast, en duwt meteen een pintje in mijn handen.
“Zet u.” Hij trekt een formica stoel achteruit. Maar ik blijf liever staan, ik heb niet zoveel tijd. Ik moet nog naar de boer om verse melk voor mijn vaders allergie aan zijn benen. We staan naast elkaar en drinken uit het flesje, net als op het werk.
“Gij zegt ook niet veel hé?”
Het is best gezellig in het verrassend grote tuinhuis. Een keukentje en een kleine zithoek met rotanmeubelen.
“Wilt ge de slaapkamer zien?” Morriske opent een deur en samen kijken we naar binnen. En terwijl mijn ogen aan het duister wennen en ik een twijfelaar kan onderscheiden waarboven een Christusbeeldje hangt, voel ik opeens een hand die over mijn buik tast en in mijn broek verdwijnt. Even sta ik aan de grond genageld. Dan draai ik me om en ga terug naar de keukentafel, met Morriske achter mij aan. Ik drink snel mijn pintje uit.
“Nog eentje?” Er zit wat aarzeling in z’n zang.
“Neen, merci.” Ik loop naar buiten, het wegeltje af en ben al bijna aan mijn fiets als ik Morriske hoor roepen.
“De noten!”
Even twijfel ik, maar loop terug. Hij reikt me een halfvolle plastiekzak aan en geeft nog snel een schouderklopje.
Als ik langs het keukenraam kom, zwaait het vrouwtje naar me.

Thuis zet ik de zak op tafel.
“Allee! ’t Is nog de moeite!” Moeder haalt de notenkraker uit de lade.
De rest van de avond worden er noten gekraakt.

Een week later zijn we onze materialen aan het inladen. Het werk is afgelopen.
“Ewel merci”, zegt mijn vader, “dat wij nu Morriske niet meer gezien hebben. Ik heb hem zelfs niet kunnen bedanken voor de noten”. Een sigarettenpeuk plakt al geruime tijd aan z’n onderlip. Mijn vader kan hele verhalen vertellen zonder dat ze uit zijn mond valt.
Ik oefen mijn beste Morriske imitatie.
“Hij zal het te druk hebben met zijn noten”.
Maar zingen was nooit mijn sterkste kant.
“Onozelaar”, zegt mijn vader en start de bestelwagen.