zaterdag 16 juni 2007

Alleen Het Hart Weet Waarom

Joris V. was net vijftig geworden, en alhoewel hij er nog jong uitzag voor een man van die leeftijd, bleek hij ernstig ziek. Na twee zware hartaanvallen spraken specialisten van chronisch hartfalen en werd hem aangeraden om opwinding te vermijden. Hij slaagde daar aardig in, het stemde overeen met z’n zorgeloze natuur die, wonderlijk genoeg, eigenlijk volledig in strijd was met alles wat tot een hartkwaal kon leiden.
Ondertussen werd druk naar een donor gezocht, maar die bleek helaas niet ter beschikking. Patiënten van wie het einde in zicht kwam, werden gewikt en gewogen, met uitzondering van diegenen die aan een hartziekte leden.

Na verloop van tijd werd een ruilhart geschikt bevonden en mannen met geruststellende brillen rekenden glimlachend uit hoeveel dit alles zou kosten, een afgerond getal met vele nullen. Een spotprijs volgens de uitvoerende chirurg die er – zuinigjes over z’n bril heen kijkend - aan toevoegde dat een goed hart onbetaalbaar was.
Het slachtoffer was Randal F., een stille, teruggetrokken twintiger. Op zekere morgen zakte hij tot grote consternatie van z’n huisgenoten in elkaar. Na uren boren, zagen en snijden bleek dat de jongeling stervende was.

De heelkundige ingreep werd een succes, iedere dag verbeterde de toestand van Joris V. en na enkele weken reeds kon hij het bed verlaten. Daarna mocht hij algauw weer korte wandelingetjes maken, en revalideerde zo goed dat hij uitsluitend de allernoodzakelijkste medicijnen diende in te nemen.
Maar slechts bij uiterste nood mocht hij zich opwinden.

Maar Joris V. deed dit niet, het was niet nodig zei hij, niets was nog nodig zei hij, en zat uren in het park te kijken naar het spel van de wind in de bomen en het schuiven van de zon. Als hij dan uiteindelijk terug naar zijn kamer werd gebracht, waren z’n ogen gevuld met tranen. Hij zonderde zich af, wou geen bezoek meer ontvangen, en werd zo stil dat men vergat hoe z’n stem klonk. Niemand die er iets van begreep. Joris V. wiens gezondheid inmiddels opnieuw achteruit begon te gaan, liet zich in een zeldzame spraakzame bui aan de geschrokkenen ontvallen veel liever gewoon te zijn doodgegaan.

Op zekere morgen bleek z’n sombere wens vervuld. De ongelukkige had het tijdelijke voor het eeuwige ingeruild zonder aanwijsbare reden. Het was een raadsel. Wat had Joris V. zo aangegrepen, wat had de zorgeloze vijftiger de lust tot leven ontnomen?

Een vriend die als stagiair tewerkgesteld was in het ziekenhuis waar dit alles zich voordeed, vertelde me in de grootste geheimhouding hoe uit intern onderzoek gebleken was dat bij het screenen van het donorhart beslissende informatie werd achtergehouden, namelijk dat het hart van Randal F. dat er goed uitzag eigenlijk waardeloos was.
Ofwel, hoe Joris V. een gebroken hart kreeg ingeplant.

(1989)

maandag 11 juni 2007

Reiger


Mijn buurman zaliger zei altijd dat het geen zin heeft om met je hoofd in de wolken te lopen.
“Enkel op de grond kun je iets vinden”.
Ik hoor het hem nog zeggen.
Het mocht niet baten: nog steeds oefent wat zich boven me bevindt, een grotere aantrekkingskracht op me uit.
Om een voorbeeld te geven: zo registreer ik al langer vogels die - bij gebrek aan echte bomen - lantaarnpalen als uitkijkpost gebruiken alsof ze die vreemde, rechtop lopende wezens in beurtrollen observeren om bij te houden wat ze allemaal met het landschap uitrichten wanneer ze hun belachelijk grote, stenen nesten bouwen.
Merels, eksters, duiven, kraaien - enzovoort - verblijven graag en steeds vaker op een lantaarnpaal.
Gisteren zag ik hoe een blauwe reiger de wereld om zich heen vanuit deze bevoorrechte positie gadesloeg. Licht verontrust door de belangstelling die ik voor hem toonde, dook hij voorover en sloeg z’n imposante vleugels open. Plechtig klapwiekend verdween hij zonder enige haast alsof hij doordrongen was van nobele gedachten, tussendoor de grond afturend naar een kunstmatig aangelegd tuinvijvertje met van die heerlijke, malse goudvissen: uitstekend geschikt voor een avondmaal.
Mijn buurman zaliger en de blauwe reiger: een gemiste match.

zondag 10 juni 2007

Jimmy Frey


“Laat me los”, zegt ze, “zo kan ik niet werken.” Haar rok glipt uit m’n hand.
Een dans met stofdoek door de living.
Een beetje verbouwereerd maar vooral nieuwsgierig loop ik achter haar aan. Ze zingt:
“Schenk die rozen aan Sandra”.

Ik begrijp niet waarom ze zo uitbundig is, en hoewel ik aanvoel dat er iets niet juist zit, vervult haar opgewektheid me met een bijna euforische blijheid.
“Kom”, zegt ze, en neemt m’n handen vast. Achteruit leunend draaien we rond in cirkels, tot ik er dronken van word. Ze lacht terwijl ze verder zingt:
“’t Is misschien niet te laat...”.

Papa komt thuis.
Hij loopt tegen de tafel, struikelt, maar houdt zich overeind aan een stoel, en waggelt vloekend naar de kast, het gezicht vertrokken van woede. Hij tilt de plaat van de grammofoon zonder de naald weg te draaien. Een door merg en been dringende kras om hulp weerklinkt door de luidsprekers. Hij buigt de plaat tot ze barst, gooit de stukken op de grond en loopt naar de zitbank waar hij zich neerlegt, zijn gezicht naar de muur weggedraaid, de benen opgetrokken.

Tranen wellen in m’n ogen. Het is alsof ons huis instort. Alles is verloren.

Mama gaat met haar vingers door mijn haar.
Ze zegt niets. Ik durf niet te kijken.
Dan merk ik vreemd genoeg dat ze glimlacht, en samenzweerderig knipoogt.
Alsof ze zeggen wil dat alles oké is.
Dat mama en papa een spelletje spelen.

Een spelletje voor grote mensen, ik begrijp er niets van.
Alles wordt steeds ingewikkelder. Het brengt me in de war.
Er is zoveel dat ik nog moet leren, zoveel dat ik nog niet weet.

vrijdag 8 juni 2007

Gooibergen (Heuvelland)

Paradijs voor stedelingen!
Alcatraz voor de jeugd!

Waar een bromfiets een moto heet, een heuvel een berg,
en een fermette een villa alwaar
stinkertjes elke dag opnieuw proberen
om aan weerszijden van de oprit
zo oranje mogelijk,
en talloze klaprozen de berm opfleuren.

Hoge en lage velden, en boeren die op elkaar neerzien uit noodzaak.
In dit konijnenparadijs komt de zon wat later op,
en gaat iets vroeger onder.
Onvoorstelbaar dat tafels en bedden in die huizen kunnen,
verankerd in hellingen waarop ezels grazen
en waar het geurt naar koeienvla en paardenbrood.

Kasseistenen weggetjes die krinkeldewinkel
-dertig per uur is hier onhaalbaar-
en waar ze de zondag in schone kleren nog échte zonden begaan.
Hier krijgen postbodes gespierde kuiten die sporen vertonen
van vasthoudende kaken van schapers tot Yorkshire terriërs
en bakken moeders Mazarinetaart terwijl de melkboer op de loer ligt.

En, ja, hier zijn de hippies nog steeds in.
En, nee, geen raam is veilig.

woensdag 6 juni 2007

Vogeltjesdans

Kijk”, zegt ze, en als een jong meisje draait ze zwierig om haar as. Hij glimlacht even, bijna onzichtbaar van buitenaf. Dan haast hij zich naar buiten, waar het werk ligt te wachten. Want ze geven regen uit.
Ze trekt haar werkkleren aan, en werpt nog snel een blik op de jurk voor het kledingstuk in de kast verdwijnt. Ze voelt zich opgetogen. Uitgelaten. Iets wat ze al lang niet meer heeft gevoeld.
'Om een stuk textiel', denkt ze en slaat een hand voor haar mond. Plots ziet ze helder hoe ze staat te lachen in haar eentje. Dan gebeurt er iets vreemds; in een tel valt heel de wereld op haar hoofd. Het verstikt haar keel, maar het lukt tenslotte om te slikken, en ze veegt de tranen dapper uit haar ogen. Daar kalmeert ze van.
Héhé.
Dan neemt ze een schoffel en fietst naar het veld om te wieden.

Hij herinnert zich dat dansje terwijl hij de jurken overloopt. Lang geleden dat iemand er naar keek. Hij kent ze nog allemaal. Dat verrast hem.
Veel te jammer om weg te gooien; dat is eigen aan hem, hij kan niet gemakkelijk afstand van iets doen. En hij weet wel wat ze van hem zeggen, maar het is niet alleen omwille van het geld dat het gekost heeft. Je weet nooit waarvoor iets nog kan dienen.
Maar het is waar, van haar zouden ze al lang in zakken vertrokken zijn naar de arme landen.
Hij kiest er eentje uit. Vanuit de kast verhuist de jurk naar een houten kruis dat tussen jonge koolplanten wordt neergepoot. Het kruis verandert in een menselijk wezen, krijgt iets vrouwelijks.

Zo hangt ze daar, in weer en wind, nat van dauw of regen, dag en nacht. Nu eens roerloos, dan weer meedeinend met een briesje, alsof ze ter plaatse een walsje danst. Soms venijnig wapperend, als een opgejaagde vlag. Zich ongenadig geselend met die kletsende slagen uitdelende zoom.
Een ritueel dat weken aanhoudt.
Als de planten allang groot zijn, hangt de jurk er nog. Pas kort voor de kolen gerooid worden, haalt hij haar weg en brengt ze terug naar de kast.
Misschien voor volgend jaar.

Misschien.

zondag 3 juni 2007

Wilco (woensdag 30 mei, Vooruit)


Wilco, de Amerikaanse, uit Illinois afkomstige altrockgroep fleurt al jarenlang te pas en te onpas m’n dagen op. Ze doen dat op basis van hun verstoorde, vervormde country rock, verschroeiende Americana met een psychedelisch tintje. Ik hoorde voor het eerst van de groep van Jeff Tweedy - in een ander leven samen met Jay Farrar het creatieve duo achter Uncle Tupelo - dankzij een vriend die me wees op hun tweede album ‘Being There’. Sindsdien ben ik een devoot fan, en maakt hun muziek deel uit van de soundtrack van m’n leven. Trouw schaf ik mij hun werk aan, en ben nog nooit ontgoocheld geweest.
Door tal van toevalligheden slaagde ik er niet eerder in de groep live aan het werk te zien. Toen bekend werd dat ze ter ere van hun nieuwste cd ‘Sky Blue Sky’ naar de Vooruit in Gent afzakten, trachtte ik zo snel mogelijk een kaartje te bemachtigen dat ik met een magneet aan de koelkast bevestigde, en iedere morgen bij het ontbijt ontroerd gadesloeg.
Toen ik die bewuste avond m’n wagen een kwartier voor aanvang in de nabijheid van het kunstencentrum wist te parkeren, voelde ik dat er niets meer mis kon gaan. Het werd één van die zeldzame keren dat m’n voorgevoel me niet in de steek liet.
Na een wat stroef en stuurs voorprogramma waardoor ik gemakkelijk in de eerste rijen voor het podium kon postvatten, namen Jeff Tweedy en z’n - deels vernieuwde - band Wilco het podium in. Ze begonnen de set met ‘Side With The Seeds’, een prachtige ballad uit het laatste album waarin Tweedy, gezegend met een natuurlijke cool en een bezwerende blik, z’n stem van z’n mooiste kant liet horen, afgewisseld met grofkorrelige gitaarpartijen.


Tweedy, ex-migrainelijder & ex-depressieveling, beweert momenteel in interviews herboren te zijn en eindelijk verlost van z'n demonen. Promotiepraatjes voor de pers? Bij elk nieuw werkstuk een nieuw verhaal?
Hoe dan ook, het nieuwe album klinkt minder experimenteel en een stuk toegankelijker dan we gewoon zijn maar gelukkig ligt het niveau wederom hoog, dus mij hoor je niet klagen.
Ze zouden er in totaal acht nummers uit brengen; ‘Impossible Germany’ zorgde voor vervoering in de beste Eagles traditie, ‘Sky Blue Sky’ voor een nostalgisch droommoment. Hoewel de nieuwe songs live overtuigden, misten ze – niet meer dan logisch eigenlijk – de nonchalante souplesse waarmee het oudere werk het concert naar een hoger plan tilde. Zinderende versies van ‘Muzzle Of Bees’, ‘Hummingbird’ en ‘Spiders (Kidsmoke)’ uit ‘A Ghost Is Born’, het volmondig meegezongen ‘Jezus, Etc.’ en het euforische ‘Heavy Metal Drummer’ uit Yankee Hotel Foxtrot: het waren enkele van die parels die voor een algemene adrenalinestoot onder de aanwezigen zorgde. In de tweede bisronde werd in schoonheid afgesloten met bevlogen versies van ‘Misunderstood’ uit Being There en ‘On And On And On’ uit het laatste album. Tweedy blijkt een bevlogen performer en een concert van Wilco een avontuur dat blijft nazinderen, en met pijl en hart op de schouder dient te worden getatoeëerd.